zaterdag 4 februari 2012

JANUARI / FEBRUARI 2012

TUINFOTO’S

 

31 januari 2012

6 graden vorst: de rododendron krimpt ineen van de kou en de vogels trekken naar de tuin.




4 februari 2012

De rododendron bij min 14 graden, onder de tuintafel sporen in de sneeuw.



Er zijn ook lichtpuntjes: boven in de berk!

Maar de schutting houdt het niet, als er ook nog een storm opsteekt.

maandag 16 januari 2012

JANUARI/FEBRUARI

 TUINKALENDER





De kleuren van deze winter: Skimmia 'Rubella'

JANUARI/FEBRUARI

 Zandzakken voor de deur, tegen wateroverlast dan wel gladheid!

 Het jaar is onstuimig begonnen: verzamel afgebroken takken en bind losgeslagen klimmers opnieuw aan.

Controleer de boompalen bij nieuw geplante bomen.
Laat je daarbij in de zon niet verleiden tot gezellige voorjaarsklussen, want het kan dooien én het kan vriezen!
... en dat ziet er ongeveer zó uit!
  Speuren naar uitlopende bolgewasjes mag natuurlijk altijd.

2 januari: sneeuwklokjes!
Zoek ook naar de knoppen in Helleborus (kerstrozen) en Hepatica nobilis (leverbloempje): dat is goed voor het moreel van de zich verbijtende tuinier.

 En als je dan toch buiten bent: onkruid wieden kent geen tijd!

 Bestel de mooiste zaden om onafhankelijk van de buitentemperatuur binnen voor te zaaien. Soms is vóórpret de grootste pret.

 Het blad ‘Tuin en Co’ nr. 1 geeft een overzichtelijk zaai- en pootschema voor een heel seizoen in de moestuin. Zaaien eind januari: peultjes, prei en worteltjes. Begin februari: uien poten en tuinbonen zaaien.

 Vergeet de vogels niet: tegen de storm in vliegen kost óók veel energie!

►  21 en 22 januari 2012: tuinvogels tellen! Op www.tuinvogeltelling.nl vind je behalve alle informatie over het tellen een fotopagina met de meest voorkomende tuinvogels én hun eigen vogelgeluid. Ook een aanrader voor kinderen!
Januari 2012

HOTSPOT EN HUTSPOT

Heggenmussen

Zó woon je in een rustig landelijk gebied en zó opent elk landelijk Journaal met ‘hotspot’ Ten Boer! Het is vrijdag 6 januari 2012 en het land zucht onder storm en regen. Maar een dreigende dijkdoorbraak, dat was nog niet bij ons opgekomen. Bezorgde familieleden in het westen informeren geschrokken of iedereen al geëvacueerd is en in drogere gebieden worden logeerkamers aangeboden; de watersnoodramp van 1953 in Zeeland ligt nog vers in het collectieve geheugen.

Het Eemskanaal in rustiger tijden,
juli 2011
Verbaasd, want niks gehoord, zetten we de televisie aan en ja hoor: tv Noord toont het rampgebied in volle omvang. Vooral Woltersum is getroffen en op een paar ‘die hards’ na zijn alle bewoners geëvacueerd naar de sporthal in Ten Boer. Alle tv-stations zijn ter plaatse en burgemeester Van de Nadort doet verslag over de omvang van de ramp. Want dat is het, als je ’s nachts van je bed gelicht wordt en halsoverkop je hele hebben en houden moet achterlaten met kans op een waterstand tot twee meter boven de vloer.



De Rijksweg naar Groningen is afgezet: ruim baan voor het leger dat te hulp schiet, nou ja: komt helpen. Een F-16, na al die oefeningen in de afgelopen veertig jaar hier op bekend terrein, inspecteert de kade van het Eemskanaal. Kortom: we staan op de kaart!

'Tuss'n daip en knoal',
(tussen Damsterdiep en Eemskanaal)
zicht op Ten Boer vanaf de dijk
langs het Eemskanaal
Ook de evacués in De Tiggelhal komen aan het woord. En dan blijkt waar een klein dorp groot in kan zijn. Rustig, op het laconieke af, geven de Woltersumers antwoord op de gestelde vragen. Kort ook; je kunt er geen heel Journaal mee vullen. Maar de schets die ze geven van dé Grunneger is gewéldig: niks stug of ontoegankelijk, maar gewoon hoe Groningers zijn: vriendelijk, met humor, elkaar helpen waar het kan en de dingen nemen zoals ze zijn, ook op een ‘hotspot’.
Gelukkig mogen ze een dag later terug naar huis - het grootste gevaar is geweken.

