dinsdag 15 mei 2007

ZWIJNEBEIERS IN DE MEIMAAND!

HEGGENMUSSEN
Vol verbazing hebben we in de afgelopen maand op onze terrassen gezeten, biertje onder handbereik, kijkend naar de onstuimige groeikracht waarmee blad en bloemen onze tuinen vulden. Wat ongerust over de enkeling, die ondanks de warmte zijn eigen schema aanhield en ‘achterbleef’!
Het ging nog lang goed, na de overvloedige regen in de eerste maanden van het jaar, maar uiteindelijk moest toch de tuinslang worden uitgerold om de scheuren in de droge grond weer eens met water te vullen. Bomen in de tuin brengen nu welkome schaduw en filteren het hete zonlicht op de planten. Zeker, ze slorpen honderden liters water per dag op, maar hun wortels reiken ver en per saldo zijn de planten in hun schaduw beter af. En wijzelf, niet te vergeten! Daarnaast hebben bomen een verschonend effect op het milieu: ze geven zuurstof af, verdampen vocht, waar we ook wel eens teveel van hebben, en vangen zwevende stofdeeltjes uit de lucht. Wie nog geen boom heeft, moet er nú een planten. Hier is een hele leuke, ook geschikt voor de kleine tuin: de meidoorn!
MEIDOORN
De meidoorn komt van nature voor in koele gebieden; in Nederland in bos en duin. Maar hij is ook op grote schaal aangeplant, als boom of struik. En nu in mei, in volle bloei, is hij overal op grote afstand al te zien.

Meidoorn in het vroege voorjaar
Meidoorn behoort tot de familie van de Rosaceae en de Latijnse naam is Crataegus. De twee meest voorkomende soorten zijn Crataegus monogyna (eenstijlig; met één stamper) en Crataegus laevigata (tweestijlig; met twee stampers). Het verschil is summier en vaak moeilijk vast te stellen. Ook van de volksnamen word je niet veel wijzer: deurnboom, haagdoorn, kurtsebeiers, peerdeweepen, spukdoorn, vretbeienboom of zwijnebeiers. En dit zijn ze nog niet eens allemaal! Crataegus zegt wel iets: het is het Latijnse woord voor het Griekse ‘krataios’, wat ‘krachtig, sterk’ betekent. De meidoorn levert dan ook hard hout. Zo hard, dat het vroeger wel gebruikt werd voor het beulshakblok!
Meidoorn is niet kieskeurig en neemt genoegen met zowel een matig droge als een vochtige standplaats. Hoe meer zon, hoe meer bloei. Dat wel. Het blad van C. monogyna is diep ingesneden en dat geeft een vrolijk aanzicht. Bij C. laevigata is het blad minder diep ingesneden, maar het kan variëren. De bloemen, op het hout van het vorig jaar, zijn wit, geuren van ‘sterk’ tot ‘weeïg’ (dat is persoonlijk) en trekken vooral bijen, wespen en vliegen aan. In september zijn de vruchtjes rijp: donkerrood en met een pitje. Merels, lijsters, spreeuwen, vinken en mezen eten er graag van. Wat nog overblijft, is in de winter voor de kramsvogel en de koperwiek. Of we plukken ze zelf en maken er jam, gelei, siroop of wijn van. Ze zijn ook zó te eten: licht zoet. Meidoorns zijn absoluut niet giftig en worden als boom veel aangeplant in straten en parken. Ze zijn ook zeer geschikt voor een kleine tuin: tot zes meter hoog, met een kroon van drieënhalve meter in doorsnee. De roodbloeiende meidoorn, C. laevigata ‘Paul’s Scarlet’, iets kleiner, levert helaas geen bessen, maar heeft wel gevulde rode bloemen.
Meidoorn in bloei

SNOEIEN
Je kunt de boom vrij uit laten groeien – van zichzelf heeft hij geen uitgesproken model – maar de kroon kan ook in een bol- of kegelvorm gesnoeid worden. Dat gaat dan wel ten koste van de bloei. Struiken kunnen eens per twee à drie jaar tot vlak boven de basis worden teruggezet, in de winter, als het niet vriest. In het groeiseizoen kan een haag of boom in bolvorm één- tot tweemaal worden bijgeknipt. Volgroeide bomen hoeven nauwelijks gesnoeid te worden, wat gezien de takdoorns wel zo prettig is. Wel moet dood hout verwijderd worden en ook schurende takken moeten gesnoeid worden. De warrige, dichte groeiwijze van de meidoorn biedt in combinatie met de stekels een uitstekende nestgelegenheid aan vogels.
VLECHTHEGGEN
Voor een dichte, ondoordringbare haag wordt eenstijlige meidoorn aangeplant op dertig centimeter van elkaar. Zo werden in Engeland tussen 1650 en 1850 percelen afgebakend om het vee bij elkaar te houden. Draad was te duur en stenen, om muren mee te stapelen, waren niet overal voorhanden. Veel hagen daar zijn meer dan tweehonderd jaar oud, zo meldt The Observer’s Book of Trees. Maar ook in ons eigen land, in de uiterwaarden van de Maas, worden kleine percelen van elkaar gescheiden door meidoorn- of sleedoornhagen. Dit zijn ‘gelegde’ hagen: de struiken worden half doorgezaagd en opzij uitgebogen. Op de zaagplek groeien nieuwe takken en de uitgebogen takken van de struiken groeien in elkaar. Dat geeft een dichte doornige haag als veekering en roofdierwering. Na het onderlopen van de uiterwaarden en het terugtrekken van het water, blijft het slib achter de hagen achter, waarmee daar een vruchtbare bodem ontstaat. Maar vooral kort na de Tweede Wereldoorlog zijn veel van deze ‘vlechtheggen’ verdwenen: er was een overschot aan prikkeldraad. Ook is het schrikdraad uitgevonden. Dat neemt aanzienlijk minder ruimte in en vraagt ook minder onderhoud. Maar op de grens van Noord-Brabant en Limburg is het eeuwenoude landschap, uniek voor West-Europa, bewaard gebleven. De ‘Maasheggen’, zoals dit natuurgebied heet, vormt een bijzonder ecosysteem met zeldzame planten en diersoorten.
Goed, dat hoeft allemaal niet, bij ons in de tuin, maar het onderstreept nog eens de kwaliteiten van de meidoorn, die overigens wel vijfhonderd jaar oud kan worden. Is er nog ruimte in de tuin voor een leuke boom die schaduw brengt, denk dan aan de meidoorn: een zwijnebeier, om elk jaar de meimaand mee te vieren!
Mei 2007