zondag 15 januari 2006

MOESPOTTEN

Heggenmussen

Bijna half januari: het is al iets langer licht en we hebben al aardig wat sneeuw gehad. Maar er kan nog van alles komen - dat moeten we afwachten. Zeker is dat februari eraan komt. Menig tuinier kijkt daarnaar uit, want in februari kan er begonnen worden met zaaien, in de kas of binnen op de vensterbank. Eenjarigen, vaste planten: keus genoeg! En wat te denken van groentezaden! Het is toch zó leuk om iets te kunnen oogsten in je tuin. Zelfgekweekte tomaatjes halen bij mij de sla niet eens: we snoepen ze, zó van de plant! En boontjes, langs bamboestokken. Eerst bloeien ze, wit of rood, en dan kun je als toegift ook nog heerlijke boontjes plukken. “Maar jij hebt toch geen moestuin?!”  Nee, dat klopt en dat hoeft ook niet. Je staat versteld hoeveel groenten je in potten kunt kweken. En hoeveel soorten er zijn per ras; hoeveel kleuren en hoeveel bladvormen. Je kunt er op je terras leuke hoekjes mee maken, op kleur of van laag naar hoog. Ook in de border kan een ‘moespot’ een plekje krijgen - zolang je er maar goed bij kunt om te oogsten.

