dinsdag 15 juni 2010

TOP TIEN

Heggenmussen

De junimaand is prachtig! Aangename temperaturen, een buitje op zijn tijd en een tuin die tot volle wasdom komt. Wij tuiniers genieten, maar werken ons soms ook een slag in de rondte om alles op tijd te knippen, maaien, bemesten en water te geven. En hoe meer soorten, hoe meer werk. Dus: hoe minder soorten, hoe minder werk! Vanuit dat idee heb ik mijn plantenverzameling nog eens kritisch bekeken. Niet om te zien wat er weg zou kunnen, maar om te zien welke planten ik beslist niet zou willen missen.
Dat resulteerde in een top tien van planten die niet moeilijk zijn in de omgang en waarmee je een tuin gedurende het gehele jaar een prettig aanzien kunt geven.

(1) Snoeivormen in buxus
Voor de wintermaanden forse groepen buxus (1), in hagen, bolvormen of strakke blokken. Deze struikjes kunnen bemest worden met speciale buxusmest, maar gedroogde koemestkorrels voldoen ook. Buxus sempervirens wordt dertig centimeter tot een meter hoog. Vanaf mei kan buxus worden bijgeknipt, in ieder geval vóór de langste dag. Daarna nog een paar keer snoeien om de buxus goed vertakt en in vorm te houden. Doe dat bij voorkeur op een bewolkte dag om zonnebrand te voorkomen.

(2) Bergenia, schoenlappersplant
Het fijne blad van de buxus geeft een mooi contrast met eveneens wintergroene Bergenia (2) (schoenlappersplant). Daar kun je gerust wat vierkante meters mee bedekken. Ze bloeien al vroeg in het voorjaar, maar zijn ook buiten hun bloeiperiode de moeite waard. Onderhoud: verdord blad en uitgebloeide stengels wegknippen.

(3) Persicaria 'Fire 'Tail'
Mooi bij al dat groen is het vrolijke rood van Persicaria (vroeger polygonum) amplexicaule ‘Fire Tail’ (3). Een forse plant met redelijk groot hartvormig blad en hoge bloeistengels (140 centimeter) met rode bloeiaartjes, de hele zomer tot in de herfst. Hoeft niet gesteund te worden en combineert met álles! Toen ik hem cadeau kreeg, wist ik niet waar ik zo’n rode bloeier moest laten. Later heb ik er nog twee bijgekocht, om andere plekken in de tuin mee op te fleuren en ik wil ze nooit meer kwijt! In het voorjaar de oude stengels opruimen, dat is alles.

(4) Linaria purpurea 'Canon J. Went'
Nog meer hoge bloeiaren, die de tuin luchtig en ongecompliceerd houden, zijn die van Linaria purpurea (4), paars, en Linaria p. ‘Canon J. Went’ (rose). Ze trekken bijen en vlinders aan, worden zeker een meter hoog, bloeien de hele zomer (uitgebloeide aartjes even weghalen) en zaaien zich ongegeneerd uit. Overal. Waar ongewenst (ja, wáár eigenlijk?!) kun je de zaailingen gemakkelijk weghalen.

(5) Aquilegia, akelei
In dezelfde categorie hoort ook de akelei, Aquilegia (5).
Het zijn de snoepjes in de tuin! Zoek een paar soortjes uit, krijg er van tuinvrienden nog wat bij en geniet de rest van je leven in mei en juni van de fijnste bloemvormen in tal van kleurschakeringen en laat je verrassen door nieuwe varianten, want ze kruisen zonder blikken of blozen en nooit wordt het je teveel!

(6) Hortensia 'Annabelle'
Voor een levensgroot contrast kies ik ook hortensia: Hydrangea arborescens ‘Annabelle’ (6). Je wordt er al jaren mee doodgegooid, maar dat is dus niet voor niets. Een zeer betrouwbare hortensia, omdat de bloemen bloeien op het nieuwe hout. En dat wordt pas na de winter gevormd (snoeien in maart), zodat de bloemknoppen niet kunnen bevriezen. Met zijn grote witte, later groenwitte, bloembollen prachtig achter een buxushaag of -blok. Een plantensteun of gewoon een simpel touwtje, is aan te bevelen. Van het snoeisel in maart zijn eenvoudig stekken te maken.

(7) Appelbloesem (Groninger Kroon)
En dan natuurlijk een échte appelboom (7)! De pret begint al in het voorjaar met appelbloesem. Daarna zie je de hele zomer de appeltjes groeien en als het buiten koud wordt, bak je binnen appeltaart! Daar hoef ik niets meer aan toe te voegen.

(8) Doorbloeiers!
Op kleinere schaal en sneller valt er ook te genieten van een aardbeienplant (8). Liefst een flinke doordrager! Het zijn vaak kleine dingen waar je gelukkig van wordt en daar hoort een aardbeienplant ook bij. In een hangmand of een hoge pot, zodat ze lekker kunnen bungelen en schoon blijven.
Wat ik ook niet zou willen missen is mijn Clematis viticella ‘Etoile Violette’ (9).

(9) Clematis Étoile Violette
Probleemloos, met in de zomer wólken paarse bloemen - deze clematis laat mij nooit in de steek. Elke week wat vloeibare mest in het groeiseizoen, dat wel, maar dat heb ik graag voor hem over. Ergens in maart knip ik hem af op een hoogte van 30 á 40 centimeter, daarna denk ik een paar weken dat ik hem doodgeknipt heb tot hij als een razende begint te groeien en dan zijn we weer de beste vriendjes. Al jaren!
Tot slot nog een plantje dat zich onbekommerd uitzaait, als je de bloemen er niet op tijd uitknipt: vrouwenmantel, Alchemilla mollis (10). Bijna ordinair, maar onovertroffen! De blaadjes zijn fluwelen kunstwerkjes, met ’s ochtends vroeg paarlen randjes door guttatie: wanneer de worteldruk toeneemt en het blad nog niet voldoende vocht verdampt, wordt er vocht naar buiten geperst, wat in druppels aan de rand van het blad blijft hangen. Dan de bloemen: wolken zacht groengele bloemetjes, die overal bij passen en geknipt kunnen worden voor de vaas, maar ook gedroogd, voor de winter. Mooi in randen en vakken.