De molen van Woltersum
In de Volkskrant echter staan we de volgende dag weliswaar op de kaart, maar nog lang niet allemaal. Een kaartje van Noord-Nederland vermeldt in een ballonnetje bij de dorpen Woltersum, Wittewierum, Ten Post en Ten Boer: “Bijna alle achthonderd bewoners hebben de dorpen verlaten”. Zo houd je het beeld van een dunbevolkt gebied wel in stand, ja. En dat terwijl Google uitstekend op de hoogte is met onze inwonertallen: Woltersum: 330, Wittewierum 140, Ten Post 900 en Ten Boer 4600! Plusminus allemaal. Ik heb de cijfers per omgaande naar de krant gemaild: die dijk bij Woltersum kan zomaar weer gaan lekken en dan is het maar de vraag of Den Haag onze gemeente met 800 inwoners nog wel de moeite waard vindt, een ‘hotspot’.

Op de kaart!
Tijd voor hutspot! In de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), hield de Spaanse bezetter Alva er rond Leiden zijn leger mee op de been tót de dijken werden doorgestoken. Bij het begin van het beleg, eind oktober 1573, was het Leidse stadsbestuur goed voorbereid, met flinke voedselvoorraden. Eind maart 1574 onderbrak Alva het beleg van Leiden voor de Slag op de Mookerheide. In Leiden leek het niet nodig nieuwe voedselvoorraden aan te leggen, tot Alva op 26 mei 1574 terugkeerde en het beleg hervatte. Zesduizend mensen stierven aan pest en honger. In deze nijpende situatie staken in september 1574 de Geuzen onder andere bij Rotterdam de dijken door. Toen in de nacht van 2 op 3 oktober een storm opstak en de wind keerde, stroomde het water naar Leiden en ‘verdreef’ daar de Spaanse bezetters. Volgens de overlevering bleef een ketel hutspot achter: zeer welkom bij de uitgehongerde Leidenaren. Zo ook de haringen en het wittebrood, waarmee de Geuzen de stad binnenvoeren.

En of de dijken nu doorbreken of niet: tot op de dag van vandaag is hutspot nog net zo gezond als in de Tachtigjarige Oorlog. De Spanjaarden maakten hun hutspot met fijngestampte winterwortelen, uien en pastinaken. In 1574 was de aardappel nog niet overal in Europa ingeburgerd, vandaar de pastinaken.

Wortels danken hun mooie oranje kleur aan het zogenaamde bèta-caroteen, dat behalve in wortelen ook voorkomt in andere oranje en gele groenten en fruit. Maar ook in groene bladgroenten, spinazie bijvoorbeeld, en koolsoorten. De Fransen noemen onze peentjes ‘carottes’ en de Engelsen zeggen ‘carrots’. Bèta-caroteen wordt in ons lichaam omgezet in vitamine A en dat zorgt voor een goede weerstand, is belangrijk voor ons gezichtsvermogen, maar ook voor huid en haar, gezonde botten en groei. Bovendien is bèta-caroteen een anti-oxidant, die beschermt tegen stoffen die schade kunnen toebrengen aan lichaamscellen.

Om goed voorbereid te zijn op beleggen en overstromingen kan het nuttig zijn om wat verhoogde moestuinbedden aan te leggen. Die zijn tegenwoordig ‘in’, overal te koop en ook nog eens gemakkelijk zelf te maken. Beplanten met peentjes! Vul ze met goede potgrond, zodat de wortel in het eerste stadium van zijn groei niet teveel tegenstand ondervindt en een overdosis water weg kan lopen. Verderop in het groeiproces kan de winterpeen onze klei goed hebben.

In januari kan al begonnen worden met zaaien: onder glas of een plastic tunneltje. In de loop van de tijd moet er uitgedund worden: elke dag een paar rauwe worteltjes eten, tot in juni alles geoogst kan worden. Dit zijn de ‘busselwortelen’ of bospeen. Voor de zomerteelt zaai je ‘losse wortelen’ of waspeen en voor oogst in het najaar kiezen we ‘breekpeen’ of winterwortelen: grove tot zeer grove wortels, die lang bewaard kunnen worden.

