donderdag 15 juni 2006

EEN DESTRUCTIEVE HOBBY?

HEGGENMUSSEN

Resultaat!
De aankomende tuinier verheugt zich over de kale grond bij zijn zojuist opgeleverde huis. Hij heeft vanaf nu een nieuwe hobby: tuinieren, en is vastbesloten er iets moois van te maken. Allereerst bewerkt hij de grond tot een vruchtbare bodem. Hij rolt een grasmat uit en plant hagen, bomen en struiken. Op de voorgrond zullen vaste planten de tuin opfleuren en voor het vroege voorjaar stopt hij bollen in de grond. Waar nodig houdt hij zich aan bemestingsschema’s en in tijden van droogte besproeit hij zijn tuin royaal met water. Het succes kan zo niet uitblijven en al gauw zit de groei er goed in. Merkwaardig genoeg is dit ook het moment voor een grote omslag bij de tuinier. Hij zal zijn tuin van nu af aan niet meer betreden zonder een snoeischaar, grasmaaier, takkenschaar, heggenschaar of boomzaag! De tuin is een ‘maaiveld’ geworden. Weliswaar met verschillende niveaus, maar toch. De eerste kopjes die rollen zijn de bloembollenbloemen en de tuinier moet zich inhouden om niet ook meteen stengels en bladeren af te knippen. Spoedig daarna beginnen de hagen een wollig uiterlijk te krijgen en hij haast zich om zijn hagen met de heggenschaar tot de orde te roepen. Voorjaarsbloeiende struiken worden ontdaan van uitgebloeide takken: weg ermee en bij het maaien van het gras stelt hij de messen per week een centimeter lager af. Destructie alom! Daarna heeft de tuinier veel werk met het bemesten van zijn ‘maaiveld’: voor nieuwe groei.
Het lijkt op water naar de zee dragen: groeien doet kennelijk snoeien. Toch is de uitdrukking precies andersom: snoeien doet groeien! En dat is óók waar. Snoeien is een belangrijk onderdeel van het tuinieren. Vruchtzetting en bloei worden erdoor bevorderd, maar ook de verdichting van een struik of haag. Bovendien houd je je planten al snoeiend binnen de perken en die zijn voor de meesten van ons nu eenmaal beperkt. Handig om te weten: sterke snoei leidt tot sterke groei en lichte snoei zal de groei slechts matig beïnvloeden.
SNOEIGOEDE HAGEN
Het meest gesnoeide onderdeel van de tuin is de haag. Haagplanten kunnen sterk van elkaar verschillen, maar één eigenschap hebben ze gemeen: ze verdragen sterke snoei. En die is niet alleen nodig voor de vorm, maar ook om de groei en daarmee de dichtheid van de haag te bevorderen. Voor hagen is in de tuin vooral een ondersteunende rol weggelegd; ze dienen zowel letterlijk als figuurlijk tot omlijsting en moeten met zorg gekozen worden. Wie een haag wil planten moet veel afwegingen maken. Hoe hoog moet hij worden; wintergroen of bladverliezend, of zelfs winterbruin; met stekels tegen ongewenste indringers; al dan niet snelgroeiend; duur of goedkoop; hoe vaak moet er gesnoeid worden; grof of fijn blad, licht of donker? Ik heb de meest voorkomende haagplanten op een rijtje gezet. De prijzen komen uit de catalogus van de fa. Esveld (www.esveld.nl) en kunnen afwijken van die van andere leveranciers. Bovendien geeft Esveld nog kortingen, afhankelijk van de bestelde aantallen. Het gaat hier dus alleen om een vergelijking: goedkoper of duurder.
Bij de beukenhaag (Fagus sylvatica) zijn beide categorieën vertegenwoordigd. De ‘gewone’ beuk kost € 1,50 terwijl voor de rode beuk (F.s. ‘Purpurea’) het tienvoudige betaald moet worden: € 15,-. Bij zo’n prijsverschil zou je van kleur verschieten! Een imposante rode beuk op het boerenerf is dan ook van oudsher een teken van welvaart. Maar rood of groen: met beuken heb je een mooie haag, die ook in de winter een passende achtergrond biedt met het verdorde blad dat pas in het voorjaar afvalt. Beuken zijn geen snelle groeiers en hoeven maar twee keer per jaar gesnoeid te worden: in de tweede helft van juni en nog eens in de tweede helft van september.
Ook mooi is de gewone haagbeuk (Carpinus betulus). Iéts goedkoper (€ 1,25). Haagbeuk verliest in de winter zijn blad, maar loopt in het voorjaar eerder uit dan de beuk. Ook groeit hij sneller. Wanneer de uiteindelijke vorm bereikt is, kan hij tot vier keer per jaar gesnoeid worden. Doordat de haagbeuk een fijnvertakte groeiwijze heeft, is hij ook heel geschikt voor het vormen van bogen of zelfs een compleet prieel.
Wel héél gewoon is de liguster. Ligustrum vulgare ‘Atrovirens’ (bladverliezend) kost bij Esveld € 1,50. Bij de tot nu toe genoemde planten gaat het om een afleverhoogte van 50 tot 60 centimeter. Ligustrum ovalifolium (half wintergroen) kost € 2,- bij een hoogte van 60 tot 80 centimeter. Snelle groeiers, die van april tot oktober wel zes keer gesnoeid kunnen worden. Per strekkende meter zijn van de tot nu toe genoemde haagplanten drie exemplaren nodig.
Een krachtige, altijd groene haag geeft de heggenconifeer (Cupressocyparis leylandii) voor de prijs van € 7,-. Per meter twee à drie planten. Deze conifeer kan per jaar wel een halve meter groeien, maar hoeft toch maar één keer per jaar gesnoeid te worden: in juni. Onder het motto: ‘mag het ietsje meer zijn?’ veel waar voor je geld en niet teveel werk.

