vrijdag 15 juni 2007

VEEG JE EIGEN STRAATJE SCHOON

Heggenmussen

De oprit bij ons huis moet opnieuw gelegd worden: de grindtegels kantelen op de wortels van de berkenboom. “Grindtegels zijn uit,” weet de stratenmaker en hij adviseert klinkertjes. “Met veel meer onkruid ertussen,” weet ik. “Ach mevrouw, twee keer per jaar even d’r bij langs … da’s geen probleem.” Toch laten we de grindtegels opnieuw leggen, want “…even d’r bij langs”, met een chemisch middel, dat mag niet meer.

Geen gif op de grindtegels!
VERBOD
Met ingang van 1 januari 2007 is het voor particulieren verboden hun bestrating onkruidvrij te maken met glyfosaat: het hoofdbestanddeel in o.a. Roundup Huis en Tuin en AA Wiedex. Deze middelen worden al sinds jaar en dag aangeprezen als ‘milieuvriendelijk’, ‘absoluut veilig voor mens, dier en milieu’ en ‘snel afbreekbaar’. Daarover zijn bij de Reclame Code Commissie klachten ingediend en die werden door de Commissie terecht bevonden. Toch bestaat bij de consument nog steeds het beeld van een veilig middel, wat een royaal en nonchalant gebruik ervan in de hand werkt.
In Nederland is Roundup het meest gebruikte onkruidbestrijdingsmiddel door particulieren, gemeenten en agrariërs en het gebruik ervan neemt per jaar toe. De ‘veiligheid’ van het product is gebaseerd op onderzoek, waarbij bepaald wordt bij welke hoeveelheid van een stof de helft van de proefdieren sterft binnen een bepaalde proefperiode. Er wordt niet gekeken naar niet direct dodelijke verschijnselen als bijvoorbeeld verlamming of aantasting van organen, noch chronische vergiftigingsverschijnselen die pas op langere termijn optreden. In een in Amerika verschenen rapport van het Ministerie voor Milieu en Volksgezondheid wordt o.a. melding gemaakt van oog-, huid- en inwendige aandoeningen.
DRINKWATERNORM
De problemen ontstaan door direct contact, maar ook door de verspreiding van glyfosaat via het grondwater in het oppervlaktewater en uiteindelijk in het drinkwater. Amerikaanse onderzoekers zien een verband met een verhoogd risico op lymfklierkanker, miskramen en ADHD. Onder dieren leidt Roundup vooral bij kikkers en andere amfibieën tot sterfte. Vissen ondervinden schade aan het immuunsysteem alsook genetische schade. Maar ook bomen en planten, waarvan dat niet de bedoeling is, sterven door toepassing van Roundup, omdat het middel ook via de bodem werkzaam is. In Denemarken wordt geadviseerd Roundup niet te gebruiken onder berken, els, iep, lijsterbes, sering, meidoorn en diverse soorten naaldbomen.
Door het intensieve gebruik over de hele wereld worden steeds meer onkruiden resistent en is steeds meer bestrijdingsmiddel nodig. Gifproducenten oefenen dan ook wereldwijd druk uit op overheden om de drinkwaternorm te versoepelen.
Extra verontreiniging van het oppervlaktewater treedt op wanneer veehouders hele weilanden, met sloten rondom, doodspuiten om nieuw gras te kunnen zaaien. In Nederland mag het doodgespoten gras na vijf dagen aan het vee gevoerd worden, terwijl Deense boeren in zulke gevallen problemen geconstateerd hebben bij het drachtig worden van hun koeien. Een rechtszaak in Denemarken resulteerde in de uitspraak dat het middel abortus kan opwekken.
OPRUIMING
Het Engelse ‘round up’ heeft meerdere betekenissen. De producent bedoelt waarschijnlijk deze: ‘opruiming’ houden onder. Hij heeft er een ‘allround’ middel van gemaakt! Hoog tijd om in te grijpen: veeg je eigen straatje schoon. Dát betekent: jezelf vrijpleiten. Pleit jezelf vrij van het toebrengen van ernstige schade aan het milieu!
Sinds 1 januari is het gebruik  voor particulieren dus wettelijk verboden, zij het met een ‘opgebruiktermijn’ van één jaar. Maar hoe eerder we stoppen met het rondspuiten van gif hoe beter.
Professionele gebruikers, waaronder gemeenten, met een spuitlicentie mogen het middel nog wel gebruiken, maar met mate en onder strikte voorwaarden. Door veel gemeenten wordt gestreefd naar het afbouwen van het gebruik van chemische middelen om uiteindelijk te komen tot een gifvrije onkruidbestrijding.
WAT TE DOEN
Onkruid op stoepen, straten én tuinpaden belemmert een goede afwatering, ondermijnt op den duur de verharding en het ziet er natuurlijk niet uit.
Bovendien (onkruid vergaat niet!) wordt het nooit vanzelf minder, alleen maar meer. We moeten er dus wel iets aan doen.
Verwijder het onkruid vóór zich zaad kan vormen. Regelmatig vegen met een stevige bezem maakt al veel verschil: jonge onkruidjes krijgen zo geen kans. Kleine oppervlakken kun je te lijf gaan met een voegenkrabber of een aardappelmesje. Er is ook een kleine staalborstel te koop, mét steel, die een goed resultaat geeft, zonder dat je ervoor op de knieën hoeft. Kokend water is een wat omslachtig, maar wel probaat middel. Ook het afgieten van de gekookte aardappelen op je straatje schijnt goed te werken. Wie toch graag wil spuiten, kan dit bij droog weer doen met een oplossing van één deel azijn op tien delen water: na een paar dagen heeft het azijnzuur zijn werk gedaan en kan het onkruid weggeveegd worden.
Aan apparatuur staan ons ter beschikking: de hogedrukspuit (kost wel veel water), de onkruidbrander en een stoomapparaat. Verstandig gebruiken allemaal!
Vooral regelmaat is belangrijk; dan heb je er het minste werk van.