Zaai van alles wat, dan ben je ook op alles voorbereid en kun je in barre tijden zelfs ‘vivre de carottes’, waarmee de Fransen bedoelen: zuinig leven!


Januari 2012

vrijdag 13 januari 2012

HOT IN DE WINTER

In míjn tuin …

... davert de wind door de bomen. Soms zie ik een tak vallen, maar hoeveel het er uiteindelijk zijn, zie je pas als de wind gaat liggen en je je buiten waagt om op te ruimen. Het meeste is dood hout - zeg maar: het zelfreinigend vermogen van de natuur. Wel oppassen dat ik de tak, die nog is blijven hangen, niet op mijn hoofd krijg en zelf óók onderwerp word van het zelfreinigend vermogen.

De temperatuur is aangenaam, met de zon erbij. Liefst zou ik direct beginnen met opruimen, in de tuin. Met dezelfde energie als waarmee ik na Nieuwjaar de kerstboom te lijf ga, om ruimte te maken voor iets nieuws, iets fris, iets totaal anders! Maar nu in de tuin aarzel ik, na scenario’s met -25°C voor deze winter. Het lijken inmiddels vergissingen, maar als ik de oude vertrouwde Enkhuizer Almanak google, levert dat voor januari een wel zeer genuanceerde voorspelling op: afwisselend (te) koud en (te) zacht. Duidelijk waarom deze almanak zo betrouwbaar is: hier kun je echt alle kanten mee op. Zelfs -25°C is nog mogelijk! Er zit echt niets anders op dan het ongeduld en de opruimwoede te bedwingen en te wachten op februari, met volgens de good old Enkhuizer Almanak ‘geen standvastig winterweer’! Zo mag ik het horen!

Iris reticulata
Laat eerst ook het waterpeil maar even zakken; je kunt nu beter niet tussen de struiken door banjeren en zo de natte klei vast aantrappen. Netjes op de paadjes blijven en ‘niet met je handjes kijken’, maar gewoon met je oogjes! Heus, er is al veel te zien. Tussen de oude rozenblaadjes lopen nieuwe blaadjes uit. Knoppen schuilen onder het mooie blad van Hepatica nobilis, het leverkruid. En ..., ach, hoe heten deze ook alweer? Ik heb er zulke mooie foto’s van, in de sneeuw ... Mijn geheugen laat me na de winter in de steek, maar ik kom er wel weer op: Iris reticulata! Nog maar twee irisjes steken boven de grond uit. Hm, die zijn ook kant en klaar te koop. Want áls het nog gaat sneeuwen, dan hoort Iris reticulata daar mooi blauw doorheen te steken. En hoe zit het met Helleborus, de kerstrozen? Ja! Ik zie de knoppen, al zitten ze nog wat laag.

2 januari 2012: sneeuwklokjes!
Mijn dochter in Amsterdam triomfeerde vóór de kerst met narcissen, vol in bloei! Tja, Amsterdam is ‘hot’. Maar bij mij bloeiden sneeuwklokjes, op 2 januari! Is óók ‘hot’, hier in Ten Boer!


Januari 2012

vrijdag 16 december 2011

DECEMBER/JANUARI

TUINKALENDER


Van Oud naar Nieuw

DECEMBER/JANUARI

 Controleer de regenton: is hij nog leeg, na alle regen?

 Kijk elke week of de buxus in pot niet uitdroogt; ook in de winter heeft buxus water nodig!

 Snoei de druif vóór de jaarwisseling, tenzij het vriest.
 Dat geldt, zonodig, ook voor de esdoorn (Acer), de berk (Betula), de haagbeuk (Carpinus) en de walnoot (Juglans). Deze bomen kunnen ook gesnoeid worden als ze goed in het blad zitten en de sapstroom geen probleem meer is.
 Houd bij vorst en sneeuw paden en stoepen toegankelijk.

 Pak buitenpotten bij vorst in met noppenfolie.

De moestuin op Ewsum, Middelstum:
winterklaar en een lust
voor het oog!
 Geef kuipplanten binnen af en toe wat water.