(10) Alchemilla mollis, vrouwenmantel
Tot zover mijn tien favorieten. Favoriet omdat ze mooi zijn, makkelijk en gegarandeerd plezier geven! Enne ... per stuk hebben ze bijna allemaal genoeg aan de oppervlakte van één tegel - kunnen er zomaar tien tegels uit!

Juni 2010

donderdag 10 juni 2010

VOL



In míjn tuin …
... was het in mei al weer een gedrang van jewelste. “Heren, heren!” riep mevrouw tulp naar de alliums. “Ik raak bekneld!” “Ja hoor es, mevrouwtje,” reageerde een paarsaangelopen allium, “het tulpenseizoen is nu wel voorbij, hoor!” Over zijn schouder knikte hij naar het grote blad achter hem: “Wij komen zelf in de verdrukking door die opdringerige herfstanemonen en het is nog niet eens zómer!” 
Alliums tussen het blad van herfstanemonen

Ik houd me maar even stil, want ik ben natuurlijk toch een beetje de onzelieveheer die deze situatie geschapen heeft. Met de beste bedoelingen weliswaar, maar ik moet erkennen dat het wat uit de hand gelopen is. Ze moesten eens weten, wat ik nog in potjes aan eenjarig zaaigoed heb staan! Dat heeft alles te maken met het verlangen naar een nieuw tuinseizoen, als na een lange winter binnen de mooiste bloemen voorgezaaid kunnen worden. De tuin ligt er kaal bij en je kunt je gewoon niet voorstellen dat er in een paar maanden tijd geen stukje grond meer onbedekt zal zijn.
Ik ben me te buiten gegaan aan nigella’s, wilde afrikanen, zonnebloemen, malva’s, blauwe winde en cosmea’s. En dan heb ik het zakje van Groei en Bloei met lief witroze cosmea ‘Daydream’ nog wel naar mijn dochter in Amsterdam gestuurd, voor een roze wolk in háár tuin deze zomer.

Wilde afrikaan
En natuurlijk wist ik me al na een paar weken geen raad meer met al die potjes verspeende zaailingen op de vensterbank. Maar toen zakte kleinzoontje door het oude spijlenbedje, waar ooit mijn eigen kinderen in rondhopsten. Geen nood: opa haalde per omgaande een nieuw en terwijl kleinzoontje en ik daarop wachtten, bedacht ik een nieuwe bestemming voor het bodemloze wrakje. Ik kon het op het voeteneind, of op het hoofdeind, daar maakt zo’n bedje geen onderscheid in, voor het raam zetten met planken op gepaste afstanden, rustend op de spijlen. Genoeg ruimte voor mijn zaailingen! Op enkele na zijn het mooie plantjes geworden, klaar om tot bloei te komen in de groene omlijsting van mijn tuin: op de plaats van boventallige vrouwenmantels, longkruid, violen en lievevrouwebedstro of desnoods in zwarte plastic potten. Ze zullen het wel redden, tussen die druktemakers daar. En volgend jaar doe ik het gewoon wéér, want ook ‘vol’ is een rekbaar begrip - míjn tuin geeft wel mee!

Juni 2010

zaterdag 15 mei 2010

VERTICAAL TUINIEREN

Heggenmussen

In steeds meer tuinbladen, Groei & Bloei kwam zelfs met een special, wordt er aandacht aan besteed: het verticaal tuinieren van de Franse bioloog en kunstenaar Patrick Blanc. Al vijftien jaar houdt hij zich bezig met het beplanten van gevels en andere stenen constructies, zoals viaducten, om zo ‘natuur’ in de verstedelijkte gebieden te brengen, bij de stadsmens, die de binding met de natuur is kwijtgeraakt. Uit onderzoek blijkt dat zijn gevelbeplantingen, waarbij een irrigatiesysteem voorziet in water en voedingsstoffen, een betere luchtkwaliteit opleveren, met ter plaatse meer zuurstof. Daarnaast houdt het vele groen fijnstof vast en wordt het tot een biotoop voor vogels en insecten.
Over de hele wereld zijn de natuurlijke kunstwerken van Patrick Blanc te bewonderen op stadsgevels, in privétuinen, aan de gevels van musea, hotels en restaurants, waaronder een McDonald’s in Bangkok. Zelfs binnen is zijn plantaardige muurbekleding toepasbaar: in parkeergarages gedijen de muurbloempjes zelfs bij kunstlicht. Ook in ons land ontwaakt belangstelling voor de groene wanden van Patrick Blanc.

'Gevelbeklimmer' Rosa 'Albéric Barbier'
Sportplaza Mercator in stadsdeel De Baarsjes in Amsterdam is door Tuin- en Landschapsarchitecten Copijn in 2006 voorzien van dak- en geveltuinen naar het idee van Blanc. Zo kon een gebouw ontstaan waar omwonenden aanvankelijk bezwaar tegen maakten, maar wat nu tot ieders tevredenheid prachtig opgaat in ‘groen’.
Patrick Blanc zelf is momenteel, samen met botanicus Jean-Luc Le Gouallec, voor het eerst betrokken bij een project in Nederland: ‘Green Floating’. Studio Noach in Amsterdam heeft in samenwerking met architect Anne Holtrop, Blanc en Le Gouallec een ontwerp gemaakt voor drijvende woningen van gerecycled verpakkingsmateriaal, overdekt met planten. Toekomstige bewoners van de drijvende villawijk kunnen in overleg met en onder begeleiding van een ecoloog van Wageningen Universiteit een keuze maken uit ongeveer honderdtachtig verschillende planten voor de bekleding van hun woning.
In het meinummer van Tuin & Co wordt melding gemaakt van modulaire systemen waarmee wij zelf in onze tuinen gevelbeplanting kunnen toepassen voor zo’n vijfhonderd euro per vierkante meter. Het lijkt een trend te worden. Aan de ene kant worden particuliere tuinen steeds meer voor 100% verhard, met tegels en grind, en aan de andere kant kan het stenen huis nu beplant worden! Waar zijn we mee bezig?!

