donderdag 10 april 2008

BRUIDSSLUIER

In míjn tuin …

… geen polonaise als mijn dochter trouwt, aan het eind van de zomer, want dat doet ze in haar eigen woonplaats, Amsterdam.
 
De rode roos naast onze voordeur hoeft dus niet vervangen te worden door de witte rambler ‘Wedding Day’ (die trouwens in september hooguit nog wat nabloeit). Een bruidssluier (Fallopia) over de pergola’s was wel mooi geweest, zo eind september vol in bloei, maar met zijn onstuitbare groei voor één trouwdag misschien wat veel van het goede. Ook kunstgrepen om Narcis ‘Bridal Crown’ tegen de tijd van het huwelijk in bloei te hebben, zijn dus niet nodig. Hoewel ik natuurlijk altijd nog een kunstzinnige schikking met wat van die bolletjes op een schaal mee zou kunnen nemen. Nee, aan mijn tuin gaat dit feest voorbij.
Toch loop ik er spiedend rond, want het aanstaand bruidspaar zit niet stil tot de bruiloft en heeft zich een huis aangeschaft.
Geen peulenschil nu, in Amsterdam, en trots leidden zij ons rond in hun eerste eigen onderkomen. Er was veel waar wij ‘even doorheen moesten kijken’, maar met de hulp van de aannemer zal het een paleisje worden; dat staat wel vast! En bij een paleis hoort natuurlijk een dito tuin, van gepaste afmetingen. Daar was trouwens níet doorheen te kijken. “Dat wordt kerstbomen zagen,” constateerde onze schoonzoon in spe. Metershoge coniferen, die op de Veluwe niet zouden misstaan, domineren dit tuintje op het zuiden en hoewel het jonge stel een ‘bossige’ tuin voor ogen heeft, vinden ze één welgeplaatste boom (in het midden!) genoeg. De ‘bossige’ sfeer moet komen van een ongecompliceerde beplanting met vaste planten en struiken als buddleja en hortensia. Ik kan me daar helemaal in vinden en moest mijn neiging om alvast wat onkruid uit te trekken krachtig onderdrukken. Wel had ik mijn voorraad grote plastic potten meegenomen, waarin ze dierbare planten uit hun huidige tuintje kunnen meeverhuizen.
In mijn eigen tuin noteer ik in gedachten de planten die ik met hun zou kunnen delen. Als altijd loop ik weer hard van stapel - het huis moet natuurlijk eerst op orde en dan pas komt de tuin. Maar als we gaan helpen met de verhuizing kan ik misschien wel iets plantaardigs meenemen…
Wat dacht je van een bruidssluier, voor het geveltuintje naast hun deur?!

April 2008

zaterdag 15 maart 2008

EN DE PRIJS GAAT NAAR ... ASTILBE!

Heggenmussen

Astilbe is uitgeroepen tot vaste plant van het jaar 2008 en dat is volkomen terecht! Astilbes zijn langlevende vaste planten, waar je het jaar rond plezier van hebt. De Nederlandse naam is ‘Spirea’, maar dat is eigenlijk een struik en die behoort tot een heel andere familie. Astilbe is lid van de steenbreekfamilie: Saxifragaceae. Oorspronkelijk komt deze plant uit het oosten van Azië.

Astilbe, nog in een vroeg stadium
Er kan gekozen worden uit ongeveer vijfentwintig soorten. De meest bekende hybriden (kruisingen) zijn arendsii, japonica, chinensis en simplicifolia. De naam Astilbe komt uit het Grieks en betekent: zonder (‘a’) glans (‘stilbe’). Dat klinkt niet als een aanbeveling, maar toch zijn deze planten een aanwinst voor elke tuin. Binnen doen ze het trouwens ook goed, als plant of als snijbloem. Of als droogbloem! De plant kan na de bloei in de tuin gezet worden. Ze houden van vochtige grond in halfschaduw, met in het voorjaar mest en compost. Op een plekje in de zon doen ze het ook, maar dan moet er wel regelmatig water gegeven worden. Astilbe houdt niet van veel boomwortels in de grond en voelt zich een stuk beter in de schaduw van een gebouw of schutting. Maar langs de vijver gedijen ze ook en daar weten vlinders ze zeker te vinden.
In hoogte variëren Astilbes van 15 tot 120 centimeter. Vooral de lagere soorten zijn ook heel geschikt als bodembedekker.

... varenachtig blad
BLAD EN PLUIMEN
Astilbe heeft mooi, varenachtig blad. Over het algemeen is de bladkleur groen en, inderdaad, niet glanzend. Maar er zijn altijd uitzonderingen. Het blad van A. simplicifolia is donker én glimmend, aan donkere bladstelen, wat mooi combineert met de zachte kleurtjes van de losse bloempluimen. ‘Dunkellachs’ is donker zalmkleurig en ‘Sprite’ is iets donkerder roze.
Er zijn ook Astilbes met gekroesd blad, zoals A. crispa ‘Perkeo’, slechts 20 centimeter hoog. In een van zijn boeken noemt Christopher Lloyd Astilbe chinensis taquetti; het gekrulde blad vond hij mooi, de plant zaaide zich ook goed uit en hij had deze donker mauve plant gecombineerd met krachtige gele Ligularia’s. Lloyd had een voorkeur voor tamelijk bonte kleurencombinaties, maar dit mauve met geel was zelfs hém teveel, schrijft hij. Dan is het wachten op de winter, wanneer de mooie zaadhoofden bruin verkleurd en stram maandenlang een prachtig silhouet leveren!