 Zorg voor zuurstof in de vijver en verwijder sneeuw van het ijs.
 Vergeet de vogels niet: nu vogelvoer, straks luizen en slakken!
 Tijd om de tuinboeken nog eens door te nemen, voor nieuwe inspiratie in 2012!


Fijne Kerst en een goed 2012!


December 2011

ONDERGRONDS

Heggenmussen

Op 21 december, de kortste dag van het jaar, wordt het winter en dat is goed te zien in de tuin: er is namelijk veel mínder te zien dan in de andere jaargetijden! Zoals wij ons terugtrekken in onze warmgestookte huizen, zo trekt veel ‘natuur’ zich terug in de grond. Diep genoeg om buiten het bereik van de vorst te blijven. Ook al zou je dat op het eerste gezicht niet zeggen: er zit dus nog steeds leven in de grond, zij het op een laag pitje.

De winterslaap van dieren kenmerkt zich door een zeer trage stofwisseling. Die wordt bereikt door het verlagen van zowel de lichaamstemperatuur als het ademhalingsritme. De energiebehoefte neemt drastisch af en daarmee ook de behoefte aan voedsel. Zo kan de winterslaper soms wel maanden teren op de vetreserves, die met veel eten in de herfst zijn opgebouwd. Juist in dat jaargetijde biedt de natuur een overvloed aan bessen, zaden, paddestoelen en, voor slakken en wormen, afgevallen bladeren.
Omdat we nu niet meer of heel weinig in de tuin werken, valt de afwezigheid van sommige diertjes misschien niet eens op. De slakken bijvoorbeeld, waar we ons de rest van het jaar zo druk over maken, waar zijn die gebleven? Ondanks onze tegenwerking zijn ook zij er in geslaagd een vetreserve op te bouwen en de naaktslakken hebben zich daarmee wel tot één meter diep in de grond teruggetrokken! Met dank aan de tuinier! Huisjesslakken hoeven niet zo diep - hun huis biedt enige bescherming tegen de kou. Ook met al hun vetreserves passen ze nog steeds in de huisjes, waarin ze zich zo ver mogelijk terugtrekken, om vervolgens met een laagje slijm de opening af te sluiten. Het slijm droogt uit en wordt hard; een kleine opening in dit dekseltje zorgt voor de noodzakelijke ventilatie.
Regenwormen kunnen diepe verticale gangen graven, maar leven vrij dicht onder het oppervlak, waar ze hun humushoopjes achterlaten. We krijgen de regenwormen eigenlijk alleen te zien wanneer ze door trillingen tevoorschijn komen. De trillingen kunnen worden veroorzaakt door onze voetstappen, door slimme merels, maar ook door regendruppels. In de winter echter trekken de regenwormen zich dieper in de grond terug voor een winterslaap.

Onze eigen huismier
De hardwerkende mieren moeten hun werklust in de winter helaas bedwingen, omdat de winterkou ze zo bijzonder traag maakt. Met zijn allen verschuilen ze zich onder de grond, bij hun nest. Ook bosmieren doen dat, maar omdat de groene specht op de hoogte is van deze gewoonte en leeft van bosmieren, krijgen ze het daar zwaar te verduren. Voor de specht is het ‘gefundenes Fressen’, waar hij gretig gebruik van maakt. Na de winter zijn er echter altijd genoeg mieren over om het nest te herstellen en het volk weer op sterkte te brengen. Voor de volgende winter, zullen we maar zeggen.
Hommelkoninginnen generen zich er ook niet voor om in de grond te overwinteren. Maar dan wel solitair en ook nog op een ‘vorstvrij’ plekje! Pas als de buitentemperatuur is opgelopen tot boven 6° Celsius treden de hommelkoninginnen weer naar buiten.