Laten we ons eigen straatje schoonvegen, voor een beter milieu, want … er komen ook nog mensen ná ons.

Juni 2007

zondag 10 juni 2007

GEHEUGEN


In míjn tuin …
 
… hink ik vaak op twee gedachten. Grijp ik in of wacht ik af? Vaak wacht ik af en moet dan later ingrijpen, als het eigenlijk niet meer kan. Na meer dan dertig jaar tuinieren in mijn ouwe trouwe tuin zou ik nu toch zonder aarzelen moeten weten, wat er te doen is en wanneer!
Ergens in mijn hoofd heb ik een kamertje. Op het deurtje staat: geheugen. En daar moet déze informatie heen: volgend jaar éérst ingrijpen, dan afwachten. Nou, dat is toch niet zo moeilijk? En toch hapert er iets.
In het vroege voorjaar ben ik systematisch begonnen met het op orde brengen van de tuin. Duidelijk begrensde stukken ruimde ik op en voorzag ik vervolgens van koemestkorrels. Maar toen het begon te regenen, ging ik naar binnen, om de buien af te wachten. Toen het na weken droog werd, was de tuin al een eind op streek en waren de korrels opgelost. En met de beste wil van de wereld kan ik mij niet meer herinneren wáár ik die korrels gestrooid heb, laat staan waar nog niet.


