zaterdag 15 december 2007

DE TWAALFDE MAAND

Heggenmussen



ZONNEWIJZER PRINSENTUIN GRONINGEN

Vertaling Latijnse tekst bovenin:
DE VERGANE TIJD IS NIETS
DE TOEKOMENDE TIJD ONZEKER
DE HUIDIGE WANKEL
ZORG DAT JE DE JOUWE NIET VERSPILT
December. Alweer is er een jaar voorbij en we zijn het er allemaal over eens: de tijd gaat snel. Steeds sneller, lijkt het wel. Toch zijn wij op dit punt geen kampioenen. Dat ontdekte ik toen ik mij afvroeg waarom onze twaalfde maand december heet. ‘Decem’ is Latijn voor ‘tien’. En omdat er buiten toch niet zoveel te doen is, kunnen we binnen net zo goed lezen hoe de tiende maand de twaalfde werd!
ROMEINSE KALENDER
Ten tijde van de Romeinse kalender, tot plm. 700 v. Chr., telden de jaren 304 dagen in slechts tien maanden. Dus heette de laatste, tiende maand van het jaar ‘december’. En maart (Latijn: Martius), genoemd naar de Romeinse oorlogsgod Mars, had de eer het nieuwe jaar te beginnen. Voor de periode in de winter, tussen December en Martius, werden geen maanden benoemd; die dagen telden eenvoudigweg niet mee!
Maar met de kalenderhervorming in 717 v. Chr. door Numa Pompilius kwam daar verandering in en werden Januarius en Februarius toegevoegd als elfde en twaalfde maand. Het aantal dagen per jaar kwam toen op 355. Om de kalender kloppend te krijgen met de seizoenen werd af en toe een dertiende maand toegevoegd, de schrikkelmaand Mercedonius.
Toen in 153 v. Chr. De Romeinse consuls per januari hun ambt aanvaardden, werd deze maand de eerste van het jaar en daarmee december de twaalfde. Zo ging dat dus.
JULIAANSE KALENDER
Maar ook met deze kalender kwam het niet helemaal goed en in 46 v. Chr. besloot keizer Julius Caesar dan ook tot de invoering van een nieuwe kalender: de Juliaanse.
Dat bleek niet eenvoudig te zijn en door fouten bij de invoering en verkeerde berekeningen kwam men uiteindelijk uit op plm. 445 dagen per jaar: teveel van het goede.
Keizer Augustus, achterneef van en geadopteerd door Julius Caesar, herstelde de fouten in 8 v. Chr. door voor de komende zestien jaar de schrikkelmaanden af te schaffen. Om alsnog de invoerder van de Juliaanse kalender te eren, kreeg de vijfde maand uit de eerste Romeinse kalender (Quinctilis genaamd) de naam Julius (juli) en ter ere van zichzelf noemde hij de aanvankelijk zesde maand (Sextilis) Augustus.
GREGORIAANSE KALENDER
Na meer dan 1500 jaar echter bleek deze kalender toch een beetje opgeschoven in de tijd. Zo hoort Pasen op de eerste zondag na de eerste volle maan na 21 maart te vallen: het begin van de lente. Dat lukte niet meer en in 1582 besloot paus Gregorius XIII daarom tot een nieuwe aanpassing. In de maand oktober van dat jaar werden tien dagen overgeslagen. Op donderdag 4 oktober volgde vrijdag 15 oktober. Bovendien werd het schrikkeljaar ingevoerd, met elke vier jaar een dag extra in februari. Daarmee was de zaak voorlopig weer rechtgetrokken, zij het dat niet iedereen direct akkoord ging. In Engeland veranderde men voortvarend 3 september in 14 september, waarop het volk de hen ontnomen dagen terugeiste: ze wilden niet elf dagen eerder dood! Ook Spanje en Portugal voerden deze Gregoriaanse kalender onmiddellijk in, evenals in Nederland Holland, Zeeland en de zuidelijke gewesten. De protestantse gebieden gingen echter pas rond 1700 overstag. Sommige Oosters-orthodoxe kerken volgden nog later of ze gebruiken tot op heden de Juliaanse kalender voor de vaststelling van hun religieuze feestdagen. Zo wordt in Rusland het kerstfeest twee weken later gevierd: in januari.
De laatste overstap naar de Gregoriaanse kalender werd door China gemaakt: in 1949.
BETEKENIS
Januari (Latijn: Januarius) is genoemd naar Janus, de Romeinse god van de tijd, maar ook van deuren, van ingang en uitgang. Hij was de god van de twee aangezichten (Januskop!). Waarschijnlijk is zijn naam verbonden met ‘zonnedoorgang’.
Februari (Latijn: Februarius) is de maand van het reinigingsfeest en in de Romeinse kalender van 717 v. Chr. de laatste maand van het jaar, waarin de godsdienstige reiniging van afgestorvenen plaatsvond. ‘Februa’ betekent reiniging, verzoening.
Van maart (Latijn: Martius) is niet veel meer bekend dan dat deze maand genoemd is naar de Romeinse oorlogsgod Mars.
April (Latijn: Aprilis) is afgeleid van ‘aperire’, dat ‘openen’ betekent: de natuur ontluikt.
Mei (Latijn: Maius) verwijst naar de godin van de vruchtbaarheid en beschermster van alles wat groeit en bloeit: Maia.
Juni (Latijn: Iunius) is genoemd naar de Romeinse godin Juno, de vrouw van Jupiter en godin van het huwelijk.
Juli, voorheen de vijfde maand ‘Quinctilis’, staat voor keizer ‘Julius’ Caesar, die de Juliaanse kalender introduceerde.
Augustus, voorheen de zesde maand ‘Sextilis’, eert keizer Augustus, die in 8 v. Chr. de Juliaanse kalender verbeterde.
De resterende maanden zijn vervolgens eenvoudig genummerd, maar wél volgens de oudste Romeinse kalender. Septem = zeven; september was dus de zevende maand. De achtste maand (octo) was oktober, november (novem) de negende en december, zoals gezegd, met ‘decem’ de tiende.