Clematis 'Ville de Lyon'
Het is natuurlijk een geweldige uitvinding van kunstenaar Patrick Blanc, om hele gebouwen in te pakken in het groen - veel praktischer ook dan het inpakwerk van mede-kunstenaar Christo. Maar voor een toepassing in onze tuinen vind ik het systeem wel wat ver gaan. Na de trendy buitenkeuken met alles erop en eraan een ‘nouveau niche’ voor de ‘nouveaux riches’, lijkt mij.

Clematis 'Étoile Violette'
Laten we vooral niet vergeten dat je heel goed verticaal kunt tuinieren .. met de wortels stevig in de grond! Nu al in bloei: de Clematis, ofwel bosrank, of zelfs ‘de koningin van de klimplanten’! Genoeg varianten om je huis rondom mee te behangen!
Clematis behoort tot de familie van Ranunculaceae en bevindt zich daar in het illustere gezelschap van pioenen, riddersporen en boterbloemen.

Tijdelijke gevelbekleding: eenjarige lathyrus
Al deze familieleden houden van koele en vochtige voeten, wat al bereikt kan worden met schaduw van omringende beplanting. Bij Clematis wordt onderscheid gemaakt tussen Clematissoorten en Clematishybriden. De soorten zijn oorspronkelijk; ze hebben weliswaar kleine bloemen, maar een enorme groeikracht en zijn dus zeer geschikt als ‘bedekkers’.
Er bestaan ongeveer tweehonderdvijftig botanische soorten, waaronder C. flammula, C. montana, C. orientalis, C. viticella, C. alpina, enzovoorts. Clematis-hybriden zijn kruisingen van de soorten en daaruit zijn ook weer ‘cultivars’ ontstaan. Daar hebben zich in de afgelopen honderd jaar talloze kwekers mee beziggehouden. De keuze in de Clematisfamilie is daardoor zeer groot en het is dus verstandig om vóór de aanschaf de wensen even op een rijtje te zetten. Want er zijn vroegbloeiers ( april/mei-juni) met soms in de herfst nog een tweede bloei, en laatbloeiers (juli-augustus). Daarnaast zijn er ook lángbloeiers, die van mei tot september doorbloeien. Er zijn zelfs wintergroene Clematissen, zoals C. armandii en C. cirrhosa ‘Balearica’. Bloeitijd januari-maart, als ze de winter overleven tenminste. Dat is bij mij in twee pogingen niet gelukt, maar je moet dus ook niet álles willen hebben.
Clematis bloeit met grote bloemen, enkel of gevuld, met kleine bloemen, al dan niet gevuld. Met klokjes, met open klokjes, dubbele klokjes, dubbele open klokjes of juist met stervormige klokjes of tulpachtige bloemen. En dan is er nog het onderscheid in opstaande bloemen en knikkende bloemen. Sommige bosranken blijven na de bloei nog lang getooid met prachtige zilveren zaadpluizen.
Clematis is ook een kleurrijk geslacht, zodat een met deze klimmer begroeide wand een fraai kleurverloop kan laten zien, maar ook frisse contrasten.
Kwekers zitten nog steeds niet stil. Zo blijven er ook steeds nieuwe ‘cultivars’ bijkomen. Nu zijn de oude soorten natuurlijk ruimschoots beproefd en bekend, maar ook de nieuwe ‘modellen’ zijn betrouwbaar.

Clematis (Jackmanii) 'Negritjanka'
Door de verschillen in de soorten is er ook verschil in de bloeitijd en de verzorging van de leden van deze klimplantenfamilie. Oorspronkelijk komen ze uit China, Tibet, de Himalaya, Siberië, Iran, Texas, Centraal-Azië en ja, ook uit Europa. Ze worden daarom niet allemaal op hetzelfde tijdstip gesnoeid. Bewaar dus vooral het etiket dat meegeleverd wordt. En natuurlijk niet aan de plant zelf, maar binnen, in een doosje bij alle andere plantetiketten! Anders denken voorbijgangers nog dat je tuin een klein tuincentrumpje is.
In het algemeen geldt voor Clematis dat ze wel een paar keer per week een emmertje water lusten, afhankelijk van het weer, met graag een keer per week vloeibare mest.
Bind de ranken op tijd aan, zodat het geen kluwen wordt. Er zijn fraaie rekjes te koop (ik zou bijna zeggen: modulaire systeempjes) om aan de muur te schroeven en de Clematis langs te leiden: om verticaal te tuinieren.
Mei 2010

maandag 10 mei 2010

BEELDBEPALING


In míjn tuin …
... streef ik naar een aardig uitzicht. Ook vanaf de bank en ook in de winter. Ik vond eigenlijk wel dat ik daar aardig in geslaagd was, met strategisch geplaatste hagen, struiken, bomen en boompjes. Toch kan er altijd nog iets helemaal misgaan, zo bleek een paar weken geleden. De gemeente plaatste een verkeersbord in de stoep, midden voor mijn tuin en midden in mijn uitzicht. De paal torent gevoelsmatig wel anderhalve meter boven onze manshoge heg uit en strategie schiet hier tekort om deze ‘horizonvervuiling’ binnen afzienbare tijd aan het oog te onttrekken. Van tevoren was er geen overleg geweest en toen het bord geplaatst werd, ter vervanging van een bord een eindje verderop, dacht ik onnozel dat dit bord het oude was en op een aanhangwagen stond om meegenomen te worden.