In voorgaande jaren schoot ik snel in de laarzen van mijn man, als ik met de hogedrukspuit aan de slag ging. Nu hij gepensioneerd en wel óók zijn steentje bijdraagt, heeft hij die laarzen zelf nodig. Ik spring op de fiets en haal snel een paar nieuwe, want ik kan dat spuiten natuurlijk niet zomaar aan hem overlaten. Met mooie blauwe laarzen kom ik thuis. Maar als ik ze in de garage wil opbergen, blijkt daar al een paar groene te staan. In míjn maat. Dat is pijnlijk. Niet alleen ben ik dus vergeten dat ik al een paar hád, maar ook dat ik vind dat laarzen groen horen te zijn. Hoofdschuddend beziet mijn man het rijtje laarzen. Hij heeft het niet met mij getroffen. Maar ze terugbrengen wil ik ook niet - blauw is toch best wel leuk. En wat gênant zeg, om daar in de winkel zo’n verhaal te moeten afsteken. Dat gaat toch niemand wat aan, dat ik zo vergeetachtig ben! Ik heb dus nu laarzen voor mijn groene dagen én voor mijn blauwe!
Waar alle zaailingen van de Cleome (kattensnor) heen moeten, wist ik opeens ook niet meer. Noch de kleur die ze gaan krijgen. En dat terwijl ik het zaad speciaal besteld heb, bij meneer Plankeel van ‘Onze Eigen Tuin’. Maar als de vergeetmenietjes wit uitslaan van de meeldauw, kom ik gelukkig op het idee om ze allemaal uit te trekken en af te voeren … en zie: ruimte zát voor kattensnorren, in mijn ouwe trouwe tuin, die het maar weer zélf regelt!

Juni 2007

dinsdag 15 mei 2007

ZWIJNEBEIERS IN DE MEIMAAND!

HEGGENMUSSEN
Vol verbazing hebben we in de afgelopen maand op onze terrassen gezeten, biertje onder handbereik, kijkend naar de onstuimige groeikracht waarmee blad en bloemen onze tuinen vulden. Wat ongerust over de enkeling, die ondanks de warmte zijn eigen schema aanhield en ‘achterbleef’!
Het ging nog lang goed, na de overvloedige regen in de eerste maanden van het jaar, maar uiteindelijk moest toch de tuinslang worden uitgerold om de scheuren in de droge grond weer eens met water te vullen. Bomen in de tuin brengen nu welkome schaduw en filteren het hete zonlicht op de planten. Zeker, ze slorpen honderden liters water per dag op, maar hun wortels reiken ver en per saldo zijn de planten in hun schaduw beter af. En wijzelf, niet te vergeten! Daarnaast hebben bomen een verschonend effect op het milieu: ze geven zuurstof af, verdampen vocht, waar we ook wel eens teveel van hebben, en vangen zwevende stofdeeltjes uit de lucht. Wie nog geen boom heeft, moet er nú een planten. Hier is een hele leuke, ook geschikt voor de kleine tuin: de meidoorn!
MEIDOORN
De meidoorn komt van nature voor in koele gebieden; in Nederland in bos en duin. Maar hij is ook op grote schaal aangeplant, als boom of struik. En nu in mei, in volle bloei, is hij overal op grote afstand al te zien.

Meidoorn in het vroege voorjaar
Meidoorn behoort tot de familie van de Rosaceae en de Latijnse naam is Crataegus. De twee meest voorkomende soorten zijn Crataegus monogyna (eenstijlig; met één stamper) en Crataegus laevigata (tweestijlig; met twee stampers). Het verschil is summier en vaak moeilijk vast te stellen. Ook van de volksnamen word je niet veel wijzer: deurnboom, haagdoorn, kurtsebeiers, peerdeweepen, spukdoorn, vretbeienboom of zwijnebeiers. En dit zijn ze nog niet eens allemaal! Crataegus zegt wel iets: het is het Latijnse woord voor het Griekse ‘krataios’, wat ‘krachtig, sterk’ betekent. De meidoorn levert dan ook hard hout. Zo hard, dat het vroeger wel gebruikt werd voor het beulshakblok!
Meidoorn is niet kieskeurig en neemt genoegen met zowel een matig droge als een vochtige standplaats. Hoe meer zon, hoe meer bloei. Dat wel. Het blad van C. monogyna is diep ingesneden en dat geeft een vrolijk aanzicht. Bij C. laevigata is het blad minder diep ingesneden, maar het kan variëren. De bloemen, op het hout van het vorig jaar, zijn wit, geuren van ‘sterk’ tot ‘weeïg’ (dat is persoonlijk) en trekken vooral bijen, wespen en vliegen aan. In september zijn de vruchtjes rijp: donkerrood en met een pitje. Merels, lijsters, spreeuwen, vinken en mezen eten er graag van. Wat nog overblijft, is in de winter voor de kramsvogel en de koperwiek. Of we plukken ze zelf en maken er jam, gelei, siroop of wijn van. Ze zijn ook zó te eten: licht zoet. Meidoorns zijn absoluut niet giftig en worden als boom veel aangeplant in straten en parken. Ze zijn ook zeer geschikt voor een kleine tuin: tot zes meter hoog, met een kroon van drieënhalve meter in doorsnee. De roodbloeiende meidoorn, C. laevigata ‘Paul’s Scarlet’, iets kleiner, levert helaas geen bessen, maar heeft wel gevulde rode bloemen.
Meidoorn in bloei