Zó zit dat, met onze twaalfde maand én al die andere. Een fijne decembermaand gewenst, met een goede ‘zonnedoorgang’ in januari!

December 2007


maandag 10 december 2007

PLANTAARDIG


In míjn tuin …
… ziet het er steeds ‘aard’iger uit. Nu struiken, bomen en planten kaal en in winterrust zijn, komt De Aarde aan het oppervlak: je kunt de wereldbol hier zien! Om de wereld aan te raken hoef je je hand maar op de grond te leggen! Een aardige, maar ook fascinerende gedachte. Voer voor filosofen!
Wij zijn zo verbonden met aarde. Met beide benen op de grond, dat voelt goed. En tuiniers dan, met ook beide handen in de grond, dat voelt nog beter! Hoewel ikzelf meer praktisch dan filosofisch van aard ben, blijf ik er toch over nadenken: het verband in de tuin tussen mensen en aarde. En is er een verband met planten in de tuin, in de aarde?
Een verband is er zéker (uit stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren!), maar er zijn toch méér verschillen.
Ik denk dat tuinen de vreedzaamste plekken ter wereld zijn.
De planten die je daar met hun wortels in de aarde zet, zullen niet anders dan hun best doen om te groeien en uiteindelijk tot bloei te komen. Zonder morren en maren voegen ze zich naar de omgeving met slechts één simpel doel: zich voort te planten. Wij profiteren van deze onbaatzuchtige drift door uitgebloeide bloemen weg te halen vóór de plant zaad kan zetten. Noodgedwongen produceert de plant nieuwe bloemen. Doelgericht en zonder protest!
In een vanzelfsprekend ritme ontluiken planten in de lente, bloeien in de zomer, verspreiden hun zaden in de herfst en trekken zich terug in de winterse aarde. Er is geen haast, steeds méér is niet nodig en er is geen wedijver. Planten die in de verdrukking komen of voedingsstoffen missen omdat wij ze op een verkeerde plek gezet hebben, komen niet bij je klagen of demonstreren. Ze trekken zich terug, sterven af en gaan op in de aarde - mogelijk zullen hun zaden het beter treffen.
Maar deze ‘plantaardige’ gelatenheid zou van ons mensen teveel gevraagd zijn. Wij onderscheiden recht en onrecht (terecht of onterecht) en zijn niet geneigd de dingen op hun beloop te laten. Zo vreedzaam als een tuin zal onze wereld dus nooit worden, hoe hard wij dat deze maand ook wensen.
Maar misschien kan de tuin ons een spiegel voorhouden: mag het af en toe wat minder?
Ík wou soms best plantaardig zijn, verzoend met het leven, in een aardige tuin …

December 2007