Een fijn rood randje aan het blad
Overigens zijn er genoeg Astilbes die qua kleur goed samengaan met gele bloeiers. A. thunbergii ‘Prof. Van der Wielen’ bijvoorbeeld. Deze 1.20 meter hoge plant lijkt wel op Aruncus (geitenbaard), met zijn witte, elegant afhangende losse pluimen in augustus/september. Veel later dus dan Aruncus, die in juni/juli bloeit. Ze zouden elkaar kunnen opvolgen.
Andere voorkomende kleuren zijn lichtroze, roze, donkerroze, lila en rood. Binnen deze kleuren wordt verder verfijnd, naar framboosrood, karmijnrood, crème, lilaroze tot zelfs purperroze.
Astilbe chinensis taquetii ‘Purpurlanze’, wat stijf opgaand tot een meter hoogte, heeft 30 centimeter lange vertakte purperroze bloeiwijzen. Voor Piet Oudolf en Henk Gerritsen, auteurs van ‘Droomplanten’, is dit er een! Vlakken ‘Purpurlanze’ sieren de omslag van het boek, in combinatie met o.a. grassen, Persicaria (duizendknoop) en Sanguisorba (pimpernel). Voor een rood/rozige hoek is deze plant ook leuk samen met Eupatorium (lever- of koninginnekruid), Echinacea purpurea (zonnehoed) en Sedum ‘Herbstfreude’. Al deze planten hebben een stevig wintersilhouet!
Nog meer combinaties: met Hosta, Darmera peltata en varens.

GEORG ARENDS
Sterke Astilbes zijn de arendsii-hybriden, zoals ‘Brautschleier’(wit), ‘Fanal’ (donkerrood, donker blad), ‘Amethyst’(violet!) en ‘Cattleya’ (roze, heel mooi). De Duitse kweker en tuinbouwkundige Georg Arends (1863-1952) hield zich rond 1910 al bezig met het kruisen van uit Japan afkomstige Astilbes. Dat heeft de Astilbe japonica-hybriden opgeleverd, waaronder de witbloeiende ‘Irrlicht’. Twintig jaar later, in 1930, bracht Arends nieuwe en nog betere variëteiten op de markt: de arendsii-hybriden, uit kruisingen van weer andere soorten. In vijftig jaar tijd heeft Georg Arends vierenzeventig verschillende variëteiten Astilbe gelanceerd. Daarnaast hield hij zich met nog tal van andere plantensoorten bezig, waaronder Hosta. Zijn kwekerij in Wuppertal bestaat nog steeds en wordt nu geleid door zijn kleindochter, Anja Maubach.

PROBLEEMLOOS
Astilbes zijn nauwelijks gevoelig voor ziekten en plagen. Slakken kennen ze niet en het liefst staan ze zo lang mogelijk op dezelfde plaats. Omdat ze zich goed uitbreiden komt er toch een moment waarop de planten gedeeld moeten worden. Ofwel om de vijf jaar óf wanneer de plantkluit boven de grond uit komt. Dat delen gebeurt in het voorjaar of in de herfst. Bij het opnieuw uitplanten geldt: zeven planten per vierkante meter.

Al met al een aanrader, deze vaste plant van het jaar 2008: de Astilbe. Wie ze nog niet heeft, moet er beslist naar uitkijken. Moeilijk verkrijgbare soorten zijn vaak via Google, op Internet, te achterhalen … en te bestellen!

Maart 2008

maandag 10 maart 2008

TOEVALLIG


In míjn tuin …
… weerspiegelt zich het leven zelf, met regels en voorschriften en met het toeval in de hoofdrol. Ik ben de figurant die alleen maar kan drómen van de hoofdrol: als ‘toeval’ de dienst uitmaken! Het toeval is mijn grote tuinarchitect en verdraaid: je kunt er wat aan overlaten!
Ons huis werd zwart opgeleverd (het houtwerk) en dat is ook de meest neutrale kleur voor objecten in de tuin. Het wit verven van buitenmuren die aansluiten op muren in de woonkamer is dan bijna een logisch vervolg - met een geweldig effect voor het groen buiten!
De vijver in onze L-vormige achtertuin ligt precies zo dat je er vanuit de kamer zicht op hebt. Maar ook vanaf het terras om de hoek horen we de plons en zien dan nog net het water opspatten als er een kikker in de vijver springt. Die vijver ligt daar zo perfect omdat het eerst een zandbak was en je kleine kindertjes graag in het oog wilt houden.
De grond die vrijkwam bij het gatgraven gooiden we niet in de sloot, maar op een hoop achter de garage. Toen we daar later een regenton plaatsten, heb ik er met tegels een paar treetjes gemaakt. Zo wordt het hoogteverschil benadrukt, wat op plaatjes in tuintijdschriften een tuin zo interessant maakt!
De laurier in de achtertuin groeide zó groot, dat er op een dag met gemak een compostbak in paste en later zelfs nog een tweede bak. Een stilistisch verantwoorde opstelling! De zigzagheg in de voortuin omlijst een driehoekige uitbreiding van de oprit. Op papier dacht ik dat je daar een auto kon parkeren. Maar wij hebben nooit zo’n levensgevaarlijk 45km kukeltje gehad, dus dat was verkeerd gedacht. Het bleek een mooi plekje om kuipplanten te verzamelen.
En omdat de heg langs de stoep steeds hoger werd en hij langs de driehoek bij een lager hekje uitkomt, geeft dat vanuit huis een fraai architectonisch beeld: je ziet de oplopende zigzagheg.
Het ‘pergolaterrasje’ dankt zijn plek aan het zandbed dat achterbleef, toen onze tuin met gemeentegrond werd uitgebreid en de stoep verlegd moest worden. De es daar mag van gemeentewege niet verwijderd worden en maakt met zijn gebladerte het pergolaterrasje eronder tot een heerlijk koel plekje tijdens hittegolven.
Ik kijk tevreden om me heen: mijn tuin heeft architectonische trekjes, toevallig!

Maart 2008

vrijdag 15 februari 2008

WERK AAN DE WINKEL!