Struiksprinkhaan
Sprinkhanen leven in hun volwassen stadium waarschijnlijk maar een maand. In die ene maand legt het wijfje haar eitjes voor een nieuwe generatie: in de grond. Daar overwinteren de eitjes tot de temperatuur oploopt en komen de ‘nimfen’ uit. Na zes vervellingen zijn ze volwassen. In sommige landen worden ze gebakken of gefrituurd en opgegeten: eiwitrijk voedsel voor de mens. Maar hier dus niet vers verkrijgbaar, met Kerstmis!
In de grond, maar ook onder een stapel bladeren of verstopt in het gras, overwinteren de rupsen van dagvlinders. Voor de zekerheid maar even niet over het gras lopen. Bij vorst en sneeuw is dat ook voor het gras beter.
Onze huis- en bosmuizen redden zich wel in de winter. Vooral van de huismuizen begrijp ik dat: in huis hoeft niet gebibberd te worden. Zelfs in garages kunnen ze goed overwinteren, zoals blijkt uit de tientallen muizenpoepjes die daar bij de voorjaarsschoonmaak worden aangetroffen! Voor slaapmuizen ligt dat anders. Tot de familie van de slaapmuizen horen onder andere de bosslaapmuis, de hazelmuis, de eikelmuis en de relmuis. Vooral die laatste twee kunnen we wel een paar maandjes missen: laat ze maar lekker slapen, ondergronds.
Wie nog mollen wil gaan vangen, moet wel heel diep graven of toch maar wachten tot het lente wordt en de mol ontwaakt uit zijn winterslaap: in het begin van de winter al trekt dit diertje zich terug in diepere, vorstvrije, lagen aarde.

Eerlijk gezegd was ik me tot nu niet bewust van zóveel levende beestjes onder de grond en dan ook nog in de winter! Wél natuurlijk van het levende bolgoed, want dat stoppen we zelf onder de grond. Hoe redden de bollen zich eigenlijk, in barre winterse omstandigheden?

Bollen zijn ware kunstwerkjes. Wanneer wij ze in het najaar poten, is de bloemknop al aanwezig. Maar ook heeft de bol alles in zich om deze knop te beschermen, te voeden en te laten groeien. Een tulpenbol bijvoorbeeld heeft rond de bloemknop vlezige bladeren, zoals we die ook bij uien zien, waarin voedsel is opgeslagen en ook een beetje water. Hoge concentraties voedselmoleculen helpen als een soort antivriesmiddel vorstschade te voorkomen. De bodem van de bol is de stengel waar de wortels uit groeien. Daarnaast ontwikkelen zich daar ook ‘adventieve’ wortels: bijwortels. De bovenste wortels zullen zich samentrekken, korter en dikker worden, en zijn in staat om de bol dieper de grond in te trekken, naar een geschikte plek.

Ook al zien we het niet, er is genoeg te beleven in de tuin: ondergronds!


December 2011

DE KONING DER VOGELS

In míjn tuin …

... kan ik het niet meer ontkennen: het wordt toch winter, of ik dat nu leuk vind of niet.

Sijsjes!
Gelukkig verdringen de vogels zich rond de voerplekken in de tuin en dat geeft een vrolijke afleiding. De meeste komen in troepjes, sommige zijn ‘Einzelgänger’, zoals roodborst en winterkoning.
Misschien is het winterkoninkje wel de grappigste van het stel. Een opgewekt, bedrijvig vogeltje, dat zelfs in de winter nog tijd heeft om ook luid ‘zingend’ zijn aanwezigheid kenbaar te maken.

De familie winterkoninkjes, Troglodytes, komt uitsluitend voor in Amerika. Waarschijnlijk is ooit één soort de Beringstraat overgestoken en zo in Europa, Afrika en Azië beland: ‘onze’ winterkoning, Troglodytes troglodytes. De vertaling van de Latijnse naam luidt: holbewoner. Dat doet mij niet direct denken aan een vogeltje van nog geen tien centimeter en een ‘gewicht’ van plusminus vijf gram! Toch hoort dit op een na kleinste vogeltje (het goudhaantje is de kleinste) tot een van de meest algemene soorten hier. Ze eten insecten en spinnen, ook wel slakken, en in de winter cakekruimels(!) en zaden. De winterkoninkjes die wij in de zomer zien zijn standvogels: die blijven het hele jaar. In de winter komen daar soortgenootjes bij uit koudere gebieden: trekvogeltjes. Strenge kou is desastreus voor deze kleine beestjes. Ze slapen daarom soms met tientallen tegelijk, dicht opeen, in nesten of nestkastjes. In strenge winters worden grote verliezen geleden, maar doordat ze in het voorjaar vaak en veel nestjes hebben, blijft de populatie toch op peil.

