Heggenmussen
Astilbe is uitgeroepen tot vaste plant van het jaar 2008 en dat is volkomen terecht! Astilbes zijn langlevende vaste planten, waar je het jaar rond plezier van hebt. De Nederlandse naam is ‘Spirea’, maar dat is eigenlijk een struik en die behoort tot een heel andere familie. Astilbe is lid van de steenbreekfamilie: Saxifragaceae. Oorspronkelijk komt deze plant uit het oosten van Azië.
Er kan gekozen worden uit ongeveer vijfentwintig soorten. De meest bekende hybriden (kruisingen) zijn arendsii, japonica, chinensis en simplicifolia. De naam Astilbe komt uit het Grieks en betekent: zonder (‘a’) glans (‘stilbe’). Dat klinkt niet als een aanbeveling, maar toch zijn deze planten een aanwinst voor elke tuin. Binnen doen ze het trouwens ook goed, als plant of als snijbloem. Of als droogbloem! De plant kan na de bloei in de tuin gezet worden. Ze houden van vochtige grond in halfschaduw, met in het voorjaar mest en compost. Op een plekje in de zon doen ze het ook, maar dan moet er wel regelmatig water gegeven worden. Astilbe houdt niet van veel boomwortels in de grond en voelt zich een stuk beter in de schaduw van een gebouw of schutting. Maar langs de vijver gedijen ze ook en daar weten vlinders ze zeker te vinden.
In hoogte variëren Astilbes van 15 tot 120 centimeter . Vooral de lagere soorten zijn ook heel geschikt als bodembedekker.
Astilbe heeft mooi, varenachtig blad. Over het algemeen is de bladkleur groen en, inderdaad, niet glanzend. Maar er zijn altijd uitzonderingen. Het blad van A. simplicifolia is donker én glimmend, aan donkere bladstelen, wat mooi combineert met de zachte kleurtjes van de losse bloempluimen. ‘Dunkellachs’ is donker zalmkleurig en ‘Sprite’ is iets donkerder roze.
Er zijn ook Astilbes met gekroesd blad, zoals A. crispa ‘Perkeo’, slechts 20 centimeter hoog. In een van zijn boeken noemt Christopher Lloyd Astilbe chinensis taquetti; het gekrulde blad vond hij mooi, de plant zaaide zich ook goed uit en hij had deze donker mauve plant gecombineerd met krachtige gele Ligularia’s. Lloyd had een voorkeur voor tamelijk bonte kleurencombinaties, maar dit mauve met geel was zelfs hém teveel, schrijft hij. Dan is het wachten op de winter, wanneer de mooie zaadhoofden bruin verkleurd en stram maandenlang een prachtig silhouet leveren!
Overigens zijn er genoeg Astilbes die qua kleur goed samengaan met gele bloeiers. A. thunbergii ‘Prof. Van der Wielen’ bijvoorbeeld. Deze 1.20 meter hoge plant lijkt wel op Aruncus (geitenbaard), met zijn witte, elegant afhangende losse pluimen in augustus/september. Veel later dus dan Aruncus, die in juni/juli bloeit. Ze zouden elkaar kunnen opvolgen.
Andere voorkomende kleuren zijn lichtroze, roze, donkerroze, lila en rood. Binnen deze kleuren wordt verder verfijnd, naar framboosrood, karmijnrood, crème, lilaroze tot zelfs purperroze.
Astilbe chinensis taquetii ‘Purpurlanze’, wat stijf opgaand tot een meter hoogte, heeft 30 centimeter lange vertakte purperroze bloeiwijzen. Voor Piet Oudolf en Henk Gerritsen, auteurs van ‘Droomplanten’, is dit er een! Vlakken ‘Purpurlanze’ sieren de omslag van het boek, in combinatie met o.a. grassen, Persicaria (duizendknoop) en Sanguisorba (pimpernel). Voor een rood/rozige hoek is deze plant ook leuk samen met Eupatorium (lever- of koninginnekruid), Echinacea purpurea (zonnehoed) en Sedum ‘Herbstfreude’. Al deze planten hebben een stevig wintersilhouet!
Nog meer combinaties: met Hosta, Darmera peltata en varens.
GEORG ARENDS
Sterke Astilbes zijn de arendsii-hybriden, zoals ‘Brautschleier’(wit), ‘Fanal’ (donkerrood, donker blad), ‘Amethyst’(violet!) en ‘Cattleya’ (roze, heel mooi). De Duitse kweker en tuinbouwkundige Georg Arends (1863-1952) hield zich rond 1910 al bezig met het kruisen van uit Japan afkomstige Astilbes. Dat heeft de Astilbe japonica-hybriden opgeleverd, waaronder de witbloeiende ‘Irrlicht’. Twintig jaar later, in 1930, bracht Arends nieuwe en nog betere variëteiten op de markt: de arendsii-hybriden, uit kruisingen van weer andere soorten. In vijftig jaar tijd heeft Georg Arends vierenzeventig verschillende variëteiten Astilbe gelanceerd. Daarnaast hield hij zich met nog tal van andere plantensoorten bezig, waaronder Hosta. Zijn kwekerij in Wuppertal bestaat nog steeds en wordt nu geleid door zijn kleindochter, Anja Maubach.
PROBLEEMLOOS
PROBLEEMLOOS
Astilbes zijn nauwelijks gevoelig voor ziekten en plagen. Slakken kennen ze niet en het liefst staan ze zo lang mogelijk op dezelfde plaats. Omdat ze zich goed uitbreiden komt er toch een moment waarop de planten gedeeld moeten worden. Ofwel om de vijf jaar óf wanneer de plantkluit boven de grond uit komt. Dat delen gebeurt in het voorjaar of in de herfst. Bij het opnieuw uitplanten geldt: zeven planten per vierkante meter.
Al met al een aanrader, deze vaste plant van het jaar 2008: de Astilbe. Wie ze nog niet heeft, moet er beslist naar uitkijken. Moeilijk verkrijgbare soorten zijn vaak via Google, op Internet, te achterhalen … en te bestellen!
Maart 2008
Geen opmerkingen:
Een reactie posten