Heggenmussen

Fijn! Het is februari! Voorzichtig lengen de dagen en de kans op echt winterweer neemt per dag af. Er bloeit al van alles: winterakonieten, sneeuwklokjes, cyclaampjes, leverbloempjes (hepatica nobilis), longkruid (pulmonaria), nieskruid (helleborus) en zelfs al maartse viooltjes. Maar het is ook een beetje een slagveld, met oud blad en geknakte stengels. Er moet opgeruimd worden, gesnoeid, bemest, verplant, gezaaid, kortom: er kan weer getuinierd worden. En dat is toch wel het allerleukste, in de tuin!
NAAR BUITEN!
Potten met buxus
We beginnen met opruimen en onkruid wieden. In een uurtje kun je al heel wat bloeiende bolgewasjes ontdoen van slordige plantenresten eromheen, zodat ze de aandacht krijgen die ze verdienen. De plantenresten kunnen ter plekke verknipt worden, voor een strooilaag. Maar je kunt ze ook composteren en al rijpe compost tussen de planten aanbrengen. Doe dat na een regenbui, zodat de bodem vochtig blijft. Een dikke laag compost is ook een prima onderdrukker van onkruid.

Voor planten in potten, buxus bijvoorbeeld, is het nu een goed moment om ze nieuwe grond te geven, met alles erin wat ze nodig hebben. Wil je ze niet in een grotere pot zetten, kort dan de wortels wat in.
Het heeft in de afgelopen tijd hard gewaaid. Controleer daarom boombanden en bevestigingen van klimplanten.
Appel- en perenbomen kunnen in februari nog gesnoeid worden, net als kruisbessen en aalbessen. Zorg voor een open kroon, (voor meer licht) en haal dode en schurende takken weg.
Ook de rozen worden gesnoeid. Ter bestrijding van allerlei rozenkwalen, zoals luizen en sterroetdauw, wordt wel aangeraden om aan de voet van de struik knoflook te planten. Dat levert ook lange slierten knoflookgroen op en die verdienen bepaald niet de schoonheidsprijs. Wat bescheidener, ook effectief én eetbaar is bieslook, uit dezelfde (allium)familie. De paarse bieslookbloemen zullen met de meeste rozen goed combineren. Zo niet: ze zijn lekker in de sla!
Het is nu ook tijd om de blauweregen (wisteria sinensis) te snoeien. Knip de zijscheuten van de hoofdtakken terug op twee tot vier knoppen, net als bij klimrozen.
Clematis loopt al vroeg uit. De vroegbloeiende soorten (mei), zoals C. montana en C. alpina, laat je nu natuurlijk lekker gaan. Anders zou je de bloemknoppen eruit knippen. Zo nodig snoeien ná de bloei.

Clematis 'Étoile Violette'
Laatbloeiers (juli-oktober) als C. viticella ‘Étoile Violette’ en C. Jackmanii ‘Superba’ snoei je nu rigoureus terug tot het onderste paar gezonde knoppen. Dan zijn er nog de vroege zomerbloeiers (juni-september), zoals C. Madame Le Coultre en C. Nelly Moser, die niet alleen op het oude hout, maar wat later ook op het nieuwe hout bloeien. Deze clematissen worden ‘getopt’; snoei de lange stengels terug tot het bóvenste paar gezonde knoppen. Goed aanbinden allemaal, gedroogde koemest inharken, bij droogte water geven en een compostlaag aanbrengen.
In maart kan de hele tuin wel wat mest gebruiken. Ook het gazon, maar dat moet liefst eerst geverticuteerd worden.
Noteer nu ook waar nog sneeuwklokjes ontbreken. Direct na de bloei kunnen de pollen gedeeld en uitgeplant worden. Ook in de buurt van groenblijvende struiken (langs een buxushaag) komen ze mooi uit.
BINNENWERK
Vanzelfsprekend doe je al deze dingen niet als het vriest. Dan is er binnen ook nog wel wat te doen. Vul kweekbakken of eierdozen met stekgrond of een mengsel van zand en potgrond en zaai uitverkoren eenjarigen. Dat kunnen dus ook tomaatjes en sperziebonen zijn! Maak met een plantensproeier de grond vochtig en dek het geheel af met een kap of een plastic zak. Zet het zaaigoed niet te koud. Na het kiemen mag de bedekking eraf en begint het opkweken. Zorg voor voldoende licht en draai de kwekelingen regelmatig, zodat ze rechtop groeien. Dun ze op tijd uit en geef ze een eigen behuizing zodra ze echte blaadjes produceren. Zet ze dan op een koele lichte plek, want het groeien moet niet te hard gaan.

Lathyruszaden in wc-rolletjes -
een papieren 'trechter' is handig
bij het vullen met zaaigrond
Vergeet vooral niet eenjarige geurende lathyrus te zaaien en doe dat in met potgrond gevulde wc-rolletjes, waarin de plantjes lange wortels kunnen maken. Zodra ze drie paar blaadjes hebben: toppen voor volle planten.
Bij het uitplanten in de tuin doe je dat inclusief wc-rol en stukje eierdoos!
De geraniums (officieel: pelargonium) die binnen overwinteren, kunnen nu teruggesnoeid worden. Het snoeisel kan meteen gestekt worden. Dat is een goed idee als je mee wilt doen aan een van de vele trends van dit jaar: héle grote bloembakken, gevuld met één soort. En waarom geen geraniums!
Fuchsia’s worden teruggesnoeid vóór ze in maart nieuwe potgrond krijgen. Geef ze geleidelijk meer water.

... en dan een pot vól!
Haal de dahliaknollen tevoorschijn, controleer ze op rottende knolletjes en deel ze - als je graag zo’n grote trendbak vol dahlia’s wilt! Plant ze ondiep, geef geleidelijk meer water, maar houd ze binnen tot eind april. Dan hebben ze een flinke voorsprong op de dahlia’s die in maart, na de vorst, in de volle grond gepoot worden.

