woensdag 15 april 2009

RONDOM BOLLEN

Heggenmussen


Anemone 'Mr. Fokker'
en Euphorbia polychroma 
In april is het feest in de tuin. Sneeuwklokjes, krokus, akonietjes en iris reticulata zijn weliswaar uitgebloeid, maar nu is het de beurt aan narcissen, al dan niet blauwe druifjes, tulpen, knolgeraniums, anemoontjes, kievitsbloemen, hyacinten, sneeuwroem, sterhyacintjes, vogelmelk, zomerklokjes enzovoorts! Je kunt er een hele tuin mee vullen. Met wat geduld gaat dat bijna vanzelf! Als je ooit bollen gepoot hebt, zul je merken dat sommige soorten zich in een paar jaar tijd flink kunnen vermeerderen. Dat geldt in de eerste plaats voor zogenaamde verwilderingsbollen (vaak aangeduid met ‘botanisch’), maar ook gewone bollen kunnen zich verrassend uitzaaien, als ze de kans krijgen.

Tulipa 'Black Parrot'
Van tulpen, hyacinten en narcissen halen we de uitgebloeide bloemen weg, zodat de bol reserves kan opslaan voor bloei in het volgende jaar. Maar het ‘koppen’ van al die kleinere bloeiers, daar is geen beginnen aan en die zullen dus zaadjes produceren. Na een jaar of drie, vier duiken er nieuwe bloeiende bolgewasjes op, vaak ver van het oorspronkelijke perkje. Dat is dan te danken aan het ijverige mierenvolkje, dat met de zaden aan de haal gaat, omdat er zo’n lekker ‘mierenbroodje’ aan vast zit.
COMBINATIES
Om te grote kleurcontrasten wat te dempen is het fijn als er ook groenblijvers zijn aangeplant, zoals buxus, rododendron, Chinese kamperfoelie, taxus enzovoorts. Er kunnen ook subtielere combinaties gemaakt worden met bijvoorbeeld de witgroene tulp ‘Spring Green’, geelwitte narcissen en witte kievitsbloemen. Maar hoe uitbundig of subtiel ook, uiteindelijk zal het bollenfeest eindigen met slordig blad, dat liever niet afgeknipt moet worden, maar waar je je flink aan kunt ergeren.

Narcissus 'Ice Follies' in
Pachysandra terminalis
Dan schieten ons de vaste planten te hulp, die in de winter hun blad behouden hebben: de schoenlappersplant, het eikvarentje of bodembedekkers als mansoor en Pachysandra terminalis.
Pachysandra bloeit nu zelf met trosjes witte bloemen. Niet spectaculair en ze zullen dan ook niet de aandacht afleiden van ertussen geplante bollen. Bij mij zijn dat al jarenlang Narcissus ‘Ice Follies’: wit met een zachtgele kroon, hoog en ijzersterk. Vorig jaar lieten ze het trouwens wel afweten en dacht ik dat hun leven voorbij was. Niets is minder waar: de knoppen zijn niet te tellen dit jaar! Na de bloei knip ik zowel de bloem als de zaadknop, vlak daaronder, af. Het blad buig ik dan voorzichtig tussen de Pachysandra’s naar de grond, zodat je er al gauw niets meer van ziet.
Ook de bladverliezende planten zijn nu uitgelopen en een aantal daarvan komen ook al in bloei. Ze zijn goed te combineren met (kleine) bolgewassen, die misschien nog bloeiend en wel in potjes te krijgen zijn nu. Een andere mogelijkheid is om de planten rond en tussen de al aanwezige bollen in de tuin te planten.

Vlinderbezoek voor Pulmonaria
AFDEKBLAD
Pulmonaria (longkruid) is zo’n vaste plant met blauw/rose, blauwe of witte bloempjes. Het langwerpige blad kan heel wat bollenblad verbergen. Wanneer het longkruid zelf lelijk wordt, knip je de plant in zijn geheel kort af, waarna er voor de rest van het jaar, inclusief de winter, binnen een paar weken nieuw blad zal verschijnen. Afhankelijk van de soort egaal of wit gevlekt.
Ook Helleborus (kerstroos of nieskruid) produceert groot, maar luchtig blad, dat tulpenbladeren aan het oog zal onttrekken.
Symphytum grandiflorum (smeerwortel) neemt graag wat lager blijvende narcisjes onder zijn hoede, zoals Narcissus ‘Rip van Winkle’(15 cm) of Narcissus odorus ‘Plenus’, die dus ook nog geurt. Maar blauwe druifjes zijn natuurlijk ook goed te combineren met de blauw/wit bloeiende smeerwortel.

