zaterdag 15 maart 2008

EN DE PRIJS GAAT NAAR ... ASTILBE!

Heggenmussen

Astilbe is uitgeroepen tot vaste plant van het jaar 2008 en dat is volkomen terecht! Astilbes zijn langlevende vaste planten, waar je het jaar rond plezier van hebt. De Nederlandse naam is ‘Spirea’, maar dat is eigenlijk een struik en die behoort tot een heel andere familie. Astilbe is lid van de steenbreekfamilie: Saxifragaceae. Oorspronkelijk komt deze plant uit het oosten van Azië.

Astilbe, nog in een vroeg stadium
Er kan gekozen worden uit ongeveer vijfentwintig soorten. De meest bekende hybriden (kruisingen) zijn arendsii, japonica, chinensis en simplicifolia. De naam Astilbe komt uit het Grieks en betekent: zonder (‘a’) glans (‘stilbe’). Dat klinkt niet als een aanbeveling, maar toch zijn deze planten een aanwinst voor elke tuin. Binnen doen ze het trouwens ook goed, als plant of als snijbloem. Of als droogbloem! De plant kan na de bloei in de tuin gezet worden. Ze houden van vochtige grond in halfschaduw, met in het voorjaar mest en compost. Op een plekje in de zon doen ze het ook, maar dan moet er wel regelmatig water gegeven worden. Astilbe houdt niet van veel boomwortels in de grond en voelt zich een stuk beter in de schaduw van een gebouw of schutting. Maar langs de vijver gedijen ze ook en daar weten vlinders ze zeker te vinden.
In hoogte variëren Astilbes van 15 tot 120 centimeter. Vooral de lagere soorten zijn ook heel geschikt als bodembedekker.

... varenachtig blad
BLAD EN PLUIMEN
Astilbe heeft mooi, varenachtig blad. Over het algemeen is de bladkleur groen en, inderdaad, niet glanzend. Maar er zijn altijd uitzonderingen. Het blad van A. simplicifolia is donker én glimmend, aan donkere bladstelen, wat mooi combineert met de zachte kleurtjes van de losse bloempluimen. ‘Dunkellachs’ is donker zalmkleurig en ‘Sprite’ is iets donkerder roze.
Er zijn ook Astilbes met gekroesd blad, zoals A. crispa ‘Perkeo’, slechts 20 centimeter hoog. In een van zijn boeken noemt Christopher Lloyd Astilbe chinensis taquetti; het gekrulde blad vond hij mooi, de plant zaaide zich ook goed uit en hij had deze donker mauve plant gecombineerd met krachtige gele Ligularia’s. Lloyd had een voorkeur voor tamelijk bonte kleurencombinaties, maar dit mauve met geel was zelfs hém teveel, schrijft hij. Dan is het wachten op de winter, wanneer de mooie zaadhoofden bruin verkleurd en stram maandenlang een prachtig silhouet leveren!

Een fijn rood randje aan het blad
Overigens zijn er genoeg Astilbes die qua kleur goed samengaan met gele bloeiers. A. thunbergii ‘Prof. Van der Wielen’ bijvoorbeeld. Deze 1.20 meter hoge plant lijkt wel op Aruncus (geitenbaard), met zijn witte, elegant afhangende losse pluimen in augustus/september. Veel later dus dan Aruncus, die in juni/juli bloeit. Ze zouden elkaar kunnen opvolgen.
Andere voorkomende kleuren zijn lichtroze, roze, donkerroze, lila en rood. Binnen deze kleuren wordt verder verfijnd, naar framboosrood, karmijnrood, crème, lilaroze tot zelfs purperroze.
Astilbe chinensis taquetii ‘Purpurlanze’, wat stijf opgaand tot een meter hoogte, heeft 30 centimeter lange vertakte purperroze bloeiwijzen. Voor Piet Oudolf en Henk Gerritsen, auteurs van ‘Droomplanten’, is dit er een! Vlakken ‘Purpurlanze’ sieren de omslag van het boek, in combinatie met o.a. grassen, Persicaria (duizendknoop) en Sanguisorba (pimpernel). Voor een rood/rozige hoek is deze plant ook leuk samen met Eupatorium (lever- of koninginnekruid), Echinacea purpurea (zonnehoed) en Sedum ‘Herbstfreude’. Al deze planten hebben een stevig wintersilhouet!
Nog meer combinaties: met Hosta, Darmera peltata en varens.