SNOEIEN
Je kunt de boom vrij uit laten groeien – van zichzelf heeft hij geen uitgesproken model – maar de kroon kan ook in een bol- of kegelvorm gesnoeid worden. Dat gaat dan wel ten koste van de bloei. Struiken kunnen eens per twee à drie jaar tot vlak boven de basis worden teruggezet, in de winter, als het niet vriest. In het groeiseizoen kan een haag of boom in bolvorm één- tot tweemaal worden bijgeknipt. Volgroeide bomen hoeven nauwelijks gesnoeid te worden, wat gezien de takdoorns wel zo prettig is. Wel moet dood hout verwijderd worden en ook schurende takken moeten gesnoeid worden. De warrige, dichte groeiwijze van de meidoorn biedt in combinatie met de stekels een uitstekende nestgelegenheid aan vogels.
VLECHTHEGGEN
Voor een dichte, ondoordringbare haag wordt eenstijlige meidoorn aangeplant op dertig centimeter van elkaar. Zo werden in Engeland tussen 1650 en 1850 percelen afgebakend om het vee bij elkaar te houden. Draad was te duur en stenen, om muren mee te stapelen, waren niet overal voorhanden. Veel hagen daar zijn meer dan tweehonderd jaar oud, zo meldt The Observer’s Book of Trees. Maar ook in ons eigen land, in de uiterwaarden van de Maas, worden kleine percelen van elkaar gescheiden door meidoorn- of sleedoornhagen. Dit zijn ‘gelegde’ hagen: de struiken worden half doorgezaagd en opzij uitgebogen. Op de zaagplek groeien nieuwe takken en de uitgebogen takken van de struiken groeien in elkaar. Dat geeft een dichte doornige haag als veekering en roofdierwering. Na het onderlopen van de uiterwaarden en het terugtrekken van het water, blijft het slib achter de hagen achter, waarmee daar een vruchtbare bodem ontstaat. Maar vooral kort na de Tweede Wereldoorlog zijn veel van deze ‘vlechtheggen’ verdwenen: er was een overschot aan prikkeldraad. Ook is het schrikdraad uitgevonden. Dat neemt aanzienlijk minder ruimte in en vraagt ook minder onderhoud. Maar op de grens van Noord-Brabant en Limburg is het eeuwenoude landschap, uniek voor West-Europa, bewaard gebleven. De ‘Maasheggen’, zoals dit natuurgebied heet, vormt een bijzonder ecosysteem met zeldzame planten en diersoorten.
Goed, dat hoeft allemaal niet, bij ons in de tuin, maar het onderstreept nog eens de kwaliteiten van de meidoorn, die overigens wel vijfhonderd jaar oud kan worden. Is er nog ruimte in de tuin voor een leuke boom die schaduw brengt, denk dan aan de meidoorn: een zwijnebeier, om elk jaar de meimaand mee te vieren!
Mei 2007