Maar mijn man zag bij thuiskomst al van verre het gevaarte staan: ons huis, gemarkeerd met een levensgroot bord ‘doodlopende weg’ en daarboven, beetje scheef, een bordje met naam van en pijl naar het hofje waar het allemaal voor bedoeld was. Tja, wat moet je d’r mee. Verkeerstechnisch klopte het wel. Maar het was niet voetgangersvriendelijk en behalve voor ons ook voor het straatbeeld een esthetische misser, vonden wij.
Aan de andere kant was het natuurlijk ook een gigantische, niet te missen pispaal, waar je als hond met énig gevoel voor status niet omheen kunt. Een geweldige ontlasting voor mijn kardinaalsmuts, die daar in mijn buitentuintje regelmatig staat te druipen van de hondenplas. Ook als ik hem met mijn snoeischaartje eens fijn in model wil knippen. Nu kunnen kardinaalsmutsen wel wat viezigheid hebben, maar persoonlijk ruik ik liever wat anders. Hoe dan ook: een pluspunt voor de gemeentepaal!
Toch besloten we erover te bellen. En niets dan lof voor de gemeentemedewerkers. Het meeleven was groot en al de volgende ochtend arriveerde een vriendelijke gemeenteman om de zaak met ons te bespreken. Er bleken heel wat ‘ins’ en ‘outs’ aan mogelijkheden om het verkeer de complexe situatie te duiden, hoewel de oude bebording in de afgelopen dertig jaar nimmer tot ongelukken heeft geleid. Maar ja, verkeerstechnisch, hè! Ik heb in ieder geval wel aangegeven dat er geen verschrikkelijke haast bij was, want ik begreep natuurlijk onmiddellijk dat hier een aardige column in zat, over ‘beeldbepaling’ in de tuin!

Mei 2010

donderdag 15 april 2010

EEN GEPASTE MOESTUIN

Heggenmussen

Het is helemaal in om op kleine schaal groente te verbouwen. De ‘moestuin op één vierkante meter’ is een uitvinding van de Amerikaan Mel Bartholomew. In 2006 verscheen zijn tweede boek over dit onderwerp, ‘All New Square Food Gardening’, een verbeterde versie van het in 1981 verschenen ‘Square Food Gardening’. Het idee is simpel én doeltreffend.

Vier bakken van 60x60 cm
Het eenvoudigst is het om een vierkante meter grond in de tuin vrij te maken van planten, wortels en onkruid. Maar het heeft zeker voordelen om een bodemloze vierkante bak te maken met planken van een meter lang en vijftien à twintig centimeter hoog. Je kunt daar ook wilgentenen schermpjes voor gebruiken, paaltjes, stammetjes, opsluitbanden, wat je maar hebt of mooi vindt. Als je al zeker bent van de meest geschikte plaats, kan er zelfs een bak gemetseld worden. Kant en klare bakken zijn er ook. De Wiltfang (www.dewiltfang.nl) verkoopt ze, de Boerenbond (www.boerenbond.nl) en Welkoop (www.welkoop.nl).
De bodem dek je af met anti-worteldoek en vervolgens vul je de bak met een mengsel van goede grond en compost. Dan wordt het oppervlak opgedeeld in zestien vierkanten van 25 x 25 centimeter. Dat kan door het spannen van draden, maar je kunt er ook latjes of bijvoorbeeld aluminium of plastic strips van jalouzieën voor gebruiken. Nu zijn er zestien mogelijkheden voor het zaaien en/of planten van groenten, kruiden, maar natuurlijk ook (eetbare) bloemen.