GEORG ARENDS
Sterke Astilbes zijn de arendsii-hybriden, zoals ‘Brautschleier’(wit), ‘Fanal’ (donkerrood, donker blad), ‘Amethyst’(violet!) en ‘Cattleya’ (roze, heel mooi). De Duitse kweker en tuinbouwkundige Georg Arends (1863-1952) hield zich rond 1910 al bezig met het kruisen van uit Japan afkomstige Astilbes. Dat heeft de Astilbe japonica-hybriden opgeleverd, waaronder de witbloeiende ‘Irrlicht’. Twintig jaar later, in 1930, bracht Arends nieuwe en nog betere variëteiten op de markt: de arendsii-hybriden, uit kruisingen van weer andere soorten. In vijftig jaar tijd heeft Georg Arends vierenzeventig verschillende variëteiten Astilbe gelanceerd. Daarnaast hield hij zich met nog tal van andere plantensoorten bezig, waaronder Hosta. Zijn kwekerij in Wuppertal bestaat nog steeds en wordt nu geleid door zijn kleindochter, Anja Maubach.

PROBLEEMLOOS
Astilbes zijn nauwelijks gevoelig voor ziekten en plagen. Slakken kennen ze niet en het liefst staan ze zo lang mogelijk op dezelfde plaats. Omdat ze zich goed uitbreiden komt er toch een moment waarop de planten gedeeld moeten worden. Ofwel om de vijf jaar óf wanneer de plantkluit boven de grond uit komt. Dat delen gebeurt in het voorjaar of in de herfst. Bij het opnieuw uitplanten geldt: zeven planten per vierkante meter.

Al met al een aanrader, deze vaste plant van het jaar 2008: de Astilbe. Wie ze nog niet heeft, moet er beslist naar uitkijken. Moeilijk verkrijgbare soorten zijn vaak via Google, op Internet, te achterhalen … en te bestellen!

Maart 2008

maandag 10 maart 2008

TOEVALLIG


In míjn tuin …
… weerspiegelt zich het leven zelf, met regels en voorschriften en met het toeval in de hoofdrol. Ik ben de figurant die alleen maar kan drómen van de hoofdrol: als ‘toeval’ de dienst uitmaken! Het toeval is mijn grote tuinarchitect en verdraaid: je kunt er wat aan overlaten!
Ons huis werd zwart opgeleverd (het houtwerk) en dat is ook de meest neutrale kleur voor objecten in de tuin. Het wit verven van buitenmuren die aansluiten op muren in de woonkamer is dan bijna een logisch vervolg - met een geweldig effect voor het groen buiten!
De vijver in onze L-vormige achtertuin ligt precies zo dat je er vanuit de kamer zicht op hebt. Maar ook vanaf het terras om de hoek horen we de plons en zien dan nog net het water opspatten als er een kikker in de vijver springt. Die vijver ligt daar zo perfect omdat het eerst een zandbak was en je kleine kindertjes graag in het oog wilt houden.
De grond die vrijkwam bij het gatgraven gooiden we niet in de sloot, maar op een hoop achter de garage. Toen we daar later een regenton plaatsten, heb ik er met tegels een paar treetjes gemaakt. Zo wordt het hoogteverschil benadrukt, wat op plaatjes in tuintijdschriften een tuin zo interessant maakt!
De laurier in de achtertuin groeide zó groot, dat er op een dag met gemak een compostbak in paste en later zelfs nog een tweede bak. Een stilistisch verantwoorde opstelling! De zigzagheg in de voortuin omlijst een driehoekige uitbreiding van de oprit. Op papier dacht ik dat je daar een auto kon parkeren. Maar wij hebben nooit zo’n levensgevaarlijk 45km kukeltje gehad, dus dat was verkeerd gedacht. Het bleek een mooi plekje om kuipplanten te verzamelen.
En omdat de heg langs de stoep steeds hoger werd en hij langs de driehoek bij een lager hekje uitkomt, geeft dat vanuit huis een fraai architectonisch beeld: je ziet de oplopende zigzagheg.
Het ‘pergolaterrasje’ dankt zijn plek aan het zandbed dat achterbleef, toen onze tuin met gemeentegrond werd uitgebreid en de stoep verlegd moest worden. De es daar mag van gemeentewege niet verwijderd worden en maakt met zijn gebladerte het pergolaterrasje eronder tot een heerlijk koel plekje tijdens hittegolven.
Ik kijk tevreden om me heen: mijn tuin heeft architectonische trekjes, toevallig!

Maart 2008