maandag 10 februari 2003

KOUKLEUMPJES

In míjn tuin …

... hebben de planten en de beestjes net zo te lijden van de vorst als in alle andere tuinen. Dat wéét ik wel, maar ik ben zo ongeduldig. Ik heb dus maar een heel klein excuus nodig om in februari, soms zelfs al in januari, naar buiten te gaan. Lekker aan de slag - het moet nou maar eens een beetje opschieten. Een zonnige dag, een tierelierende koolmees in de berk en ik sta buiten. Heerlijk, die zon en wat ruikt het toch lekker naar voorjaar. Wat mij betreft is de winter voorbij!

Opgeruimd is netjes!
Ik zoek wat tuingereedschap bij elkaar en wandel op mijn gemak de tuin in. Waar zal ik eens beginnen? Het buitentuintje! Dat is maar een smal strookje, goed te overzien. En dat ben ikzelf dan ook meteen: de buurvrouw roept! "Kom eens kijken wat er allemaal al bovenkomt!" Ze maakt een rondje door de tuin, handen netjes op de rug. Alleen maar kijken en genieten. Dat zou ik ook moeten doen, maar ja, ík ben ongeduldig. Ik kijk met haar mee en we breken ons samen het hoofd over de vraag welke plant ook alweer uit die sprietjes gaat komen. Nog even geduld, dan herkennen we hem zó.
Ik slenter terug naar mijn eigen sprieten en zie mijn andere buurvrouw, ook naar buiten gelokt door de zon. We moeten nodig even bijpraten - in de winter zie je elkaar zo weinig. Terwijl ik praat gaan mijn ogen over de planten; de snoeischaar heb ik losjes in mijn hand.
Zometeen eerst de vrouwenmantel maar even aanpakken. Dat knipt zo gemakkelijk nu er nog geen nieuwe blaadjes zijn.
Als het dan 'zometeen' is en ik net dubbelgevouwen boven de vrouwenmantel sta hoor ik de overbuurvrouw aankomen met haar hond. Lekker aan de wandel op deze mooie dag. "Zo, ben je al begonnen?" vraagt ze. "Ach, zo'n beetje. Ik wíl zo graag." "Nou, 't is nog vroeg hoor." Het lijkt haar zo gezellig om kippen te hebben in de tuin. Leuk met een kippenhok en getok en eitjes. Ik heb daar net een artikel over gelezen en we bespreken uitvoerig de voor- en nadelen van een batterijtje scharrelkippen. "Maar ik ga naar huis," zegt ze dan, "het is vijf uur." "Wat! Al zó laat! Dan moet ik eten koken!" Haastig grabbel ik mijn spulletjes bij elkaar en loop naar de garage. Als ik bijna binnen ben hoor ik een zucht, een hele diepe. Hij komt uit de tuin en het is er een van opluchting: "Ziezo, díe is weg, met haar schepje en haar krabbertje en haar afgrijselijke snoeischaar! Weet ze nou nog steeds niet dat het na zo'n heldere dag 's nachts flink kan vriezen in deze tijd van het jaar!"
Mijn koukleumpjes van planten zijn de dans ontsprongen - ze hébben hun schamele jasjes nog nu het inderdaad weer gaat vriezen na een mooie februaridag in mijn nog onberoerde tuin!

Februari 2003