Tot slot: zet een stoel klaar, uit de wind, want áls de zon schijnt is het heerlijk om er even in te zitten! En dat hoort óók bij tuinieren!

Februari 2008

zondag 10 februari 2008

TAXUS


In míjn tuin …
… plantten wij tweeëndertig jaar geleden een taxusstruikje. Gewoon omdat er op díe plek een groenblijvende struik moest komen. Maar wat een taxus precies is, dat hij een paar honderd jaar oud wordt en wat er allemaal mee kán, zou mij pas jaren later duidelijk worden. Jammer, anders was ik bij het planten iets zorgvuldiger te werk gegaan. Voor een struik in het wilde weg maakt het niet uit dat er geen rechtopgaande hoofdtak is. Maar als je op een dag besluit je taxus in een indrukwekkende spiraal te snoeien, blijkt zo’n centrale tak toch voorwaarde nummer één te zijn.
Mijn taxus, in gevorderd stadium
Toen ik dat ontdekte, waren er al flinke gaten gevallen in mijn snoeivorm, want ik leer dat soort dingen al doende. Dan maar artistiek verdeeld over de hele struik nog meer gaten erin geknipt! Gelukkig heeft de taxus een geweldig zelfherstellend vermogen en een paar jaar later besloot ik dan ook een nieuwe poging te wagen.
Mijn kunstsnoeiaspiraties had ik inmiddels, noodgedwongen, bijgesteld: geen spectaculaire spiraal, maar een eenvoudige piramide zou het worden. Ik gaf de hobbelige taxus vier gladde wanden en een mooi strak bovenkantje. In de loop van nog wat jaren groeide de struik in ieder geval aan de buitenkant aardig dicht. Het bleek een geliefd toevluchtsoord voor merels: soms steekt er ineens een halve merel ergens uit zo’n groene wand!
Ik besloot nog een stapje verder te gaan en bond boven op de piramide een takje vast aan een lange stok die ik midden in de taxus getimmerd had: een ‘kunst’ hoofdtak. Het takje vertakte zich voorspoedig en groeide, mede dankzij veel knipwerk, uit tot een krachtige taxusvogel. Kop en staart heb ik al snoeiend nog wel eens verwisseld en al babbelend met de buurman knipte ik per ongeluk een keer de snavel van het beest af, maar uiteindelijk kwam de taxus al deze ongemakken te boven.
Alleen halen zijn hoeken niet allemaal de 90 graden die nodig zijn voor een perfect vierkant. Dus ga ik nu een malletje maken. Met vier even lange latjes en een winkelhaak moet dat lukken en daarmee hoop ik dan in de komende jaren alsnog een perfecte snoeivorm te bereiken. Want met nog een paar honderd jaar voor de boeg, geldt ook voor onze taxus: een goed begin is het halve werk!
De kiem is gelegd, in de afgelopen decennia, voor een historische tuin in 2208!

Februari 2008

dinsdag 15 januari 2008

HET JAAR VAN ...

Heggenmussen

Een heel nieuw jaar ligt voor ons: het tweeduizendachtste. Wat gaan we ermee doen, wat zal het ons brengen? Springt er iets uit of wordt het een jaar van alledag?
Niet iedereen wacht lijdzaam af en dat levert tal van verkiezingen en uitroepingen op. We zullen onze aandacht moeten verdelen!

Vers gerooide aardappelen!


Één van de onderwerpen van de Verenigde Naties zal ons Nederlanders zéker aanspreken: 2008 is uitgeroepen tot Internationaal Jaar van de Aardappel en wel omdat de aardappel een belangrijk hoofdvoedsel is voor tweederde van de wereldbevolking. En terecht: een gekookte aardappel levert vitamine C en B, kalium, voedingsvezels én minder calorieën dan rijst en pasta. Ruim baan voor de aardappel op uw dis!
Meer aandacht ook voor aardwetenschappen, inclusief klimaatonderzoek, in het Jaar van de Aarde, dat zich overigens uitstrekt van 2007 tot en met 2009. In Nederland wordt het Jaar van de Aarde in 2008 georganiseerd door een Nationaal Comité volgens een besluit van de Raad voor de Aarde en het Klimaat (RAK) van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) naar een idee van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Begrijpelijk dat zo’n jaar wat meer tijd nodig heeft!
Ook het Japans Ministerie van Milieu laat zich niet onbetuigd en heeft 2008 gelanceerd als Internationaal Jaar van het Koraalrif: extra aandacht voor een uniek, maar bedreigd ecosysteem.