Verhaal voor bij de kerstboom: een Griekse sage vertelt hoe de vogels een koning kozen. De vogel die het hoogst kon vliegen, zou hun koning worden! Dat was natuurlijk de arend, met zijn machtige vleugels. Maar het kleine winterkoninkje had zich verstopt tussen de veren van de arend en toen die boven alle andere vogels uitgestegen was, vloog de winterkoning op uit de veren van de arend en werd daarmee de koning van de vogels. Daar was niet iedereen het mee eens en er volgde een nieuwe uitdaging: kon de koning ook in de aarde doordringen? Daarop kroop het winterkoninkje in een muizenholletje. Alwéér iedereen gefopt! Toen kreeg de uil opdracht de wacht te houden bij het muizenhol, zodat de winterkoning niet zou kunnen ontsnappen. Maar de uil viel in slaap en het winterkoninkje kroop uit het holletje: hij werd alsnog de koning van de vogels en de uil schaamde zich zó dat hij zich overdag niet meer liet zien!

Fijne kerst met mooie verhalen en in 2012 een vroeg voorjaar! 


December 2011

vrijdag 11 november 2011

NOVEMBER/DECEMBER

TUINKALENDER

Herfst of nazomer?


                              NOVEMBER/DECEMBER


Lekker Pietje uit
 Amsterdam!
 Bollen poten, rozen en bomen planten: het kan allemaal nog zolang het niet vriest.

Een late, slome wesp op bloeiende
klimop
 Hark afgevallen blad van het gazon en de groenblijvers.

Óók een mooie groenblijver in de winter:
peterselie!
 Verzamel het blad in plastic zakken. Prik daar gaten in en giet zeer royaal water op het blad om het composteringsproces te bevorderen. Knoop de zak niet te strak dicht, zodat er zo nodig nog eens water bijgegoten kan worden. Uiteindelijk resultaat: mooie bladaarde.

Of verspreid de bladeren in de border.

 De buitenkraan nog niet afgetapt en afgesloten? Doe het nu!
 Controleer de regenton: is hij leeg? en zet de gieters ondersteboven.
 Leg een ijsvrijhouder in de vijver.
 Vul het vogelbad met schoon water en leg er bij vorst een stukje kippengaas overheen, zodat de vogels er niet in kunnen badderen en ... bevriezen.
 Lok de vogels naar de tuin met vogelvoer.
    
Lekker Sintje uit
Ten Boer!
November 2011

 Zet een zak zand klaar voor de gladheidsbestrijding op stoep, oprit en tuinpad.

PISSEBED - 'DE' OF 'HET'?

 Heggenmussen

Volgens onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam zal het woord ‘het’ uit onze taal verdwijnen om plaats te maken voor ‘de’. Want dat is gemakkelijker. Taal leeft en verandert, mede onder invloed van nieuwkomers in het taalgebied. En de verschraling van het taalonderwijs! Het is een kwestie van tijd, voor ‘de’ in plaats van ‘het’ is ingeburgerd: ‘de meisje’. Ongetwijfeld zal dat aangepast worden naar ‘da meisje’ en dan is het nog maar een kleine stap naar ‘dá dá!’ en staan we met onze taal weer in de kinderschoenen!
Ondertussen heeft in ieder geval bij één woord de aanpassing al lang geleden plaatsgevonden: de pissebed. En dus niet ‘het’ pissebed: dat is héél iets anders. Opgezocht in de Van Dale blijkt er wel een verband tussen het insect en bedplassen. In de volksgeneeskunde gebruikte men, eind middeleeuwen, pissebedden om het urineren te bevorderen. Hóe vermeldt Van Dale niet. Wél dat je ze beter niet kunt wegjagen: ‘pissebed verjagen en kakkebed weerom krijgen’ (van de wal in de sloot raken)! Tegen het bedplassen strooide men ooit vermalen dode pissebedden in de kinderbedjes. Resultaat niet bekend. Een andere naam voor pissebed is keldermot of zeug. Zeug? In België noemen ze de pissebed ‘varken’: die ruimen ook al het afval op.


