zaterdag 12 maart 2011

MAART/APRIL


TUINKALENDER


Helleborus

MAART/APRIL

  Slijp de messen: het gras gaat weer groeien!
  Ook het onkruid: blijf wieden.
  Snoei de rozen. Op www.groei.nl zijn duidelijke instructiefilmpjes te zien.
  Wel opruimen, maar nog wat laten liggen voor de nestenbouwers.

Een sijsje!
  Wees bedacht op slakken!
  Schrob terrassen en vlonders schoon; het is glibberig op de groene aanslag.
  Houten tuinmeubels schrobben met groene zeep en goed afspoelen.
  Deel sneeuwklokjes tijdens of kort na de bloei.
  Ververs regelmatig het water in het vogelbad voor dagelijkse spetterfestijnen.
  Let bij de aanschaf van nieuwe planten op een goede verdeling van wél en níet altijd groen.
  Leg de kussens klaar: in de zon en uit de wind kun je al heerlijk buiten zitten!
Planten in potten water geven!

ZOMER/WINTERTIJD


Heggenmussen


Op 27 maart is het weer zover: we zetten de klok een uur vooruit en dan is het zomertijd. Misschien krijgen we Peter Heerschop nog eens te zien, die in het programma Kopspijkers hopeloos in de war raakte met het verzetten van de klok, zodat je het zelf ook niet meer wist. Met dit ezelsbruggetje is het trouwens gemakkelijk te onthouden: in het voorjaar gaat de klok een uur vooruit.

Tijd is een fenomeen, dat zichzelf regelt en waar we niets aan hoeven te doen. We kunnen de tijd versnellen noch stilzetten. Toch is er door de jaren heen flink aan gesleuteld, met het verzetten van de klok, en dat zal in de toekomst misschien nog eens gebeuren, want er circuleren meerdere varianten.

Eerst iets over de ‘meridianen’: halve cirkels over de aardbol van de Noord- naar de Zuidpool. De nulmeridiaan loopt door Greenwich in Engeland. Het Latijnse woord meridiaan betekent ‘midden van de dag’, ‘middag’. Wanneer de zon het hoogste punt bereikt heeft, is het twaalf uur: het midden van de dag en de ‘werkelijke zonnetijd’. Dat levert zelfs in een klein land als het onze meerdere tijdzones op; per graad op de wereldbol verschilt de tijd vier minuten. Uiteindelijk was dat toch wel lastig en in 1845 werd daarom voor alle gemeenten in Nederland één tijd aanbevolen: die van de paleisklok in Amsterdam. In 1880 stelde de NS een dienstregeling op, gebaseerd op de Amsterdamse Middelbare (zonne)Tijd, die toen bijna twintig minuten voorliep op de Middelbare Greenwich Tijd. In 1937 werd dit tijdsverschil afgerond op twintig minuten precies.

Vertaling Latijnse tekst bovenin:
De vergane tijd is niets, de toekomende tijd onzeker,
de huidige wankel, zorg dat je de jouwe niet verspilt.
(Zonnewijzer, Prinsentuin Groningen)
Ondertussen publiceerde in 1907 de Londense aannemer William Willett zijn brochure ‘The Waste of Daylight’, waarin hij uiteenzette hoe in de zomer geprofiteerd kon worden van de extra uren daglicht door de klok (in etappes) vooruit te zetten. Maar het lukte hem niet om het Parlement van de voordelen te overtuigen. Tijdens WO-I, in 1916, voerde Duitsland als eerste de zomertijd in, van 30 april tot 1 oktober, om kolen te besparen. Toen volgde alsnog het Verenigd Koninkrijk: van 21 mei tot 1 oktober. William Willett maakte dit niet meer mee; hij overleed in 1915. In Amerika en Engeland werd de zomertijd officieel vastgelegd voor de hele duur van WO-I. Maar over het algemeen zag men het daar als een impopulaire maatregel, die na de oorlog weer werd afgeschaft.