Yes!!!!
De opbrengst is uiteraard niet te vergelijken met die van een echte moestuin, maar dat geldt ook voor het werk dat je eraan hebt. Bovendien weet je zeker dat je niet teveel kweekt. Het aantal bakken van een vierkante meter kan zo nodig, en bij voldoende ruimte, altijd uitgebreid worden. Of verkleind, dat kan ook. Voor mijn eigen moestuintje wil ik vier bakjes maken van 60 x 60 centimeter die elk verdeeld worden in vier vlakjes van 30 x 30 centimeter. Tussen de bakken komen steeds twee stoeptegels en de ruimte die daaromheen overblijft wordt opgevuld met grind. Het geheel wordt ‘onderlegd’ met anti-worteldoek, zodat er in ieder geval van onderaf geen onkruid tussen het grind doorkomt. Klein, maar fijn!
En dan zijn er toch zestien vakjes om mee te experimenteren. Het valt nog reuze mee, wat er past op een oppervlak van 25 x 25 of 30 x 30 centimeter. Even een lijst: 16 radijsjes, 16 wortelplantjes, 16 uien, 9 slabonen, 9 bietjes, 4 snijbieten, 4 peterselieplanten, 4 slakropjes, 1 bloemkool, 1 broccoli, 1 aardbeienplant, 1 paprikaplant, 1 aubergine. Bijvoorbeeld! Zodra een vakje is leeggegeten, kan er iets anders gezaaid of geplant worden. Zo pas je meteen wisselteelt toe, waardoor de grond niet uitgeput raakt. Al zal dat bij deze kleinschaligheid wel meevallen.
Als je aan een kant van de bak een rek plaatst, kunnen daar ook klimmers tegenaan groeien, zoals tomaten, komkommers, stokbonen en meloenen. Maar lathyrus, Oost-Indische kers of een zonnebloem is natuurlijk ook leuk. En als er nu toch nog wat vakjes over zijn: vrolijke afrikaantjes helpen tegen bodemaaltjes, borage (komkommerkruid) houdt slakken uit de buurt. Kervel, lavendel en Oost-Indische kers verjagen mieren en luizen en ui en knoflook werken goed tegen muizen. Mochten er katten passeren die in de moestuin willen krabben om daar ook nog iets achter te laten, dan is het handig om een laag koffiedik over de grond aan te brengen: dat voelt niet prettig aan kattenpootjes. En dan blijkt alweer het nut van een vierkante meter moestuin, anders kwam je aan niets anders meer toe dan aan koffiedrinken!
Als er net gezaaid is, zijn vogels een bedreiging voor onze eetlust, want vogels eten zaadjes. Duiven eten vegetarisch en zijn dol op jonge knoppen en jonge plantjes, vooral in de moestuin. Daartegen helpt gaas, niet te grofmazig.
Zo nodig kan vrij gemakkelijk de hele bak worden afgedekt, bijvoorbeeld om in het vroege voorjaar de grond op te warmen. Leg daarvoor een stuk plastic over de grond, met een paar stenen op de hoeken tegen het wegwaaien. Wanneer in het voorjaar het zaad is gekiemd en het jonge gewas beschermd moet worden tegen kou, wind en regen, bouw je een tunneltje door een paar elektriciteitsbuizen in een boog in de bak te zetten en daar (doorzichtig) plastic overheen te spannen. Wát je ook moet doen, in dit moestuintje is het altijd te overzien en nooit veel werk. Spitten hoeft niet, onkruid wieden stelt hier niks voor en het planten en oogsten kost nauwelijks tijd. Je eet gezond, want je weet precies dat je geen bestrijdingsmiddelen hebt gebruikt! Ook hoeft er in tijden van droogte niet een uur lang gesproeid te worden: met een gieter kun je snel en gedoseerd water geven.
Door de gevarieerde beplanting ziet het er nog leuk uit ook. Voor kinderen is de vierkante meter moestuin een leuke manier om kennis te maken met tuinieren. Radijsjes kunnen al na vier weken geoogst worden. Drie weken later is de sla ‘klaar’ en nog eens drie weken later kunnen ze worteltjes uit de grond trekken.
In april kun je ook aardappelen poten. Die moeten wel eerst binnen kiemen. Neem er een biologisch geteelde aardappel voor, die niet bewerkt is met een anti-kiemmiddel. Als ze wat later gepoot worden is dat ook niet erg; dan komen ze wat later op tafel. Aardappelen hebben net als boontjes ook nog sierwaarde: ze bloeien in leuke kleurtjes.
Heb je trek gekregen van dit verhaal, maar is er in je tuin geen vierkante meter over, dan kun je altijd nog moestuinieren in potten. Met wat bamboestokken is een bonenwigwam zó gemaakt. Het levert geen kilo’s bonen op, maar dan smaken ze ook des te beter. Aardbeien doen het ook prima in een hanging basket en in een kuip op het terras groeien aardappelen óók. Een kruidentuintje lukt zelfs in bloembakken die je aan de schutting hangt: op oog- én neushoogte. En waarom geen klein kruisbessenboompje in plaats van een treurig wilgje of een roos op stam? Kijk nog eens rond in je tuin, met een moestuinoog, en experimenteer met een moestuin van een vierkante meter: er kan nooit veel mis gaan. De vakantieoppas wil vast wel even water geven - je hoeft er niet voor thuis te blijven.
Bon appétit! Eet smakelijk!

April 2010

zaterdag 10 april 2010

MODDERFIGUUR

In míjn tuin …

... rinkelden alarmbellen. Kleinzoontje van acht maanden loopt rondjes in de box! Hij zal nog wat moeten oefenen, maar ik zie hem binnenkort zó de tuin in wankelen, over het pad, langs de vijver. Tijd voor een kloek besluit: ik maak een moestuin van de vijver!


Het ontwerpje voor een klein moestuintje is in één avond klaar. De buren zullen zich ontfermen over de kikkers, de goudvis en de waterplanten en de salamanders verhuizen naar de waterbak in de voortuin. 
Oma is dol op veranderingen in de tuin, maar opa is niet van het klussen en vindt het ook nog eens jammer, van de vijver. Met frisse tegenzin helpt hij het meeste water uit de vijver te halen en besluit dan de dikke laag blubber die achterblijft voor de volgende dag te bewaren. Want boven wacht zijn computer. Maar oma heeft al knoflookbolletjes klaarliggen voor het nieuwe moestuintje, dus die gaat nog even door.
Gehurkt op de verhoogde rand in de vijver druk ik een grote plastic mand, een ‘tubtrug’, zo diep mogelijk in de blubber, sjor hem omhoog, klauter ermee op de kant en zoek een plek in de tuin die nog wat modder kan hebben. Poe, poe, zwaar werk. Maar de gedachte aan ons kleinkind, de knoflook en knapperige kropjes sla helpt geweldig en verbeten ploeter ik door.
Met succes: het blubberpeil daalt!
Ondertussen moet ik voorzichtig opereren, op de glibberige folierand, met geen ander houvast dan mijn plastic mand.
Weer hurk ik, voor een veilige moestuin. Nog iets dieper moet de mand en dan gaat het mis ... en kukelt oma vóórover in de modder; er is geen houden meer aan! De vijver blijkt dieper dan ik mij van het graven kan herinneren en nergens vind ik houvast. Alles is nat en glad en tussen mijn tanden knarst de modder. Even flitst de vergelijking met een scharrelvarken door mijn hoofd, maar ík vind dit modderworstelen niet leuk. Dan lukt het om overeind te komen en moeizaam flats ik op de kant. Mijn kleren druipen zwart en zwaar van de modder; hoe komt dit ooit nog goed! Gelukkig heeft niemand het gezien en o, wat boft mijn man, dat hij boven zit!! En ach, wat sla ik een modderfiguur. En och, nu moet ik nog strippen óók, buiten bij de achterdeur, want zo kan ik niet naar binnen!
Een spoor van natte voetafdrukken volgt mij naar de badkamer. Voor vandaag is oma klaar, hélemaal, met het nieuwe ontwerpje voor haar tuin.