De Isopoda, ofwel gelijkpotigen (isos = gelijk, podus = poot) behoren tot een van de weinige ordes van schaaldieren waarvan soorten op het land voorkomen. Landpissebedden, Oniscidea, hebben de zee verlaten, maar ademen nog wel door kieuwen: op hun achterpoten. Jonge pissebedjes hebben twaalf pootjes, verdeeld over zes rugsegmenten. Volwassen pissebedden hebben zeven segmenten en dus veertien pootjes. Ongeveer negenhonderd soorten, ingedeeld in vierendertig families, hebben zich aangepast aan leven op het land. Ze komen overal ter wereld voor, met uitzondering van de beide polen.



Een van de meest opmerkelijke aanpassingen door pissebedden aan het leven op het land is misschien wel de broedbuidel waarin het vrouwtje, in lichaamsvocht, tot twintig eitjes legt die zich vervolgens in de buidel ontwikkelen tot embryo’s. Daar zijn dus geen poelen of dieper water meer voor nodig: ze draagt de pissebedbaby’s bij zich. Als de pissebedjes naar buiten komen zijn ze 2 mm groot en wit en hebben dus aanvankelijk zes rugsegmenten, waar later nog één bij komt. In hun jeugd, maar ook in het volwassen stadium, blijven pissebedden vervellen en doorgroeien. Het vervellen gebeurt in twee gedeelten: eerst hun voorste helft en dan de achterste of andersom. Het vervelde deel is groter en breder en heeft ook een andere kleur. Dat ziet er een beetje raar uit, maar met de volgende vervelling komt het weer helemaal goed. Een pissebed vervelt ongeveer tien keer in zijn leven.



In Nederland kennen we tien families waarin negenendertig soorten zijn ondergebracht. Acht daarvan zijn door de mens ingevoerd en leven in verwarmde kassen. Landpissebedden worden behalve naar soort en familie ook onderscheiden naar vorm en gedrag. Er zijn renners, oprollers, kruipers en vastklampers. Hm, dat heeft iets bekends. De kelderpissebed, Oniscus asellus, wordt genoemd als een typische vastklamper.

Deze pissebed mist een stukje van zijn
voelspriet - een overkomelijk bezwaar
Graag willen we weten waar deze individuen zich nog meer ophouden behalve in de kelder en daarom is ons land verdeeld in zogenaamde uurhokken: gebiedjes van vijf bij vijf kilometer, waar de voorkomende pissebedden geteld worden. Groningen schijnt slecht onderzocht te worden, wat voor de pissebedden zelf geen bezwaar lijkt. Sommigen vinden het enge beestjes, maar ze doen letterlijk geen vlieg kwaad. Integendeel.
De zieke pissebed
Met mijn kleinzoon, twee jaar en vier maanden, ontdekte ik op een mosje onder aan de berkenboom een prachtige paarsblauwe pissebed. Zelfs zijn pootjes waren meegekleurd. Wel vaker heb ik zulke pissebedden gezien, maar nu besloot ik er een foto van te maken: zo alledaags is een paarsblauwe pissebed nu ook weer niet. Ook mijn kleinzoon vond hem bijzonder. Toen we een week later weer in de tuin waren, hurkte hij bij de berk: “Oma! Waar is de blauwe pissebed?!” Ook op mijn kleinzoon had hij indruk gemaakt! Ach, hij was weg. Helemaal vergeten om op te zoeken welke soort dit was. Helaas, de paarsblauwe pissebed was een zieke: besmet met het zeer besmettelijke Iridovirus, dat na vier weken de dood tot gevolg heeft. Omdat deze beestjes in groepen leven, zulke geweldige opruimers zijn en daarbij soms ook kannibalistische trekjes vertonen, wil zo’n besmetting nog wel eens om zich heen grijpen. Maar een bedreiging voor de soort is dit virus niet. En ook de mens heeft er niets van te vrezen.

met een bedrieglijk mooi kleurtje
Wij profiteren van de gratis opruimdienst. Pissebedden voeden zich vooral met organisch materiaal, zoals afgestorven plantendelen. Ze vullen het menu aan met eiwitten uit mest, aas, schimmels en bacteriën. Het kán voorkomen dat ze levende plantendelen en zaailingen eten, maar dat zal nooit een plaag worden. Van alles wat ze naar binnen werken is 10 tot 70% voor ‘eigen’ gebruik, de rest komt in keuteltjes naar buiten, als humus óf voer voor jonge pissebedden, die dit verwerkte eten gemakkelijk kunnen verteren. Pissebedden zijn dus een belangrijke schakel in het afbraakproces van organisch materiaal en het aan de gang houden van de voedselkringloop in de bodem: eersteklas bodemverbeteraars die wij in ere moeten houden. Je kunt eenvoudig schuilplekken maken in de tuin. Ze houden van donker en vochtig (in droge lucht overleven ze niet langer dan twee uur) en dat is te vinden onder een omgekeerde bloempot. Ook een houtstapeltje weten ze te waarderen, met de hele groep!