Van 1916 tot en met 1939 werd hier in Nederland elk jaar opnieuw de duur van de zomertijd vastgesteld. Tot 16 mei 1940 hanteerden wij de Amsterdamse Middelbare Tijd, die dus 20 minuten vóór lag op de West-Europese tijd (Greenwich) en 40 minuten áchter op de Midden-Europese tijd (Berlijn). Op 16 mei 1940 werd dat door de Duitse bezetter als volgt gecorrigeerd: de klok 40 minuten vooruit, naar de Midden-Europese tijd, en nóg een uur vooruit in verband met de zomertijd. Die tijd werd ook gehandhaafd in de winter, tot november 1942: toen ging de klok weer één uur terug. In de periode 1943-1945 bleven zomer- en wintertijd. Na de oorlog behield Nederland de Midden-Europese Tijd. Daarmee wijken we dus 40 minuten af van onze ‘werkelijke zonnetijd’. Maar de zomertijd werd weer in de kast gezet tot de oliecrises in de jaren ’70. In 1977 voerde men de zomertijd weer in om op energiekosten te besparen. Per huishouden gaat het tegenwoordig om gemiddeld € 10,- per jaar. Het was nu ‘zomer’ van de eerste zondag in april tot de eerste zondag voor of op 1 oktober. Sinds 1981 duurt de zomertijd van de laatste zondag in maart tot de laatste zondag in oktober, volgens een richtlijn van de Europese Unie.
De zomertijd houdt nu al vierendertig jaar stand, maar er is ook kritiek. Ik weet nog dat ik in de trein zat, jaren geleden, en me verheugde over de zomertijd. We passeerden een weiland met schapen en lammetjes en heel even dacht ik: “Fijn ook voor die beestjes, een uur langer licht!” Ja ja. Beestjes in de wei hebben zich natuurlijk nog nooit door de klok laten regeren! Voor dieren die door mensen verzorgd worden, ligt het wel anders. Hun dagritme van eten en slapen verschuift wel degelijk een uur. En voor planten, die het meeste water nodig hebben als de zon het hoogst staat, zal de kweker zijn bewateringsinstallatie moeten aanpassen. En dan de mensen zelf. Vooral ochtend- en avondmensen ondervinden de eerste week hinder van het verstoorde ritme. Zeker de eerste dagen kan dat leiden tot vermoeidheid en concentratiestoornissen, wat terug te zien is in een toename van het aantal auto-ongelukken in de eerste week van de zomertijd. Ook komen in die week 5% meer hartinfarcten voor. Wij hebben, net als dieren overigens, ook nog een biologische klok, die ons dag- en nachtritme regelt. Een onderzoek uit 2007 van de RUG en de Universiteit van München toont aan dat de zomertijd een langdurig en behoorlijk groot effect heeft op onze biologische klok. Meer onderzoek is nodig.
Inmiddels gaan er stemmen op om de zomertijd ook in de winter aan te houden. Dan zouden we in de winter weer aansluiten op Engeland en daarmee dichter bij de werkelijke zonnetijd komen. Bovendien zou de ‘schok in de tijdsbeleving’ vervallen. Een nadeel is dan dat het in de winter pas ruim na 9 uur licht wordt. Maar ’s avonds blijft het voordeel van een uur langer licht. Een andere variant is het afschaffen van de zomertijd en in de zomer een uur eerder gaan werken, voor wie dat wil. Want het voordeel van energie besparen schijnt teniet gedaan te worden door de kosten voor airconditioning. Maar dan missen we wel dat uur extra licht ’s avonds, want wij laten ons wel degelijk sturen door de wijzers van de klok: tijd is tijd (om te eten en naar bed te gaan)!
Geen nood: er is nóg een mogelijkheid! De Engelse wetenschapper dr. Mayer Hillman pleit voor áltijd zomertijd met in de zomer nog een uur éxtra zomertijd. Voor volwassenen betekent dat op jaarbasis 300 uren meer daglicht en voor kinderen 200 uren. Wij zullen dan meer uren buiten doorbrengen, waar we actiever, gelukkiger en gezonder van worden. Van meer buiten bewegen verwacht hij ook een positief effect op de toename van obesitas.
Om buiten te bewegen hoeven we niet op de invoering van een dubbele zomertijd te wachten; dat kan nu ook. Zelfs als het weer niet optimaal is, want de buitenlucht geeft ons ook nu nieuwe energie en helpt ons van onze voorjaarsmoeheid af! Waar wachten we nog op: lekker de tuin in, opruimen en genieten van het aankomende voorjaar. Voor toe: een frisse wandeling of een tochtje op de fiets!
Maart 2011