Tulipa Pulchella Violacea
Het botanische tulpje ‘Tulipa tarda’, slechts 15 cm hoog, maar wel met vijf bloemen aan elke stengel, wit met geel, is leuk te combineren met Geum rivale (knikkend nagelkruid), dat bloeit met trosjes gele tot oranje bloemen van april tot juni. Een ander botanisch tulpje, Tulipa Pulchella Violacaea, 15 cm, prachtig violetrood, is mooi met het donkergetekende blad van Geranium phaeum ‘Samobor’, dat al vroeg uitloopt.
Euphorbia (wolfsmelk) groeit in nette pollen, wat vooral in het vroege voorjaar te zien is. Plant er hoge tulpen of narcissen tussen die mooi combineren met het geelgroen van Euphorbia amygdaloides var. robbiae, of het vrolijke geel van E. polychroma en al snel vormt de wolfsmelk een ‘gesloten’ bed boven het bollenblad.
Regeren is vooruitzien, zoals wij als de beste weten, óók in de tuin, dus hier alvast een tip voor juni-juli. Als dan de hoge alliums weer gaan bloeien, met hun lelijke bladeren, doen ze dat heel mooi boven het grote blad van herfstanemonen!

En nu maar fijn aan het puzzelen, rond de bollen in de tuin!

April 2009

vrijdag 10 april 2009

KAPPEN


In míjn tuin …
... sta ik er niet alleen voor. Onzin, vindt mijn man het, dat ik al het zware werk zelf zou moeten doen. “Morgen haal ik de klimop eruit,” belooft hij.
Het gaat om de klimop achter de regenton, die vorig jaar in een storm door de wind werd losgezongen van de muur. (Die uitdrukking wilde ik ook graag eens gebruiken.)
Mijn monnikskappen
Het meeste hadden we al weggeknipt en afgevoerd, maar tussen de hoog bloeiende monnikskappen en rudbeckia’s konden we stronk en wortels niet weg krijgen. Nu komen die planten net boven het maaiveld uit, dus dit is hét moment.
Twee weken later ben ik nog even in de tuin bezig. Over een uur heb ik een afspraak met de kapper. Kan het nog? Welja en ik haal de schop. De klimop moet er nu maar eens uit.
Mijn rudbeckia's
Eerst spit ik de rudbeckia’s op, zodat de wortels van de klimop bereikbaar worden. Daar kijkt mijn man om de hoek: “Dat zou ík toch doen!” “Ja, morgen! Maar dat is twee weken geleden!” “Stop maar!” roept mijn man, “Morgen haal ik hem eruit!” Ondertussen schep ik door: de kapper wacht én de rudbeckia’s. Er zit niets anders op en mijn man haalt zijn jas - de klimop staat op een koude hoek. Daar komt hij aan, met de Grote Bijl! “Weet jij waar mijn laarzen zijn?” “Linksonder in de kast, achter de bak.” Míjn tuinmuiltjes staan voor het instappen, naast de achterdeur, maar zijn laarzen kunnen wel opgeborgen worden, voor die paar keer per jaar dat ze nodig zijn.
Ik deins achteruit als mijn man tenslotte uithaalt met de bijl. Het is duidelijk dat hij nu definitief wil kappen met deze klimop. Hij wrikt de schop er nog eens onder en drukt de steel dan dwars door de monnikskappen heen. “Pas op!” roep ik. “O, dat loopt wel weer uit,” drúk, drúk. Als ik even later op resten klimopwortel wijs, zegt hij precies het omgekeerde: “Dat loopt écht niet meer uit.” Heerlijk, een man die al je zorgen wegneemt! Het lijkt mij maar het beste om in de achtertuin alvast een paar boventallige buxussen op te graven, voor nieuw groen achter de regenton.
Uiteindelijk heb ik nog tien minuten om de buxus te planten, de rudbeckia’s terug te zetten en de boel op te ruimen, voor ik naar de kapper ga. Maar ‘morgen’ is de klimop eindelijk weg!
De kapper kapt mij knap, maar mijn man kapt nog knapper dan de kapper: de klimopstronk in mijn tuin!

April 2009