Het jaar is net half om, maar wat hebben we al voorbij zien komen aan weersveranderingen: behalve winter, voorjaar en zomer in het voorjaar ook alweer wat herfst in de zomer! Bredero eindigde drie eeuwen geleden al zijn geschriften met het motto: “’t kan verkeren” (het kan veranderen). Dat is niet veranderd, in driehonderd jaar: het kan nog steeds, veranderen, zéker het weer. In de zomer willen we mooi weer, genieten van onze tuin en er niet dagelijks krom liggen, maar liefst gestrekt, op een loungebed, zoals de stretchers van tegenwoordig heten. Het is in het voorjaar wel druk genoeg geweest, met het op orde brengen van ons landgoedje, het mesten en wieden, het zaaien, planten en opbinden en niet te vergeten het vele snoeiwerk vóór de langste dag.
Natuur op de tuintafel: nimf van de groene stinkwants |
Nu dat allemaal achter de rug is, komt het er vooral op aan ons stukje natuur bij te houden. Gras maaien, uitgebloeide bloemen verwijderen en uitlopertjes in ons snoeiwerk gauw even wegknippen. Tijd om op vakantie te gaan, (tuin)boeken te lezen of om andermans tuin te bezichtigen en inspiratie op te doen. Voor inspiratie is een bezoek aan de tentoonstelling ‘Dutch Wave in Warffum’ in Openluchtmuseum Het Hoogeland aldaar ook een goed idee.
Zo’n vijfentwintig jaar geleden kwam er in ons land een beweging op gang, waarin de natuur centraal stond en als uitgangspunt diende voor het aanleggen en onderhouden van tuinen. Gelijkgestemden zochten elkaar op, wisselden ideeën en planten uit en filosofeerden over de mogelijkheden die de natuur onze tuinen zou kunnen bieden en andersom. Het was een totaal nieuwe visie op de kunst van het tuinieren, die ook in het buitenland veel indruk maakte. De Zweedse botanicus Rune Bengtsson noemde dit verschijnsel ‘The Dutch Wave’, de Nederlandse Golf. Voortrekkers van ‘The Dutch Wave’ waren tuinmannen als Henk Gerritsen, Piet Oudolf, Ton ter Linden en Rob Leopold.
Het boek ‘SPELEN MET DE NATUUR’ (1993) van de in 2008 overleden Henk Gerritsen kreeg als ondertitel: de natuur als inspiratiebron voor de tuin. Van Gerritsen zijn meer boeken verschenen, ook in samenwerking met Piet Oudolf. Maar in het bijzonder aan te bevelen vind ik zijn ‘magnum opus’ ( januari 2008): ‘BUITEN IS HET GROEN’, over zijn “... tuin in beweging”. Prachtige foto’s ook. In Schuinesloot heeft hij samen met zijn in 1998 overleden vriend Anton Schlepers een droom waargemaakt: de Prionatuinen. Uitgangspunt was het tuinieren met inheemse planten, om zo nog iets te redden van de wilde flora, die in hoog tempo aan het verdwijnen was. Het bleek pionierswerk, met in het begin veel tegenvallende resultaten.
Hommel op 'droomplant' Geranium macrorrhizum |
Piet Oudolf, die in Hummelo samen met zijn vrouw Anja kwekerij De Koesterd was begonnen, ging in Europa, maar ook ver daarbuiten, op zoek naar zaden van wilde planten om daarmee in hun proeftuinen te experimenteren. Inheemse planten wisten zij te verbeteren tot effectieve tuinplanten: sterk, weinig onderhoud behoevend, veelzijdig én met een natuurlijke uitstraling. Samen met Henk Gerritsen schreef hij over de nieuwe generatie tuinplanten: ‘DROOMPLANTEN’.