LEVERANCIERS
Tuincentra, maar ook supermarkten, verkopen een aardig assortiment groentezaden. Wil je meer keuze hebben, dan kun je catalogi aanvragen bij gespecialiseerde zaadleveranciers als bijvoorbeeld de Bolster in Kielwindeweer (biologische tuinzaden) of Vreeken, Postbus 182, 3300 AD Dordrecht. Op Internet hoef je maar ‘groentezaden’ in te tikken bij Google en je krijgt een schat aan informatie, inclusief foto’s - waarmee de verleiding érg groot wordt. Vaak gaat het om heel veel zaden per pakje: overleg met tuinvrienden, zodat er gedeeld kan worden. Of bewaar, indien mogelijk, het overgebleven zaad voor volgend jaar. Lees in ieder geval de aanwijzingen op de verpakking.
GESCHIKT VOOR DE MOESPOT
Mijn zoektocht in de groentezadenlijst van Vreeken heeft een lange lijst opgeleverd van groenten die in potten geteeld kunnen worden. Van alledaags tot heel bijzonder. Zoals de aardaker (lathyrus tuberosus). Een winterharde, knolvormende lathyrus, 30 tot 100 cm. hoog, met geurende lila bloemen. Aan het draderige wortelgestel worden langwerpige knollen gevormd en die zijn eetbaar - na één uur koken en pureren met melk en kruiden! Maar ook de bloemen, jonge scheuten en de zaadpeultjes zijn eetbaar. Een plant met veel mogelijkheden voor de tuinierende kok! Aardbei ‘Loran’ is speciaal ontwikkeld voor potcultuur: doet het prima in een hanging basket. Heb je een serre of kas, dan kan deze aardbei daarin vervroegd worden en bij voldoende warmte daar zelfs in de winter nog vruchten dragen: de kroon op je kerstdiner! Een aparte aubergine is ‘Bride’ (solanum melongena) met lila geaderde witte vruchten. Van januari tot april binnen vóórzaaien, na half mei buiten op een beschutte plek voortkweken. Mocht het een slechte zomer worden, dan groeit deze smakelijke aubergine ook goed op de vensterbank. Aubergine ‘Mini Bambino’ doet het als compacte plant heel goed in een pot. De ronde vruchtjes met een doorsnede van slechts drie centimeter zijn dieppaars van kleur en vroeg rijp. Met stokslabonen kun je de hoogte in: vier tot vijf boontjes per grote pot met evenzoveel bamboestokken. Boontjes hebben warmte nodig en het is nuttig om ze in maart binnen vóór te zaaien, zodat ze na half mei als plantjes naar buiten kunnen. Zet dan eerst de bamboestokken in de pot en daarna de plantjes, zodat je het wortelgestel niet beschadigt. Een eenjarige sierklimmer met prachtige purperkleurige bloei is de hyacintboon ‘Purple’ (dolichos lablab), die na de bloei korte groene tot lila peultjes produceert. Jong oogsten. Er is ook een witte variant van deze eenjarige: ‘Witte Sim’. Weetje voor het kleurenschema op je bord: eenmaal gekookt zijn de paarse bonen groen. Nog meer malse peultjes, maar dan groene, levert een oud middelvroeg ras: erwten ‘Sugar Dwarf Sweet Green’ (pisum sativum). De plant wordt zo’n vijftig centimeter hoog. Deze kerst ‘deden’ de platte peultjes (sugar snaps) € 2,49 per twee ons: tel uit je winst! Ook leuk om eens te proberen is de courgette ‘Black Beauty’ (cucurbita pepo) die nauwelijks rankt, compact groeit en donkergroene tot zwarte vruchten geeft. In april/mei binnen zaaien, na half mei naar buiten. Kappertjes zijn de in azijn ingelegde bloemknoppen van capparis spinosa. Vreeken importeert de zaden van dit struikje, met kleine ronde blaadjes en helderwitte bloempjes (als je niet álle bloemknopjes plukt!) uit Italië en beveelt hem aan als kuipplant. Heel lekker is jonge koolrabi ‘Logo’ (brassica oleracea), die half mei gezaaid kan worden en waar je niet al te lang op hoeft te wachten. Het is een mini-koolrabi die al na zeven tot negen weken geoogst kan worden. Ook al mini: het groene savooiekooltje ‘Protovoj’, dat weliswaar zeventien weken nodig heeft om tot volle wasdom te komen, maar dan wel zéér smakelijk is. En dan nu weer wat vrolijke kleurtjes in dit lijstje. Mini-paprika ‘Topepo Rosso’ (capsicum annuum) levert in een grote pot knalrode, kogelronde paprikaatjes, die ook nog eens lekker zoet zijn. Wie het heet wil hebben zaait binnen van januari tot april: peper ‘Bellingrath’s Purple’/‘Black Peru’ (óók capsicum annuum). Eind mei mogen de potten met purperen stengels en blad naar buiten. Deze plant bloeit purperlila en krijgt tenslotte zwarte pepertjes die rood narijpen. Wat een feest aan kleuren in één pot! Nablussen met water! Dat is bij de ananaskers niet nodig (physalis peruviana), familie van de bekende oranje lampionplant. Van januari tot april zaaien bij kamertemperatuur en vanaf half april in de kas zetten of buiten op een beschut plekje. Als de lampionnetjes vergelen zijn de zoete besjes eetbaar. Tomaten torsen het predikaat ‘moeilijk’. Wel in de volle zon, maar niet in de brandende zon; opbinden; mesten; eerst niet, dan wel veel water, enzovoorts. Daar zou ik me maar niet teveel van aantrekken: ze doen het prima, ook buiten in een pot. Wel op tijd binnen vóórzaaien. En het is natuurlijk een heel gedoe om te kiezen: groot, klein, rond, ovaal, rood, wit, geel! Maar lekker zijn ze allemaal!
Serieuze groenten leveren in een pot natuurlijk niet zoveel op. Kies de snelgroeiende snijandijvie ‘Romanesca’ (cichorium endivia). Vanaf maart zaaien bij 15°C. Lekker door de sla en, als je meer potten hebt, ook door de stamppot. Dat geldt ook voor spinazie ‘Reddy’: heel geschikt voor potcultuur en nog mooi ook met dieprode stelen en bladnerven. Pluk de blaadjes heel jong: lekker in rauwkost. Ook sla, in heel veel soorten, kan in potten gekweekt worden. Zaai met tussenpozen in meerdere potten: dan is er altijd wat te halen. Wie rabarber (rheum rhabarbarum) lekker vindt, is in goed gezelschap; koningin Victoria van Engeland was er dol op en er is dan ook een rabarbersoort naar haar vernoemd: Queen Victoria. Rabarber is probleemloos te kweken in een grote pot. Volledig winterhard; vraagt wel wat ruimte met zijn grote bladeren. Na het zaaien moet je een jaar geduld hebben, maar er zijn ook rabarberplantjes te koop. Het moet tenslotte leuk blijven.
HET VERST IN DE VERSTE VERTE!
Probeer eens iets uit en ondervind aan den lijve het genot van zelfgekweekte groenten. Versverpakkingen in de supermarkt? Die halen het in de verste verte niet bij ‘vers’ uit de moespotten in je tuin!
Januari 2006