Kikker, gewoon in eigen tuin

In Londen is 2008 door de Wereld Organisatie van Dierentuinen uitgeroepen tot het Jaar van de Kikker. Hier gaat het om bedreigde amfibieën. (De winter is trouwens een prima seizoen voor de aanleg van een vijver.)
En op http://www.buitenlandsehonden.nl/ worden adviezen gegeven aan (toekomstige) hondenbezitters om een succes te maken van 2008 Het Jaar van het Verantwoord Honden Bezitterschap.
Tegelijkertijd is 2008 ook het Jaar van de Scholekster. Deze typisch Nederlandse vogel is in nauwelijks vijftien jaar tijd in aantal gehalveerd, meldt SOVON Vogelonderzoek Nederland.
Een ander probleem, dat niet alleen de aandacht van onze kroonprins vraagt, is de toegang, wereldwijd, tot schoon drinkwater en sanitaire voorzieningen. In dat kader heeft de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties 2008 ook uitgeroepen tot Jaar van de Sanitaire Voorzieningen.
Op Europees niveau is 2008 verklaard tot Europees Jaar van de Interculturele Dialoog. Mogelijk in verband met het uitroepen door alweer de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 2008 tot Internationaal Jaar van de Talen?
Op cultureel gebied draagt Nederland ook een steentje bij: 2008 Jaar van het Religieus Erfgoed. Domies Toen in Pieterburen zal in dat verband nog speciale activiteiten ontwikkelen. In februari en maart is de theeschenkerij in ieder geval op zondag open; dan bloeien de stinzenplanten (Gronings: börgbloumkes).
Nog een thema dit jaar zijn de Olympische Spelen. In de Keukenhof kunt u van 20 maart tot en met 18 mei ‘De Chinese Draak’ bewonderen: een bloemenmozaïek van tien bij vijftien meter, waarvoor 24.500 bollen gepoot zijn. Voornamelijk rode, oranje en gele tulpen. Het is een ontwerp van Jasper van der Zon, geïnspireerd op het thema China - De Olympische Spelen 2008 - Beijing.
Dichter bij huis kunnen wij tuiniers ook volop meedoen met de beleving van 2008! De vaste plant van het jaar moet nog verkozen worden, maar we kunnen nu meteen al genieten van de Lentebloeier van het Jaar: de narcis ‘Bridal Crown’. Een zoetgeurende trosnarcis met gevulde bloemen, crèmewit, lichtgeel hart, 30 tot 40 cm. hoog, voor binnen of buiten (een paar graden vorst kan deze narcis wel hebben) en uiteindelijk in de tuin: voor volgende jaren.

Abessijnse gladiool
Ook de Zomerbol van het Jaar is al bekend. Een mediajury uit Nederland en België heeft gekozen voor de Abessijnse Gladiool (Acidanthera), waar de Europese consumentengroenpers koos voor Gladiolus callianthus ‘Murielae’. Allebei groot gelijk, want het is dezelfde zomerbol met lang bloeiende, heerlijk geurende, knikkende witte bloemen met een purperen hart. Een ‘must’ op het terras!
De mediajury heeft ook een Bloembol van het Jaar gekozen: Nectaroscordum Siculum ofwel Bulgaarse ui, omdat deze bol vroeger gewoon Allium bulgaricum heette. Een sierlijke hoge ‘ui’ met mooie zaaddozen. Maar de meningen zijn verdeeld; het Internationaal Bloembollen Centrum geeft dit jaar de voorkeur aan een wit/geel/rose tulp ‘Crème Upstar’ die tijdens de groei van kleur verandert.
Voor de Boom van het Jaar is veel ruimte nodig, want de uitverkoren vleugelnoot (Pterocarya fraxinifolia) wordt uiteindelijk breder dan hoog!
Tot slot in deze opsomming van ‘je kunt het zo gek niet bedenken of …’ de Bureauplant van het Jaar: Spathiphyllum ofwel lepelplant. Deze luchtzuiverende plant met glanzend groen blad en grote witte bloemen is uitgekozen door een panel van deskundigen, onder meer van TNO en PPO (Praktijkonderzoek Plant en Omgeving).

Al deze verkiezingen en uitroepingen zijn natuurlijk bedoeld om ons op verantwoorde wijze door het nieuwe jaar te loodsen. Maar laten we vooral niet vergeten om ook op onze eigen manier van 2008 een geweldig (tuin)jaar te maken!

Januari 2008

donderdag 10 januari 2008

SELFSUPPORTERS

In míjn tuin …

… moet ik nog even geduld oefenen; er is niets te doen in de winter. Tussen dorre stengels meldt zich weliswaar het eerste prille groen, maar zolang stoere mannen met ijssterretjes in hun ogen Elfstedentochten voorspellen, durf ik niet aan het tuinruimen te beginnen; de plantenliefhebberij staat op een laag pitje.
Maar heb je dan geen kamerplanten?

Padje
Tja, dat ligt wat moeilijk bij mij, levende have binnenshuis. Sinds het heengaan van onze laatste poes, Boelie, hebben wij geen huisdieren meer. En dat is míjn (eenzijdige!) beslissing. Meer dan twintig jaar gold de eerste begroeting van mijn man de poes, bij thuiskomst. Nu kan dat ook gekomen zijn, omdat de poes buiten voor de deur op hem lag te wachten - zo ver ben ik daarin nooit gegaan. Evengoed vond ik dat het nu, om te beginnen twintig jaar, míjn beurt was voor de eerste begroeting.
Bruin zandoogje
Ter compensatie wees ik mijn man op het plezier van de ‘selfsupporters’, buiten in de tuin: vogels, muisjes, een egeltje, buurkatten, vlinders, hommels, nog meer buurkatten. Zo’n diversiteit hebben we binnen nooit gehad en je hoeft er niks voor te doen. Beestjes horen buiten. Vrijheid blijheid!
En met de kamerplanten gaat het een beetje dezelfde kant op. Ik ben daar niet goed in. Zelfs sansevieria’s (vrouwentongen, beweert mijn man hardnekkig) leggen bij mij het loodje - een ultiem bewijs van onvermogen. Hoewel, het inmiddels bejaarde kaapse viooltje in de gang, dat een keer per week bij het jas aantrekken tegen de vloer smakt, bloeit tweemaal ’s jaars en het koffieplantje dat Douwe Egberts vergaf bij twee pakken koffie (nog vóór het Senseo-tijdperk) is een ware struik geworden. En ik heb ook nog een ouwe cactus van Ikea; lelijk én in leven.
Baby-lieveheersbeestje
Maar cadeaugekregen cyclamen houden me ’s nachts uit de slaap: al na drie dagen worden ze onwel en na vijf dagen hangen ze slap over de rand en weet ik zeker dat ik weer iets helemaal verkeerd gedaan heb.
Toch is het wel groen hoor, bij mij hier in huis. Nood breekt wet en vrijgekomen potten worden nu schaamteloos gevuld met nep en namaak. Altijd groen en je hoeft er niets aan te doen! Je moet er alleen niet over praten natuurlijk.
Tijd genoeg nu om een Elfstedentocht te volgen op de televisie en daarna mag ik weer máánden los, in mijn ‘levendige’ tuin!
Januari 2008