In Duitsland hielden kweker Karl Foerster en zijn opvolger Ernst Pagels zich al veel eerder bezig met het kweken van grassen: een belangrijke aanvulling voor de natuurlijke tuin, waarin er veelvuldig gebruik van gemaakt wordt. In Ruinen hield Ton ter Linden zich bezig met ‘impressionistisch tuinieren’ en legde het resultaat vervolgens vast in aquarellen. Zie zijn in 1995 verschenen boek ‘TUINIEREN UIT DE KUNST’.
Schilderachtig én uit de kunst: Rosa 'Albéric Barbier' |
Tuinieren is voor hem “... werken met de natuur”: net
als de andere ‘Dutch Wavers’ gebruikt hij geen chemische bestrijdingsmiddelen
en ook geen chemische meststoffen. Met het in de tuin halen van de natuur
veranderde ook het inzicht omtrent het winterklaar maken van de tuin. Tot dan
toe werden alle plantenresten tot op de grond afgeknipt, waarna een dikke laag
turf werd opgebracht als bescherming tegen winterse kou. Met het nieuwe inzicht:
alles natuurlijk laten afsterven, is er nu ook in de winter veel te beleven en
te genieten van berijpte of besneeuwde plantenresten. En niet alleen door ons:
ook voor allerlei dieren worden natuurlijke tuinen interessante leefgebieden. Het
is een wisselwerking.
Rob Leopold, overleden in 2005, was een van de drijvende krachten binnen de ‘Dutch Wave’ met zijn filosofie en de zaden die hij kweekte voor zijn bedrijf ‘De Cruydt-hoeck’, waarvan velen nog wel een ‘DIKKE ZADENLIJST’ in de kast zullen hebben staan met interessante en vaak ook geestige beschrijvingen van talloze planten. Maar ook waarschuwingen als “Niet zaaien in de natuur” (om de ontwikkelingen in de natuur zo natuurlijk mogelijk te houden), gevolgd door “En: niet graaien in de natuur” (dat spreekt voor zich). Leopolds beschrijvingen van wat men van de zaden kon verwachten, waren dan ook vaak onweerstaanbare uitnodigingen tot een bestelling!
Zelfgezaaid: zwarte korenbloem |
Tot de ‘Dutch Wave’ moeten veel meer ‘natuurlijke tuiniers/kwekers’ gerekend worden dan de hierboven genoemden. Vaak was het tuinwerk hun broodwinning, maar anders dan in veel andere beroepen was hier geen sprake van concurrentie. Bevindingen werden met elkaar gedeeld en besproken; men vond elkaar in een gezamenlijk streven en een gezamenlijke passie voor de natuur.
Misschien was de ‘Dutch Wave’ een logische ontwikkeling in de jaren zeventig, een exponent van de tijd. Het heeft ons in ieder geval meer bewust gemaakt van het belang van de natuur, óók voor onze kleine stukjes grond. Ecologie in de tuin: goed voor mens, milieu en natuur.
Natuur in een pot: klein eenjarig grasje: hazestaartje |
Bezoek de tentoonstelling ‘Dutch Wave in Warffum’ (tot 14 augustus), zet een gemakkelijke stoel in de tuin, desnoods een loungebed, en lees, voor de verandering, over natuurlijk tuinieren. Fijne zomer!
Enkele van de banieren in Museum Het Hoogeland in Warffum: een uitgebreid overzicht van het ontstaan van een nieuwe manier van tuinieren in woord en beeld.
2 opmerkingen:
Ik denk dat die bij een soort kleine hommel is!
Als reactie op de opmerking dat alles qua weer het zelfde zou blijven, wil ik aangeven dat diverse weertypen nog steeds zichtbaar, merkbaar zijn, maar dit in een perspectief geplaatst moet worden: wanneer is er sprake van welke weertype, temperatuur en intensiteit. Is dat dan gebruikelijk of zijn er veranderingen merkbaar? Daarover hebben diverse weerkundigen informatie verschaft en bekijk dat en trek dan een conclusie voor jezelf.
Een reactie posten