vrijdag 8 maart 2013

STINSENPLANTEN ROND ONS STEENHUIS

Heggenmussen


Sneeuwklokjes tussen het blad van longkruid:
stinsenplanten
Stinzenplanten: vooral voorjaarsbloeiers met opvallende bloemen. De officiële schrijfwijze is ‘stinsenplanten’, met een ‘s’. Het woord ‘stins’ komt uit het Fries en is een samentrekking van het Friese woord ‘stenhus’: stenen huis, een in vroeger tijden versterkte en met stenen gebouwde adellijke woning in Friesland. In Groningen, met zijn borgen, noemde men deze planten ‘börgbloumkes’. Ook in de Vechtstreek en op andere Utrechtse landgoederen werd deze beplanting toegepast en daar nam men de Friese benaming over: ‘stinsenplanten’. Pas na 1950 werd de naam ‘stinsenplant’ officieel gebruikt in de betekenis, zoals wij die nu kennen.

Met de opkomst van de Engelse landschapsstijl aan het eind van de achttiende eeuw kwam er meer belangstelling voor een natuurlijke manier van tuinieren en daarmee ook voor planten die op een natuurlijke manier verwilderen. Het zijn vooral bolgewassen, die uit Midden en Zuid Europa geïmporteerd werden: bollen waren in die tijd, nog zonder vliegtuigen, gemakkelijker te vervoeren. Maar ook vaste planten komen voor op de lijst.

Lenteklokje, Leucojum vernum
Bolgewasjes als sneeuwklokje, Galanthus, en lenteklokje, Leucojum vernum, werden hier al sinds het einde van de Middeleeuwen aangeplant. Ze konden zich in ons klimaat goed handhaven. En natuurlijk kwamen er in ons eigen gebied ook al planten voor, die zich spontaan vermeerderen, zoals de vingerhelmbloem, Corydalis solida. Een familielid van deze plant is de holwortel, Corydalis cava. Die heeft, net als de winterakoniet, Eranthis hyemalis, geen Nederlandse oorsprong, maar komt wel uit Europa. Deze planten konden hier goed ‘aarden’ en verspreidden zich op natuurlijke wijze. Daarnaast is er nog een categorie stinsenplanten die uit Azië geïmporteerd is. Een goed voorbeeld is de keizerskroon, Fritillaria imperialis. Die groeit en bloeit hier prima, maar verwildert niet.

Waarschijnlijk zonder dat we ons ervan bewust zijn, hebben ook wij stinsenplanten in onze tuin, bij ons steenhuis. Het zijn in ieder geval planten die hun kwaliteit bewezen hebben, in de afgelopen eeuwen. Veel ‘stinsenbolletjes’, om ze zo maar even samen te vatten, breiden zich dus vanzelf uit. Je kunt ze een handje helpen door ze na of zelfs tijdens de bloei (sneeuwklokjes) op te graven en te delen. Verspreid over de tuin terugplanten en na verloop van wat jaren kun je uitkijken op een bloemenweelde als in de tuin van de Ennemaborg in Midwolda: één paars/wit tapijt van boerenkrokussen, Crocus tomassinianus, en sneeuwklokjes! Zon in de vroege voorjaarstuin brengen de winterakonieten, Eranthis hyemalis, in de periode januari-maart. Als je ze afwisselt met vaste plant bosgeelster, Gagea lutea, blijft het geel tot mei. Op een beschaduwde plaats kan daar ook nog de gele anemoon bij, Anemone ranunculoides; die bloeit in maart en april. Voor een vervolg tot juni kan de (vaste plant) voorjaarszonnebloem zorgen, Doronicum pardalianches.

Blauwe druifjes, Muscari botryoides, met op de achtergrond lathyrus vernus
Ook de blauwe druifjes, Muscari botryoides, behoren tot de stinsenplanten, net als lentebloeier van het jaar lelietje-der-dalen, Convallaria majalis. Waarschijnlijk hebben we deze plantjes al sinds jaar en dag in onze tuin, net als het longkruid, Pulmonaria, een vaste plant die zich gemakkelijk uitbreidt en al vroeg in het seizoen (nú!) bloemknoppen heeft. Nog een vroegbloeiende vaste stinseplant is de holwortel, Corydales cava, met roodpaarse of witte bloempjes. Deze plant heeft geen wortels, maar groeit op een knol. En die is inderdaad hol! Bij de verspreiding van de zaadjes spelen mieren een belangrijke rol. Ze zijn dol op het aanhangseltje van de zaden, het ‘mierenbroodje’, en bij het transport van deze broodjes verspreiden ze vanzelf de zaden.
Kievitsbloem, Fritillaria meleagris
Ook leuk is vogelmelk, Ornithogalum umbellatum. De ‘gewone’ vogelmelk: wit, en dus niet de oranje soort; vergis je niet! En dan natuurlijk het lenteklokje, Leucojum vernum. Dit bolgewasje houdt een beetje het midden tussen een sneeuwklokje en het lelietje-der-dalen, maar dan wel op een hoger stengeltje. Bij mij is ie aan verwilderen nog niet toegekomen, maar zo gaat dat nu eenmaal bij planten waar je dat graag zou zien. Gelukkig breiden de kievitsbloemen, Fritillaria meleagris, zich wél gestaag uit. Prachtige klokken in wit en rood, waarvan de laatste een fraai blokjespatroon hebben. Verder zijn ze geliefd bij het rode leliehaantje, maar die valt gelukkig nogal op, zodat je dit insect goed kunt vangen (pas op, ze laten zich heel gemakkelijk vallen) en langs de sloot ofzo kunt loslaten.

Dit zijn maar een paar soorten uit de lange rij van stinsenplanten. Akeleien, maagdenpalm, sterhyacint, herfsttijloos en nog vele andere horen er ook bij. En adderwortel, een naam die regelrecht uit de middeleeuwen komt, doet mee. Maar pas op! De tuin zal zich vanzelf vullen, met al die verwilderingsklanten. Beleid bij het planten is noodzakelijk - we wonen dan wel in ‘steenhuizen’, het zijn géén borgen!
Elders genieten kan ook: in de Hortus Haren (in maart elke zondagmiddag, 14.00 uur, een rondleiding), in Domies Toen in Pieterburen en in de stad Groningen, april/mei: Noorderplantsoen, Coendersborg, Sterrebos, Stadspark.
Geniet van börgbloumkes!

'Börgbloumke' Corydalis cava, holwortel
Maart 2013

1 opmerking:

Anoniem zei

prachtige info!
wij bezochten op 1 mei j.l. kasteelpark in Neerijnen met juist uitgebloeide holwortel; nu in bloei: bostulp, blauwe anemoon, lenteklokje, kievitsbloem, knikkende vogelmelk, longkruid