'Trapezium' in Prunus
Voor een laurierhaag (Prunus laurocerasus ‘Rotundifolia’) heb je aan twee planten per meter genoeg à € 10,- per stuk. Ook in de winter een levendige achtergrond met zijn grote glanzende bladeren. De laurier kan zelfs meer dan een halve meter groeien per seizoen. Snoei hem eind juni, begin juli en knip in oktober uitstekende takken weg.
Taxus staat bekend als een dure haag. Voor Taxus baccata rekent Esveld € 11,-. De plant heeft dan een hoogte van 50 tot 60 centimeter. Bij een hoogte van 30 tot 40 centimeter is de prijs € 7,55. Daarmee kun je in ieder geval aardig besparen op een toch wel heel mooie haag, die meer dan een leven lang meegaat.
Mooi en heel onplezierig om erdoorheen te breken is de gewone scherpe hulst (Ilex aquifolium). Per twee meter zijn vijf exemplaren nodig à € 20,-, maar daarvoor krijg je er van oktober tot november dan ook bessen bij. Snoeien als de laurier, met stevige handschoenen aan!
Als het allemaal niet zo hoog hoeft, is de randpalm (Buxus sempervirens) een uitstekende wintergroene haagplant. € 1,75 per stuk (15 tot 20 centimeter hoog) en vijf stuks per meter. Vanaf mei kan de buxus tot vijf keer per jaar gesnoeid worden. Wie geduld heeft kan ook zelf stekken of bij vrienden en familie taxuszaailingen inzamelen – geeft veel voldoening.
UITVINDING!
Tot slot een zelfbedacht snoeihulpstuk. Wanneer haag en vaste planten vrijwel in elkaar overgaan (!) is het opruimen van het snoeiafval een lastig karwei. Neem een rechthoekige plaat hardboard en schroef een scharnier in het midden van een lange zijde. Schroef aan het scharnier een lat en je hebt een ‘uitklapbord’ om voorzichtig tussen haag en beplanting te schuiven (zie foto). Het snoeiafval kan nu gemakkelijk bij elkaar gepakt worden. Wel steeds het bord een stukje opschuiven. Dubbelfunctie: bij tuinfeestjes kan het bord met een passende tekst op de stoep gezet worden: Hier is ‘t.
En hoewel het er soms de schijn van heeft: tuinieren is géén destructieve hobby!
Juni 2006

zaterdag 10 juni 2006

UITGAANSGEBIED

 In míjn tuin … 

… wordt het tijd voor een bewakingscamera. Het is een uitgaansgebied met alle kenmerken van dien en dus zijn ook de duistere kanten van de samenleving vertegenwoordigd. Vandalisme, ontvoeringen en doodslag zijn er aan de orde van de dag. Ik ben weliswaar beheerder van dit gebied, maar heb vrijwel geen zicht op wie, wat, waar of hoe. Het instellen van een uitgaansverbod werkt niet. Je róept wel: “En nu is het afgelopen!”, maar dat heeft geen effect.
Soms is er een spoor, maar dat loopt altijd dood bij het hekje of achter de regenton. Of de dader is via het luchtruim ontkomen: ook niet meer te traceren. De getuigen in mijn tuin zijn altijd stil. Zoals het kratertje in het buxusblok. Afgescheurde takjes geven een indicatie van het gewicht van het projectiel: een kat die, als een bommetje van de hoge duikplank, in de buxus is gekletterd? Een spoor van geknakte monnikskappen achter de vijver doet een overhaaste aftocht van een kat vermoeden. Maar nu het plantendek zich sluit, zijn pootafdrukjes niet meer terug te vinden.

Uitgaansgebied, onze achtertuin.
Zware verdenking rust op de ‘kra kra’ krassende kraaien in de zaak van het merellijkje, alsmede in die van de ontvoering van zijn nestgenootjes. Hun hoog, meerstemmig gepiep, als zat er een blazersensemble in de klimop, klonk nog na in mijn oren toen ik het levenloze mereltje op het terras aantrof. Gegrepen, maar niet gegeten. Hoogstwaarschijnlijk zijn z’n nestgenootjes wél opgenomen in de voedselketen, hetgeen aangemerkt kan worden als een verzachtende omstandigheid. Het leed overigens, dat door merelouders met hun onbeholpen hakwerk wordt aangericht onder de wormenpopulatie, is ook niet misselijk.
Ondanks strategisch uitgelegde bamboestokken zijn vrijwel alle goudvissen verdwenen. Aangezien de oorzaak niet gezocht kan worden in een wervelstorm, die ze uit de vijver gezogen zou hebben, moet het een criminele reiger geweest zijn. Ik vertelde mijn man van de reiger die overvloog, toen ik wanhopig nog wat voer in de lege vijver gooide, en die “Kèk!” riep. “Bedánkt?” vroeg mijn man. “Nee, bíjvullen!”
De knoppen van de forsythia werden gepikt door vitamineverslaafde dakloze mussen.

Tel de mussen!
(Aanklikken voor vergroting!)
En de vervuiling hier is buiten proportie. Niet één vogel heeft zich in de afgelopen winter bekommerd om het gemorste voer, zodat mijn tuinplanten zich nu moeten zien te handhaven in een woud van grassen, granen en wat er nog meer versneden wordt in vogelvoer.
Er komt een bewakingscamera in de appelboom en in de berging zullen we een meldkamer inrichten die door mijn man en mij in ploegendienst zal worden bemand.
Want uiteindelijk doe je álles … voor je tuin!
 
 
Juni 2006