zaterdag 15 december 2007

DE TWAALFDE MAAND

Heggenmussen



ZONNEWIJZER PRINSENTUIN GRONINGEN

Vertaling Latijnse tekst bovenin:
DE VERGANE TIJD IS NIETS
DE TOEKOMENDE TIJD ONZEKER
DE HUIDIGE WANKEL
ZORG DAT JE DE JOUWE NIET VERSPILT
December. Alweer is er een jaar voorbij en we zijn het er allemaal over eens: de tijd gaat snel. Steeds sneller, lijkt het wel. Toch zijn wij op dit punt geen kampioenen. Dat ontdekte ik toen ik mij afvroeg waarom onze twaalfde maand december heet. ‘Decem’ is Latijn voor ‘tien’. En omdat er buiten toch niet zoveel te doen is, kunnen we binnen net zo goed lezen hoe de tiende maand de twaalfde werd!
ROMEINSE KALENDER
Ten tijde van de Romeinse kalender, tot plm. 700 v. Chr., telden de jaren 304 dagen in slechts tien maanden. Dus heette de laatste, tiende maand van het jaar ‘december’. En maart (Latijn: Martius), genoemd naar de Romeinse oorlogsgod Mars, had de eer het nieuwe jaar te beginnen. Voor de periode in de winter, tussen December en Martius, werden geen maanden benoemd; die dagen telden eenvoudigweg niet mee!
Maar met de kalenderhervorming in 717 v. Chr. door Numa Pompilius kwam daar verandering in en werden Januarius en Februarius toegevoegd als elfde en twaalfde maand. Het aantal dagen per jaar kwam toen op 355. Om de kalender kloppend te krijgen met de seizoenen werd af en toe een dertiende maand toegevoegd, de schrikkelmaand Mercedonius.
Toen in 153 v. Chr. De Romeinse consuls per januari hun ambt aanvaardden, werd deze maand de eerste van het jaar en daarmee december de twaalfde. Zo ging dat dus.
JULIAANSE KALENDER
Maar ook met deze kalender kwam het niet helemaal goed en in 46 v. Chr. besloot keizer Julius Caesar dan ook tot de invoering van een nieuwe kalender: de Juliaanse.
Dat bleek niet eenvoudig te zijn en door fouten bij de invoering en verkeerde berekeningen kwam men uiteindelijk uit op plm. 445 dagen per jaar: teveel van het goede.
Keizer Augustus, achterneef van en geadopteerd door Julius Caesar, herstelde de fouten in 8 v. Chr. door voor de komende zestien jaar de schrikkelmaanden af te schaffen. Om alsnog de invoerder van de Juliaanse kalender te eren, kreeg de vijfde maand uit de eerste Romeinse kalender (Quinctilis genaamd) de naam Julius (juli) en ter ere van zichzelf noemde hij de aanvankelijk zesde maand (Sextilis) Augustus.
GREGORIAANSE KALENDER
Na meer dan 1500 jaar echter bleek deze kalender toch een beetje opgeschoven in de tijd. Zo hoort Pasen op de eerste zondag na de eerste volle maan na 21 maart te vallen: het begin van de lente. Dat lukte niet meer en in 1582 besloot paus Gregorius XIII daarom tot een nieuwe aanpassing. In de maand oktober van dat jaar werden tien dagen overgeslagen. Op donderdag 4 oktober volgde vrijdag 15 oktober. Bovendien werd het schrikkeljaar ingevoerd, met elke vier jaar een dag extra in februari. Daarmee was de zaak voorlopig weer rechtgetrokken, zij het dat niet iedereen direct akkoord ging. In Engeland veranderde men voortvarend 3 september in 14 september, waarop het volk de hen ontnomen dagen terugeiste: ze wilden niet elf dagen eerder dood! Ook Spanje en Portugal voerden deze Gregoriaanse kalender onmiddellijk in, evenals in Nederland Holland, Zeeland en de zuidelijke gewesten. De protestantse gebieden gingen echter pas rond 1700 overstag. Sommige Oosters-orthodoxe kerken volgden nog later of ze gebruiken tot op heden de Juliaanse kalender voor de vaststelling van hun religieuze feestdagen. Zo wordt in Rusland het kerstfeest twee weken later gevierd: in januari.
De laatste overstap naar de Gregoriaanse kalender werd door China gemaakt: in 1949.
BETEKENIS
Januari (Latijn: Januarius) is genoemd naar Janus, de Romeinse god van de tijd, maar ook van deuren, van ingang en uitgang. Hij was de god van de twee aangezichten (Januskop!). Waarschijnlijk is zijn naam verbonden met ‘zonnedoorgang’.
Februari (Latijn: Februarius) is de maand van het reinigingsfeest en in de Romeinse kalender van 717 v. Chr. de laatste maand van het jaar, waarin de godsdienstige reiniging van afgestorvenen plaatsvond. ‘Februa’ betekent reiniging, verzoening.
Van maart (Latijn: Martius) is niet veel meer bekend dan dat deze maand genoemd is naar de Romeinse oorlogsgod Mars.
April (Latijn: Aprilis) is afgeleid van ‘aperire’, dat ‘openen’ betekent: de natuur ontluikt.
Mei (Latijn: Maius) verwijst naar de godin van de vruchtbaarheid en beschermster van alles wat groeit en bloeit: Maia.
Juni (Latijn: Iunius) is genoemd naar de Romeinse godin Juno, de vrouw van Jupiter en godin van het huwelijk.
Juli, voorheen de vijfde maand ‘Quinctilis’, staat voor keizer ‘Julius’ Caesar, die de Juliaanse kalender introduceerde.
Augustus, voorheen de zesde maand ‘Sextilis’, eert keizer Augustus, die in 8 v. Chr. de Juliaanse kalender verbeterde.
De resterende maanden zijn vervolgens eenvoudig genummerd, maar wél volgens de oudste Romeinse kalender. Septem = zeven; september was dus de zevende maand. De achtste maand (octo) was oktober, november (novem) de negende en december, zoals gezegd, met ‘decem’ de tiende.