April 2010

maandag 15 maart 2010

VASTE PLANTEN IN HET VOORJAAR

Heggenmussen


Allemaal kijken we uit naar de eerste sneeuwklokjes, akonietjes, krokussen en al die andere voorjaarsbollen. Want na de winter en de grote opruiming is het natuurlijk een kale boel geworden. Maar we zijn niet afhankelijk van alleen maar bolgoed, in de eerste maanden van het nieuwe tuinseizoen. Ook onder de vaste planten vinden we voorjaarsbloeiers. Toegegeven: niet altijd spectaculair, maar stuk voor stuk geschikt om ons op te vrolijken en warm te maken voor alles wat nog zal volgen. En natuurlijk kunnen deze planten ook goed gecombineerd worden met de bolgewassen.

Leucojum vernum
In de eerste plaats een groenblijvende bodembedekker: Pachysandra terminalis, met mooi glanzend blad. Al vroeg in het jaar zijn de witte bloemknopjes te zien en deze effectieve bodembedekker is dan ook goed te combineren met het in februari-maart bloeiende witte lenteklokje, Leucojum vernum. Een bolgewasje dat, net als Pachysandra, veel schaduw verdraagt en zich onder de juiste omstandigheden vanzelf zal uitbreiden.
Een vaste plant die ook goed combineert met Pachysandra, is de zogenaamde knolbloeier Corydalis ofwel helmbloem, ofwel holwortel, ofwel vogeltje-op-de-kruk! Corydalis is een overblijvende vaste plant én bodembedekker voor halfschaduw, met een voorkeur voor humusrijke lichtzure grond. Uit de knol groeien stengels met kervelachtige blaadjes. Er zijn meerdere soorten. Die bloeien op verschillende tijdstippen, van het vroege voorjaar tot in oktober. Corydalis flexuosa ‘China Blue’ bloeit lichtend blauw in april-mei, net als C.f. ‘Père David’ met donkerblauwe bloemen en gevlekt blad. In mei-juni bloeit C.f. ‘Blue Panda’, lichtblauw. Het langst bloeit Corydalis lutea, geel: van mei tot oktober, terwijl C. ochroleuca, roomwit, het ook niet slecht doet, van juni tot oktober.
Maar nu kijken we uit naar Corydalis flexuosa, helmbloem, die ook lichtend blauw bloeit in maart en april en C. solida, die met paarsrode bloemen bloeit van maart tot mei.
In dezelfde periode bloeit holwortel, C. cava, met roze en witte bloemen.

Pulmonaria, longkruid
Behalve met Pachysandra combineert Corydalis ook goed met Pulmonaria, longkruid. Dit is een semi-groenblijvende plant - dat ligt een beetje aan het weer. Maar het is altijd een feestje om zo vroeg in het voorjaar de rose, naar blauw verbloeiende bloemknoppen te zien. Of de witte, van P. ‘Sissinghurst White’. Of de donkerblauwe van P. ‘Blue Ensign’. Of een van de vele andere variëteiten. Kníp het oude lelijke blad weg, want het heeft een taaie nerf, die niet gemakkelijk afbreekt.
Gele bosanemonen, Anemone ranunculoides, kleuren goed bij de blauwe variëteiten van A. nemorosa, zoals ‘Bowles Purple’ (lavendelblauw) en ‘Hanna Gubbay’ (paarsblauw), die in maart-mei bloeien. Maar natuurlijk ook bij de hemelsblauwe bloemen van de bodembedekker Trachystemon orientalis, verwant aan Borago (komkommerkruid). Het is een sterke plant, die niet woekert, met opvallende grote bladeren. De bloempjes, aan 50 cm. hoge stengels, zijn eetbaar en verschijnen van maart tot mei. Ook deze plant voelt zich thuis in halfschaduw, waar hij mooi samen gaat met varens.
Een lief witbloeiend plantje is de wintergroene bodembedekker Cardamine trifolia, driebladige pinksterbloem. Met zijn 20 cm. bescheiden, maar in een groter aantal niet over het hoofd te zien.

Maarts viooltje, Viola odorata
Ook lief en ook nog geurend is het maarts viooltje, Viola odorata. Slechts 10 cm. hoog doet het zijn best, in goede omstandigheden al in februari. Plant dit viooltje in de zon of in halfschaduw. Het kan gedeeld worden, maar zal zichzelf ook uitzaaien.

Het frisgroene blad van mansoor,
Asarum europaeum
Nog een lage bloeier is mansoor, Asarum. Ook niet veel hoger dan 10 cm. Een fraaie groenblijvende bodembedekker. Met dof blad, Asarum caudatum, of, veel levendiger, met glanzend blad: Asarum europaeum.

Asarum in bloei
Leuk ook, als je wel graag wilt dat een plant zich uitzaait, maar de bloemen niet hoeft te zien: die houden zich namelijk schuil onder het blad. Dat is ook terecht, want ze geven de plant qua schoonheid geen meerwaarde.
Wat hoger, 30 cm., worden de bloeistengels van het klein hoefblad, Petasites Albus. Eerst komen de witte bloemen, in maart-april, en pas daarna verschijnt het blad. Misschien vinden we dat jammer, in het vroege voorjaar, maar het klein hoefblad heeft wél een extraatje: het is een bijenplant en dat is in deze tijd van het jaar óók wat waard. In de halfschaduw heeft hij het prima naar zijn zin.

Helleborus
Veel forser zijn de kerstrozen, de wrangwortels en de al dan niet stinkende nieskruiden. Kort samengevat: Helleborus. Deze planten zijn wintergroen, maar zodra in de eerste maanden van het jaar de bloei begint, is het raadzaam de oude bladeren weg te knippen. Die hebben hun beste tijd dan echt wel gehad en belemmeren het zicht op de bloemenpracht. Al gauw zal er weer nieuw blad te zien zijn. Helleborus kan wel tot 60 cm. hoog worden en komt in diverse kleuren voor, van wit tot donkerpaars. De naar beneden gerichte bloemen hebben vaak een fraaie tekening aan de binnenzijde en later opvallende zaaddozen. Ze zaaien zich ook rijkelijk uit en dat kan weer geheel nieuwe variaties opleveren. Moet je wel een paar jaar geduld voor hebben, maar het is een leuke en voordelige manier om een talud of een groot vlak in je tuin mooi te beplanten.
Al met al valt het niet tegen, de bloei van vaste planten in maart en april.
Maar houd wat plekjes open: dit is nog maar het begin!