donderdag 10 mei 2007

IN DE NESTEN

In míjn tuin …
... vieren instincten hoogtij in deze tijd van het jaar. Maar ze botsen ook en dan verworden ‘instincten’ tot ‘instinkers’! Zoals bij de merels, die jaar in jaar uit op dezelfde plek in onze achtertuin hun nest bouwen. Instinctmatig. Ze broeden er hun eieren uit en voeren de jongen. Maar nooit langer dan een week. Dan wordt het nest uitgehaald door kraaien, eksters of katten. Instinctmatig.
Spotvogelnestje in de
veldesdoorn
Van Dale omschrijft ‘instinct’ als: “... aandrift tot onbewust doeltreffend handelen”. Dat doeltreffend kan er wel uit: wij vinden de jongen dood terug in de tuin, zelfs niet opgenomen in de voedselketen. Ook nu weer werd het eerste legsel aangevallen. Maar de merels herstelden het nest en begonnen opnieuw. Instinctief zette ik een beker water gooiklaar om de boosdoenende kat te verjagen. Ook niet doeltreffend en wéér ging het mis: een mereltje met zowaar al een paar veren lag tussen de tuinstoelen en een tweede hing dood in de klimop.
We besloten de kat de bel aan te binden en namen de maat van ons hekje, waar katten zo gemakkelijk onderdoor kunnen. Met een rij lange latten ertegenaan geschroefd zou een ondoordringbaar hek zó gefikst zijn. Maar de fiksman die ons de latten moest verkopen, verwees ons plan naar de prullenmand: “Weet je wel hoe hoog een kat kan springen?!” Ja, dat wisten we eigenlijk wel. Misschien moet je de natuur maar zijn gang laten gaan. Tenslotte waren we dit jaar rijkbedeeld, met een kraaiennest hoog in de berk, een winterkoningnest in de klimop voor het raam en daarboven een pimpelmezennest in het kastje van de koolmees!
In de achtertuin volgden de merels onverdroten hun instinct en verzamelden er materiaal voor een nieuw nest. Bij gebrek aan dode plantenresten, die ik nu toch wel zo’n beetje opgeruimd heb, trokken ze viooltjes uit de grond (!) en sopten verse potgrond in het vogelbad. Lange slierten ‘plant met alg’ werden uit de vijver getrokken - en meegenomen over de schutting: naar een andere tuin! Zijn ze dan toch iets wijzer geworden?! De rovers nog niet: op een ochtend ligt de kaarsenstandaard, die de winterkoning gebruikte voor een tussenlanding, op de grond. Het glas is gebroken en ernaast ligt een bolletje mos met zwarte donsveertjes: het winterkoningnest.
Mijn tuin is zo geschikt voor vogels, met water, bomen, struiken en hagen. Een vogelparadijs, waar je je flink in de nesten kunt werken: dat is mijn tuin.

Mei 2007

zondag 15 april 2007

FLUITEND NAAR DE ZOMER

HEGGENMUSSEN
April doet wat hij wil - en dat is groeien! In geen andere maand voltrekt zich zo’n metamorfose in de natuur: van vrijwel kaal naar volledig groen!  Het gras groeit op volle sterkte (april is de ‘grasmaand’) en tegen het einde van de maand is er voor de koeien dan ook weer genoeg te grazen; lekker naar buiten. Probeer daar eens bij te zijn, als ze voor het eerst de wei ingaan. Geen vrolijker beest dan een koe!
FLUITENKRUID
Eind april bloeit ook het fluitenkruid, ofwel Anthriscus sylvestris. Anthos betekent bloem, rhyskos betekent heg en sylvestris staat voor ‘van het bos’. Het fluitenkruid is in ons gebied het meest voorkomend en vroegst bloeiend lid van de familie der schermbloemigen, Umbelliferae. Je komt het overal tegen waar gras groeit, zoals in wegbermen, maar dus ook in de halfschaduw van loofbossen. Het is een tweejarige tot vaste plant die overwintert met een groen rozet. In april groeien de zich vertakkende bloemstengels uit tot een hoogte van wel anderhalve meter. De witte bloemschermen staan op lange stelen met vier tot vijftien stralen (takjes in het scherm). Elke bloem is drie tot vier millimeter groot. De vruchtjes na de bloei leveren bruine of zwarte zaadjes, die garant staan voor een overvloedige voortplanting van het fluitenkruid.

