vrijdag 10 juni 2005

OPTOCHT VAN KRAKEPITTEN

In míjn tuin …

... kun je wonderlijke optochtjes tegenkomen van voorkruipers, treuzelaars en één naloper. Dat ben ik natuurlijk. Altijd achteraan, altijd te laat, vroeger in de gymles al en nu dus in mijn tuin. Mijn schoonmoeder zou ze ‘optocht van krakepitten’ genoemd hebben!

tamboer-maître!

De voorkruipers zijn die leuke bodembedekkertjes, die in tuincentra in net zulke kleine potjes staan als ‘gewone’ planten. Maar o wee, als je ze daar uithaalt en ze in je tuin zet. Ruimte geven hoeft niet: die nemen ze zelf wel. Hun nazaten zwaaien zich aan lange stengels behendig over andere planten heen, schieten bij de eerste aanraking met de grond wortel, om vandaar in rap tempo hun eigen nazaten te lanceren. Of ze verspreiden zich geniepig via ondergrondse wortelstokken. En overal zaadjes laten vallen natuurlijk. Daarbij bloeien ze ook nog heel verleidelijk, zodat je ze ‘nog maar even hun gang laat gaan’.
Helemaal fout! Nalopen moet je ze, die brutalen die je halve tuin hebben, en uittrekken! Neem het op voor de planten, die zo bescheiden hun plaats weten en geen verweer hebben tegen deze Van Dalen (lelietjes, ja), guichelheil, smeer-, bloed- en adderwortel, kwispelgerst, slijkgras, stinkende gouwe, tripmadammen en dovenetels! (Ik ken ze echt wel, hoor, de Nederlandse namen!)
Ach, die arme treuzelaars, die maar niet kunnen besluiten of ze nu eindelijk zullen gaan bloeien en dan alweer overwoekerd worden door vrolijke roze, witte en gele dovenetels. Wég is de zon op de blootgelegde wortelstokken van de ‘Iris germanica’ die ik in 1993 heb geplant en die in mei 2000 voor het eerst bloeide. Zeker een millenniumschok gehad. Ik dacht toen dat hij over zijn besluiteloosheid heen was en verheugde mij op een jaarlijks terugkerend feestje met grote witte irisbloemen. Maar nee hoor! Niets dan blad rees op uit de wortels. Soms meende ik daar in het voorjaar iets te voelen, voorzichtig tussen duim en wijsvinger, maar de bloemen bleven weg.
Dan hield ik maar weer op met het nalopen van de voorkruipers; je wilt tóch kleur in je tuin. Ik wist intussen wel dat je irissen om de paar jaar, na de bloei, moet opspitten en opnieuw uitplanten. Zou dat helpen? Ik nam mij voor de irissen in andere tuinen goed in de gaten te houden, zodat ik op het juiste moment mijn onwillig exemplaar vanonder de dovenetels zou kunnen opspitten. Maar raad eens: een dikke knop prijkt plotseling boven de dovenetels en als een tamboer-maître voert mijn ‘treuzeliris’ voor de tweede keer in twaalf jaar de optocht aan van krakepitten in mijn wonderlijke tuin!

Juni 2005