Maart 2010

woensdag 10 maart 2010

VERGANGEN



In míjn tuin …



... ‘is die winter vergangen’! Eindelijk! En blij neurie ik de tweede regel: “Ik zie des meien schijn!” Een Middelnederlandse tekst die al rond 1500 werd gezongen. Het lied gaat over geliefden, maar ook over de komst van de lente. Die vreugden zijn in eeuwen niet veranderd en dat vind ik een mooie gedachte.
In vergelijking met natuurrampen elders stellen onze winterse ongemakken niets voor, maar het hemd is nader dan de rok en ik ben meer dan blij met de begaanbare tuinpaadjes en het lengen van de dagen.
De vogels zijn ook blij. Ze kunnen weer in bad en lekker wroeten onder het oude blad, waar insecten de winter overleefd hebben. Dat geeft energie om het territorium te verdedigen, want het is tijd om te nestelen. Eenden vliegen in formatie - vier, vijf keer komen ze langs, als opgeschoten jongens op hun brommers, iejòòòjng!, op zoek naar de mogelijkheden van het leven.
Helaas hebben drie vogels zich deze winter te pletter gevlogen tegen onze ramen. Opgeschrikt door de aanval van een sperwer. Ook vond ik de resten van een vierde slachtoffer, nog te herkennen als een spreeuw. Dat zijn de nadelen van vetbolletjes in de tuin: zo verzamel je vetbolletjes met veertjes, die voor sperwers weer heel aantrekkelijk zijn.
Koperwiek!
Maar leuke verrassingen waren er ook. Voor het eerst zag ik koperwieken in mijn tuin. Wel tien! Een mooie streep bij het oog en een roestbruine vlek (koper) op flank en ondervleugel (wiek). In vier dagen tijd aten ze de royaal behangen sierappel bij de buren hélemaal leeg! Ook de kramsvogel liet zich zien; die kende ik al. Maar het vrouwtje van de kramsvogel zag ik dit jaar óók voor het eerst: veel grijzer dan het mannetje.
En dan de keep! Eerst valt iets ongewoons op, buiten. De verrekijker erbij, goed kijken en proberen een paar typische kenmerken te onthouden voor het volgende ‘determineertraject’: plaatjes kijken in de aanwezige vogelboeken. Ach! Het is een keep! En hem dan toevoegen aan mijn lijstje ‘bijzondere waarnemingen’, deze Fringilla montifringilla. Wat een leuk vogeltje.
Maar ze zijn weer vertrokken, onze gevleugelde wintergasten, en nu de sneeuwklokjes eindelijk bloeien, neurie ik verder: “Ik zie die bloemkens hangen, dies is mijn hart verblijd!” ’t Is lente in mijn tuin!

Maart 2010

maandag 15 februari 2010

RUIMEN

Heggenmussen


Wij Nederlanders zijn een proper volkje. De uitdrukking ‘opgeruimd staat netjes’ wordt dan ook meestal letterlijk gebruikt. Vooral ook door ondernemers, die er hun bedrijfsnaam van maken en je tegen betaling komen helpen met het opruimen van je zolder, je kasten, je hele huis of je bureau. Prima! Maar volgens Van Dale dienen we deze uitdrukking ironisch te gebruiken en wel ‘in toepassing op het vertrekken van lastig of vervelend gezelschap’.
In januari kwamen ironie en letterlijke betekenis bij elkaar in Boskoop, toen daar twee larven van de Oost-Aziatische boktor (Anoplophora chinensis), alsmede acht uitvlieggaten van deze boktor werden aangetroffen. De vondst werd voortvarend aangepakt en in een straal van honderd meter rond de vindplek werden alle levende bomen en struiken geruimd. Binnen een straal van twee kilometer werd de handel stilgelegd.
Tot dan was het ‘geruimd worden’ voorbehouden aan dieren, al dan niet in nood. Nu blijken ook planten niet aan deze maatregel te ontkomen.

Dit is niet het werk van een boktor!
De boktor is in Nederland geen onbekend verschijnsel, zij het dat door het steeds ‘schoner’ worden van onze bossen in de vorige eeuw veel soorten zijn verdwenen. Nog steeds actief is de Huisboktor (Hylotrupes bajulus), in de houtsector een van de schadelijkste insecten. Een belangrijk verschil met de Oost-Aziatische boktor is de leefomgeving van de vraatzuchtige larven. Die van de Huisboktor leven in dood hout, die van de Oost-Aziatische in levend hout.
De Huisboktor behoort tot de zogenaamde ‘drooghoutboorders’. Hij leeft zelf slechts twee weken, maar de larven die hij bij voorkeur in dood naaldhout achterlaat, kunnen daar in vier tot vijf, soms zelfs tien jaar, verwoestend werk verrichten. Het meest tastbare bewijs van hun aanwezigheid leveren de ovale uitvliegopeningen. In de winter, in onverwarmde ruimten, bewegen ze nauwelijks, maar in de zomer kunnen ze zich verraden met hun hoorbaar geknaag. Dus goed luisteren, zodra de temperatuur weer stijgt! Eenmaal ontdekt, zijn ze afdoend te bestrijden. En alle ellende is eenvoudig te voorkomen met een goed dekkende laag verf, beits of lak. Voor levende bomen vormt de Huisboktor geen bedreiging. En omgekeerd vormt de Oost-Aziatische boktor geen bedreiging voor onze bouwwerken, want die zet zijn larven af in levend hout.