Zó zit dat, met onze twaalfde maand én al die andere. Een fijne decembermaand gewenst, met een goede ‘zonnedoorgang’ in januari!

December 2007


maandag 10 december 2007

PLANTAARDIG


In míjn tuin …
… ziet het er steeds ‘aard’iger uit. Nu struiken, bomen en planten kaal en in winterrust zijn, komt De Aarde aan het oppervlak: je kunt de wereldbol hier zien! Om de wereld aan te raken hoef je je hand maar op de grond te leggen! Een aardige, maar ook fascinerende gedachte. Voer voor filosofen!
Wij zijn zo verbonden met aarde. Met beide benen op de grond, dat voelt goed. En tuiniers dan, met ook beide handen in de grond, dat voelt nog beter! Hoewel ikzelf meer praktisch dan filosofisch van aard ben, blijf ik er toch over nadenken: het verband in de tuin tussen mensen en aarde. En is er een verband met planten in de tuin, in de aarde?
Een verband is er zéker (uit stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren!), maar er zijn toch méér verschillen.
Ik denk dat tuinen de vreedzaamste plekken ter wereld zijn.
De planten die je daar met hun wortels in de aarde zet, zullen niet anders dan hun best doen om te groeien en uiteindelijk tot bloei te komen. Zonder morren en maren voegen ze zich naar de omgeving met slechts één simpel doel: zich voort te planten. Wij profiteren van deze onbaatzuchtige drift door uitgebloeide bloemen weg te halen vóór de plant zaad kan zetten. Noodgedwongen produceert de plant nieuwe bloemen. Doelgericht en zonder protest!
In een vanzelfsprekend ritme ontluiken planten in de lente, bloeien in de zomer, verspreiden hun zaden in de herfst en trekken zich terug in de winterse aarde. Er is geen haast, steeds méér is niet nodig en er is geen wedijver. Planten die in de verdrukking komen of voedingsstoffen missen omdat wij ze op een verkeerde plek gezet hebben, komen niet bij je klagen of demonstreren. Ze trekken zich terug, sterven af en gaan op in de aarde - mogelijk zullen hun zaden het beter treffen.
Maar deze ‘plantaardige’ gelatenheid zou van ons mensen teveel gevraagd zijn. Wij onderscheiden recht en onrecht (terecht of onterecht) en zijn niet geneigd de dingen op hun beloop te laten. Zo vreedzaam als een tuin zal onze wereld dus nooit worden, hoe hard wij dat deze maand ook wensen.
Maar misschien kan de tuin ons een spiegel voorhouden: mag het af en toe wat minder?
Ík wou soms best plantaardig zijn, verzoend met het leven, in een aardige tuin …

December 2007

donderdag 15 november 2007

DE KRANS

Heggenmussen

Grijze luchten, striemende regenbuien en harde windvlagen jagen ons naar binnen in november. In de tuin is het niks gedaan nu - we moeten onze ‘groenbeleving’ in huis zoeken. Als we tussen de buien door snel even de tuin in rennen om wat takken te knippen, hebben we materiaal om een krans te maken. Met de decembermaand al zo dichtbij is dat geen slecht idee.

gevulde kerstbroodkrans
SYMBOLIEK
Van Dale deelt ons over de krans mee, dat het een geheel is van hoepelvormig in elkaar gevlochten of gewonden bloemen of bladeren. Hij schrijft er nog veel meer over, maar wij weten nu wel genoeg.
Kransen zijn zo oud als de mensheid. Internationale spelen leverden in de Oudheid geen gouden plakken op, maar kransen. In Olympia werd de winnaar gehuldigd met een krans van olijftakken, terwijl in Delphi de laurierkrans gold als symbool van overwinning. Ook kende men in de Oudheid kransen van klimop, maar die droeg men waarschijnlijk om de eer te rédden: tegen dronkenschap! Misschien een tip voor de komende feestdagen.
De krans als symbool werd later door de christenen overgenomen. Zij kenden onverwelkbare kransen toe aan hun martelaren, die stierven in de arena. Ook wij eren overledenen met kransen. Gesloten cirkels, zonder begin en zonder eind, symbool voor de eeuwigheid, maar ook voor de kringloop van het leven.

'Bovenlicht' in Amsterdam
GEVELVERSIERINGEN
Wie er oog voor heeft kan veel kransen ontdekken. Let eens op de zogenaamde bovenlichten: ramen boven de (voor)deur in oude gevels. Vaak zijn er levensbomen te zien, maar ook ronde vormen die zowel kransen als de zon voorstellen en verwijzen naar voorspoed en goede kwaliteit. In de Middeleeuwen waren bier- en wijnhuizen met een vergunning verplicht een groene krans buiten te hangen en mogelijk in navolging daarvan lieten chique wijnhuizen later groene kransen aanbrengen in hun bovenlicht. (Goede wijn behoeft geen krans!) Ook werden in vroeger tijden ornamenten op de gevel aangebracht, vaak prachtige kransen met linten en strikken.
ONZE KRANSEN
Ook in onze tijd is een rol weggelegd voor symboliek. De Europese vlag toont een krans van twaalf gouden sterren en wel omdat het getal twaalf traditioneel het symbool is van volmaaktheid, volledigheid en eenheid. Het aantal lidstaten heeft daar dus geen invloed op (gehad).
En het kerstfeest wordt nog steeds als geen ander feest gevierd met kransen. Kransen van licht rond kaarsvlammetjes! Kransen van kerstgroen op de voordeur of rond windlichten op de terrastafel. Een krans van hulsttakken symboliseert vrede, vreugde en feest. Maar je kunt ook ander takken gebruiken, zoals de maretak, laurier, klimop, buxus en liguster.
Neem stevig groen geplastificeerd ijzerdraad, leg dat om een ronde vorm heen, bijvoorbeeld een bloempot, en draai de uiteinden met een tang strak om elkaar. Schuif nu het ijzerdraad van de pot af en je hebt een perfect ronde basis, waar je je takken omheen kunt winden. Vastzetten met dun ijzerdraad of kopergaren.
Kransje van bladeren
Buig voor vogels een stuk ijzerdraad tot een cirkel, rijg er pinda’s (of sierappeltjes) aan en buig dan met een tangetje de uiteinden om, zodat je ze in elkaar kunt haken. Knoop daar een lint of touw omheen en hang het kransje buiten in een boom. Ook met trosgierst zijn mooie kransen te maken. Lekker voor de vogels en leuk voor jezelf, zulke decoratieve elementen in de tuin.