Gelukkige pissebed in het omhulsel van een
beukennootje achter de Fraeylemaborg in Slochteren
Een pissebed leeft ongeveer een tot anderhalf jaar, tenzij hij een van deze beestjes tegenkomt: een egel, kikker, pad, spitsmuis, spin of vogel. Want die lusten hem rauw.

En wij? ‘Pissebed verjagen en kakkebed weerom krijgen’, dat willen we toch zeker niet? Nee, wij maken voor de pissebed het pissebedbed op: om onze tuin opgeruimd te houden!

104
November 2011

donderdag 10 november 2011

NAZOMEREN

In míjn tuin …

... heerst rust, zolang wij er niet met bezems, de grashark en grote manden rondlopen om blad te verzamelen. Trouwens, dan nóg! Het is heerlijk om bij deze ‘hoge’ temperaturen buiten bezig te zijn. Het kleurenpalet is geweldig: groen, bruin, geel, rood, en in de tuin geurt het naar alles wat goed is in het leven.

Dahlia achter Eupatorium
Veldesdoorn, Acer campestre


















Zachtjes schommelt het blad omlaag, zonder haast om bij de grond te komen. Haast hebben wij ook niet, nu de bomen nog niet zijn uitgebladderd en we ook vanuit het huis kunnen genieten van deze lange nazomer. De donkerrode dahlia’s detoneren allerminst, net als de vrolijke aartjes van de persicaria’s met op de achtergrond rode stengels van het leverkruid, eupatorium. Misschien zou het rose van de malva’s wat minder kunnen, hoewel de combinatie met de paarse vlasleeuwenbek, linaria purpurea, een aardige aansluiting geeft bij de warme herfsttinten. Ook de laatste paarse herfstcrocussen houden nog stand, nu wind en regen het rustig aan doen. De hemelsleutels, sedum spectabile, zijn ‘dragers’ in de tuin, vooral nú, maar ook straks: berijpt of besneeuwd.

Sedum spectabile
Af en toe dwarrelt een verlate vlinder in de zon en het vogelgrut, mezen voorop, doet zich tegoed aan twee vetbollen die als lokkertjes in onze kleine veldesdoorn, acer campestre, hangen: want nu ze er toch zijn, zoeken de vogels ook in de tuin nog naar zaden en (lastige) beestjes. Per dag kleurt de esdoorn meer geel, tot hij zal eindigen als een stralend gele bol, als de zon zelf! Dan wordt het ook tijd om de blaadjes los te laten en kunnen katten zich niet meer in zijn kroontje verstoppen (!) om een meesje te verschalken. ’t Is wel ‘natuur’, maar toch.

Bergenia, tweede bloei!
De ‘natuur’ is wel vaker in de war. De zomer was kennelijk koud genoeg om de huidige temperatuur voor lente te laten doorgaan. Onlangs haalde bloeiend fluitenkruid, anthriscus sylvestris, het Journaal! Een van mijn schoenlappersplanten, bergenia, bloeide dit jaar twee keer en een onwillige hortensia heeft nu alsnog bloemschermen in de maak. Net als de eikenbladhortensia, die trouwens wél op tijd bloemen had. Mijn rambler ‘Sander’s White’ gáát maar door met het produceren van rozen en ook ‘Albéric Barbier’ heeft de moed nog niet opgegeven. Onder de veldesdoorn bloeien blauwe campanulaatjes als nieuw!
 
Rambler 'Sander's White'
Rambler 'Albéric Barbier'


















Ik tel op mijn vingers - november, december, januari - drie maanden maar, tot het weer voorjaar is, terwijl dít nog niet is afgelopen: het genieten van een nazomerse tuin!


Campanulaatjes in de herfst


November 2011