dinsdag 10 mei 2005

KIPPEN

In míjn tuin …


... woedt een strijd op leven en dood, achter de heg, in het ‘buitentuintje’. Ik heb het over mijn twee kippen. Ze vechten niet met elkaar, maar ieder voor zich. Roerloos en geluidloos, want mijn kippen zijn zuiver plantaardig. Ik heb ze zelf geknipt - uit struikjes ‘lonicera nitida’.
                                                                            
Gelukkig maar, dat ze niet echt zijn. Dan zou horen en zien je vergaan. Heb je wel eens een kip een ei horen leggen? Het begint met een zacht, aanhoudend gejammer dat langzaam, maar wel heel zeker, aanzwelt. Tussendoor haalt de kip hard en hoog uit: tòk! tok tok tok tok wi-èèh! Steeds harder, tot ze uiteindelijk schreeuwend haar ei legt. Een goed gespeelde barensscène op de televisie is er niets bij.
Maar voor een echte kip is dit dagelijkse routine. Nee, dan wat mijn kippen meemaken. Die worden ondergepiest en -gepoept, ‘en passant’ in elkaar getrapt en dan kom ik ze redden door tien buisjes per kip door ze heen te timmeren - zodat ze niet meer tot op de grond vertrapt kunnen worden.
Voor honden en katten maakt het trouwens niks uit, of zo’n kip gelardeerd is of niet. Gezien: ergens gaat een voordeur open, hond stormt naar buiten, regelrecht naar mijn kippen, plast er flink tegenaan, rent terug, voordeur klapt dicht! Ook weer klaar!
Katten snuffen eraan met kleine rukjes: alsof de kippen onder stroom staan. Als het ze bevalt (of juist niet?) draaien ze zich om en gaat hun staart in top. Tot zover kun je rustig toekijken. Maar begint de staart te trillen, dan ben je te laat: met een krachtige straal markeert de kat het struikje: “Die is van mij!” En zonder nog om te kijken wandelt hij weg. Of zij: een poes kan het ook.
Menigmaal heb ik op het punt gestaan mijn kippen uit hun lijden te verlossen. En daarmee ook meteen mijzelf, want ik lijd hevig mee. Maar een grenzeloos vertrouwen in mens en dier (het zal toch wel een keer ophouden?) weerhield mij en steeds borg ik de zaag weer op.
Toen kwam de vorst. Één nachtje maar, zo’n twintig graden. Mijn wintergroene kippen, nog gebutst en gedeukt van het laatste molest, leken het nu zelf op te geven: dor en bruin stonden ze daar, gereed om al het blad te laten vallen. Dan toch maar de zaag erin? Maar als het weer genoeg is opgeknapt om iets in de tuin te doen, zijn mijn kippen alweer voor de helft uitgelopen en ik kan het niet over mijn hart verkrijgen.
De strijd zet zich voort - ongehoord - in het ‘strijd’perk in mijn tuin!
 
Mei 2005