dinsdag 10 januari 2006

CONSTRUCTIES

In míjn tuin …

… loert het gevaar. Onzichtbaar, maar levensgroot aanwezig!
Tussen de palen van de pergola heb ik een vogelvoerplank geconstrueerd. Op twee vastgeschroefde latjes rust de voerplank met een eindje daarboven nóg zo’n plank: het dak. Dat kan gekanteld worden, op steunlatjes die met één schroef vastzitten, en zo op de heersende windrichting worden afgesteld(!).
Er zijn haakjes in geschroefd om vetbollen, pindanetjes en -slingers aan op te hangen. Met elastiek bevestig ik een met voer gevulde jampot ondersteboven (!) aan een pergolapaal, vlak boven de voerplank: een voerautomaat! Lukt niet altijd in één keer.
Het leuke van deze constructie is, dat na de winter en een schrobbeurt de planken zó de garage in kunnen, waar ze nauwelijks ruimte innemen. En in de winter is het natuurlijk een leuk gezicht, zo’n MacDonalds voor vogels, op slechts een paar meter van je eigen eettafel.
Nu is het mijn gewoonte om iedere ochtend het tafellaken buiten uit te kloppen, op dezelfde tijd en dezelfde plek: vóór het buxusblok, onder de krentenboom. Die zit dan ook elke ochtend vol met zo door mij afgerichte hongerige mussen. Ik klop het laken uit, doe net of ik ze niet zie en ga weer naar binnen. Want ze heten dan wel brutaal te zijn, tam zijn ze zéker niet. Zodra ik uit beeld ben, landt het hele stelletje op de tegels om zich daar hippend en tsjilpend tegoed te doen aan de kruimels en in het seizoen versnipperde sneetjes brood.
Als ik na het aanbrengen van de voerplank de stukjes brood dáár deponeer, leidt dat tot grote verwarring: het duurt dagen voor het tot hun hersencelletjes doordringt wat de bedoeling is en het brood blijft liggen. Flauw van mij om de natuur zo te willen dresseren. Zolang het niet sneeuwt is er toch niets op tegen om ze gewoon op de grond te voeren? Dus voer ik de mussen weer op de tegels, onder de krentenboom, voor het buxusblok. En dáár loert het gevaar!



Ineens hoor ik de stilte in de achtertuin. Maar er is niets verontrustends te zien. Ik blijf nog even staan, voor het raam, en schrik me een ongeluk als er plotseling een groot kattenhoofd uit het buxusblok steekt! Met ogen als stuiters kijkt hij mij aan: de schrik is geheel wederzijds! “O, jij lelijke …!” Maar natuurlijk is hij sneller dan ik: met een soepele sprong volgt er nu ook een groot kattenlijf uit de buxus en wég is hij, de tuin uit! En ik riep nog zo trots de afgelopen zomer: “Wat is dat buxusblok al mooi dichtgegroeid!”
Ik zal weer iets moeten ‘construeren’: prikkeldraadversperring rond de buxus in mijn vogelvriendelijke tuin!
 
 
Januari 2006