IN HUIS
Ook binnen hebben we de decoratieve waarde van de krans ontdekt. Kransen van allerlei materialen zijn het hele jaar te koop en we hangen ze graag op. Met veertjes, schelpen, takkenbosjes, gedroogde zaaddozen, bladeren, noten: voor elk interieur. Zelf maken kan ook. Neem een soepele twijg van een berk, vorm er een cirkel van en wind daar meer twijgen omheen. Fixeer het geheel tenslotte met dun koperdraad dat je er kriskras omheen draait.
Walnotenkrans
Kraak walnoten heel voorzichtig, zodat je gave halve doppen overhoudt. Boor er met een hobbyboortje een gaatje in (voor gevorderden!), rijg de doppen aan ijzerdraad en buig het geheel tot een walnotenkransje. Voor een landelijke krans gebruik je de oude stengels van clematis vitalba. Die moet in het voorjaar toch laag worden afgeknipt. Knip hem nu op een meter boven de grond af en draai de stengels tot een royale, wollige krans. ‘Old man’s beard’ noemen de Engelsen deze stengels (baard van een oude man)!

Tot slot nog wat kransjes voor de kerstboom. Vorm samen met de kinderen een kransje (= besloten gezelschap!), drink thee en bak schuimkransjes van één deciliter eiwit, 300 gram witte basterdsuiker en één zakje vanillesuiker. Klop de eiwitten stijf, voeg de helft van de suiker toe en klop het schuim weer stijf. Spatel de rest van de suiker er voorzichtig door en spuit dan met een gekartelde slagroomspuit (doorsnede zeven millimeter) kransjes van vier tot zes centimeter op bakpapier. Even voortekenen! Laat de schuimkransjes twee tot drie uur drogen in de oven op de laagste stand, tot ze loslaten van het bakpapier …
en voor je het weet is het kerstmis!

November 2007

zaterdag 10 november 2007

STUKJE INKTZWAMMEN

Onder wiens hoedje...?
In míjn tuin …

… wonen geen kabouters. Allemaal sprookjes! Óf ze spelen onder één hoedje en verstoppen zich allemaal tegelijk, zodra wij naar buiten komen. Hoedjes genoeg in onze tuin. In maten en soorten en soms op de gekste plaatsen
Wat dacht je van drie sliertige witte paddestoelen, horizontaal, nét onder water, in onze eikenhouten regenton! Ik schrok mezélf een hoedje, toen ik het deksel optilde! En of die nu in symbiose leven (met wederzijds profijt) met het eikenhout of met een schimmelig restant rode wijn in dit vat - geen idee. Ik kan het ook niet opzoeken, want er is dus geen kabouter in de buurt om me te vertellen welke paddestoel dit is, van de meer dan honderdduizend soorten die er zijn!
Een paar ken ik trouwens wel. Inktzwammen - ha ha, dat  doe ik zélf (schrijven)! En die rode paddestoel met witte stippen, waarop kabouter Spillebeen zo heen en weer zou wippen, dat is de vliegenzwam. Maar zó kleurrijk heb ik ze niet in mijn tuin.
Bij de voordeur, tussen de treden, groeien bruine paddestoelen die per dag groter worden. Ik kijk elke dag of ze al uit elkaar gespat zijn! Onder de berk staan bijna doorschijnende roodbruine, waarvan de randen franjerig naar buiten krullen.
Klein maar dapper!
Achter, naast de buxus, vond ik een kogelrond kleintje dat er op zijn dunne steeltje maar fragiel bijstond. Even voelen: het hoedje bleek onverwacht hard en het steeltje gaf geen krimp!
Op een restant van de es, waarin ik destijds op advies van de omzagers een fles bleekwater heb leeggegoten, groeit elk jaar een reusachtige hoed. Bruinig met wit en talloze donkerbruine schubbetjes, in vrolijke slingers gerangschikt rond het middelpunt.

Zadelzwam

Die groeit daar in de zomer, als we familiebezoek krijgen. In onze familie hebben wij ook een paddestoelenverzamelaarster. Zij aarzelde geen moment bij het zien van de hoed: “Dat is een zadelzwam!” Daar kon ik me wel iets bij voorstellen en ik kon hem nu ook opzoeken in ons ‘Praktisch handboek Paddestoelen’, dat helemaal niet praktisch is, omdat mijn paddestoelen van bijna alle plaatjes wel íets hebben. Officieel heet de zadelzwam Polyporus Squamosus en volgens het boek wordt hij ook bewoond(!): door kleine kevertjes, die meehelpen met de verspreiding van deze zwam.

Kabouters was leuker geweest, maar als ik nu rode mutsjes brei, voor die kevertjes, wordt het hier toch een beetje een sprookjestuin.
Gewoon mooi
In een stompje van de kaardebol ...












November 2007