Ook doelwit: de esdoorn
Het grootste probleem daarbij is, dat deze larven zich dwars door de stam een weg vreten, waardoor sapstromen onderbroken worden, zodat takken kunnen afbreken en zelfs hele bomen het loodje leggen. Wie zijn eigen groen wil controleren, moet op zoek naar uitvlieggaten in de waardplanten. Waardplanten zijn voedselleverancier voor organismen die niet in staat zijn om zelf voedsel te produceren: de parasieten. Het woord ‘parasiet’ is afgeleid van het Grieks ‘parasitos’: ‘eten aan de tafel van een ander’. Het Latijnse ‘parasitus’ betekent ‘tafelschuimer’, ofwel klaploper. Nu weten we waar we het over hebben.
Niet in déze appelboom ...

De larven van de Oost-Aziatische boktor parasiteren bij voorkeur op deze zeventien waardplanten: esdoorn, paardekastanje, els, berk, haagbeuk, citrusplanten, hazelaar, rotsmispel, beuk, lagerstroemia, appel, plataan, populier, kers, peer, wilg en iep. Nu weten we ook, waar we moeten zoeken.
Hoewel het woord ‘ruimen’ een bittere bijsmaak heeft, is het in het geval van de Oost-Aziatische boktor een noodzakelijke maatregel. De natuurlijke leefomgeving voor deze boktor is Azië en daar heeft hij ook zijn natuurlijke vijanden, die hier niet voorkomen. Door de export van levende planten is de Oost-Aziatische boktor al op meerdere plaatsen buiten Azië gesignaleerd. Als deze boktor de kans zou krijgen zich daar te vestigen, zou het niet meevallen de populatie alsnog uit te roeien.
In 1997 werd het eerste exemplaar in Europa aangetroffen, in Italië, in het ‘vrije veld’. In 2003 volgde Frankrijk en in 2004 trof men de boktor in Duitsland zowel in geïmporteerde planten als in het vrije veld aan. Engeland volgde in 2008. Ook in de Verenigde Staten zijn ze gesignaleerd.
De vondsten in Boskoop nu staan niet op zichzelf. In 2008 al zijn waardplanten verwijderd in Honselersdijk, nadat daar eind 2007 de Oost-Aziatische boktor werd aangetroffen bij een importeur van esdoorns. In juni 2008 vond men een boktor in Berghem en een maand later een in Enschede. Helemaal nieuw is het verschijnsel dus niet.
De verwachting is dat een twintigtal inspecteurs in de derde week van februari hun zoektocht kunnen beëindigen en dat dan alle bedrijven weer volop kunnen handelen en leveren aan tuincentra en andere afnemers. Zodat iedereen dan weer volop bomen en struiken zal kunnen aanplanten.
En dat is hard nodig, nu Nederland een bedroevende zevenenveertigste plaats bezet op de Groene Ranglijst 2010. Dit is een internationale lijst van honderddrieënzestig landen, die elke twee jaar wordt opgesteld door milieu-experts van de universiteiten van Yale en Colombia. Criteria voor de beoordeling zijn een gezonde leefomgeving, de kwaliteit van de lucht, het watermanagement (kom op, Willem Alexander!) en biodiversiteit. Weliswaar is Nederland in de afgelopen twee jaar acht plaatsen gestegen, maar we liggen ver achter op landen als Frankrijk, Engeland, Duitsland en Italië. Aan de afmetingen van ons land ligt het niet, want op de eerste plaats staat IJsland.
Dus voor de komende twee jaar: met zijn allen de schouders eronder, koningshuis en regering achter de broek zitten, veel groen aanplanten en een beetje bewuster leven. Want een zevenenveertigste plaats, daar moeten we geen genoegen mee nemen!

Februari 2010

woensdag 10 februari 2010

UITGEKOOKT


In míjn tuin …

Japanse wijnbes
 ... zou ik eigenlijk wat ruimte moeten maken voor twee stronken boerenkool, een paar stammetjes met spruiten en in de zomer één bonenstaak met aan de voet een paar kropjes sla. Misschien nog wat worteltjes en uien en drie bollen knoflook.
Samen met een pot tomaten, een pot aardbeien en de appels, bramen, kruisbessen, wijnbessen en de druiven die we al hebben, komen we dan een heel eind, met ons tweetjes. Maar dan moet ik wél zelf koken.
Want laatst schilde mijn man alvast de aardappelen, voor een luchtig pureetje.

“Denk erom,” zei ik, “voor twéé personen!” Ja, dat kwam wel goed. Even later stond er een flinke pan op het fornuis, waarin de pasgeschilde aardappelen mij tot aan de rand toe blonken! “Dat doe ik dus voortaan wel weer zelf!” riep ik boos. Waarop mijn man grinnikend constateerde, dat hij “...toch eigenlijk wel uitgekookt...” was. Nou reken maar: “Jij komt de keuken niet meer in; uítgekookt!”
Maar misschien moet ik een slag om de arm houden. We zijn nu weliswaar terug op het punt waar we ooit begonnen, in een tweepersoons huishouden, maar met de komst van drie kinderen werd dat toen een heus gezin. Inmiddels heeft het aantal kinderen zich met schoonkinderen verdubbeld en is er zelfs al een kleinkind geboren. En hoera, komende zomer krijgt dit ukkie versterking van een neefje of nichtje!
Opa, oma, schoonvader, schoonmoeder, zonen, zwagers, dochter, schoondochters, vaders en moeders, ooms en tantes, kinderen, neefje(s), misschien een nichtje: ons gezin van toen is een complete familie geworden!

Net gezaaide rode eikenbladsla ...
Die pan met aardappelen van mijn man is helemaal zo gek nog niet, als ze komen allemaal. Laat ik ook maar een beetje uitgekookt zijn en mijn man alsnog de hemel in prijzen om zijn vele aardappelschillen!
En dan de halve tuin volzetten met bedden boerenkool, twee vierkante meter spruiten, twee rijen aardappels kruim, drie rijen aardappels vast, een complete berceau met bonen, acht rijen worteltjes, zes rijen winterpeen en zeven meter sla, langs het randje.
Wij zijn nog lang niet uitgekookt, als onze familie komt eten: een kleine wasketel vol met aardappelen en drie grote pannen met groenten, vers uit eigen tuin!

Februari 2010