In míjn tuin …
... valt in principe geen onvertogen woord, maar soms wel een bal en je schrikt ervan hoe snel onvertogen woorden dan kunnen volgen.
Een zomeravond: we drinken buiten koffie en op straat, onzichtbaar achter de hoge heg, trappen een stel opgeschoten jongens tegen een bal, zo hard ze kunnen. En reken maar dat er kracht zit in die benen van negentien! Ik word daar altijd onrustig van: hoe lang gaat het goed? Als de bal even later de oprit opknalt loop ik erheen en arriveer tegelijk met een van de voetballers. "Doen jullie het een beetje rustig aan?" vraag ik. "Ja hoor!" antwoordt hij goedmoedig. Ik loop weer terug naar mijn koffie, maar dan hoor ik ineens vanaf de straat een nijdig: "Begint dat wijf nóu al te zeiken!" In mijn hoofd gaat een knopje om en mijn hele lijf draait mee. Ik been terug naar de straat: "Wát zeg je?!" "Wie denk je wel dat je bent! Dit is de openbare weg!" blaft een van de knullen mij toe. Ik voel hoe ik rood aanloop, terwijl ik toch echt witheet ben. "Wie denk je wel dat jíj bent!" bries ik terug. "Dit is míjn tuin en daar blijf je úit!" Een volgende opmerking wacht ik niet af: nog maar eens terug naar de koffie. Kennelijk heb ik hun avond verpest; ze stuiteren nog wat na met de bal en verdwijnen dan. Ik stuiter ook nog wat na, op mijn stoel - de adrenaline moet zijn tijd hebben.En ik bedenk nog maar eens hoe het zal zijn, als ik écht oud ben en dement en er onder Balkenende 7 nog steeds geen fatsoenlijke euthanasiewet tot stand gekomen is. Wat zal ik dan afhankelijk zijn van deze knulletjes, wanneer 'Alzheimer' mij bij hen laat aanbellen: "Meneer, mijn bal ligt bij u in de tuin …"
Januari 2005