 Het 'Overbos' bij de Fraeylemaborg
Het geeft een onbeschrijflijk voorjaarsgevoel, die royale, uitbundige witte randen langs de wegen. Wandelend of fietsend rúik je het ook, net als de bijen en vlinders die erop af komen. Jac. P. Thijsse noemde het ‘Hollands kant’. In Zeeland, waar het fluitenkruid ook veelvuldig voorkomt op de voedselrijke, vochtige bodem, noemen ze het natuurlijk ‘Zeeuws kant’. En daar blijft het niet bij, want de volksmond is vindingrijk. Toeters, wilde kervel, fluiters, hondjeskruid, pijpkruid, zere ogenbloem, ’t is allemaal één pot nat. Toeters, fluiters en pijpkruid verwijzen naar de stevige holle stengels, waar kinderen vroeger fluitjes van sneden. Nou, dat kunnen de kinderen van nu ook nog wel. Tegen het eind van de bloeitijd, in juni, zijn de stengels stevig genoeg. Snijd een stuk stengel af vlak onder een ‘knoop’ (bladaanzet). Daar is de stengel dicht. Maak nu ongeveer halverwege een snee in de lengterichting van de stengel en blazen maar: een fluitje van nog geen cent!
‘Zere ogenbloem’ duidt op de ontstekingen van slijmvliezen, keel, neus en oogleden bij mensen die gevoelig zijn voor het stuifmeel van deze plant. Deze vervelende eigenschap wordt weer een beetje goedgemaakt door een andere kant van het fluitenkruid. Aftreksels van de bladeren zouden goed zijn voor huiduitslag en slecht genezende wonden. Eertijds werd er op het slagveld goed gebruik van gemaakt.
Voor de liefhebbers: vers gesneden blad van het fluitenkruid geeft een lekkere salade. Dek de tafel feestelijk met een reusachtig boeket, zomaar langs de weg geplukt. Dat mag, want er is meer dan genoeg. En uiteindelijk komt natuurlijk toch de grasmaaier langs, in de berm.
IN DE TUIN OF NIET?
Anthriscus sylvestris 'Raven's Wing'
In grote tuinen is deze plant prachtig te gebruiken, in een boomgaardje bijvoorbeeld, en dan gecombineerd met paarse Alliums. Maar hoe kom je eraan? Uitgraven is geen optie. Fluitenkruid heeft een lange penwortel en zulke planten kunnen slecht tegen verplanting. Wacht dus tot het zaad rijp is, ergens in juni/juli, en strooi het uit in het gras. De rest gaat vanzelf, elk jaar beter!
Voor kleine tuinen is dit niet zo’n goed idee. Maar niet getreurd, de kwekers hebben er wat op gevonden. Letterlijk zelfs. Ergens in Engeland trof iemand roodbladig fluitenkruid aan, zomaar in het wild, en dat is voer voor kwekers. Rood en anderszins donker blad is ‘in’ en ‘hot’ en ‘cool’ - kies maar. Dat werd dus Anthriscus sylvestris ‘Raven’s Wing’. Perfect voor de tuin: prachtig donker blad, dromerige rozewitte bloemschermen, netjes zestig centimeter hoog en maar een paar zaailingen (óók donkerbladig) per jaar. Bij mij tenminste. Die paar zaailingen zijn meer dan welkom. Hij bloeit misschien iets later dan het wilde zusje, maar verschil moet er óók zijn.
MEER SCHERMEN
De Umbelliferae, schermbloemigen,  of zo je wilt paraplubloemen (denk aan het Engelse ‘umbrella’ voor paraplu!) hebben meer planten in de familie die de moeite waard zijn. Engelwortel bijvoorbeeld: Angelica archangelica. Hij lijkt op dat andere familielid, de berenklauw, maar is absoluut ongevaarlijk. Mooi ingesneden lichtgroen blad, dat bij het opkomen aan zevenblad doet denken, en in het tweede jaar groenwitte bolle bloemschermen. Ook hier een lagerblijvende donkerrode variant: Angelica gigas. Eupatorium, lever- of koninginnekruid, bloeit aan het eind van de zomer (in de vlindertijd) met rozerode schermen. De donkerbladige Eupatorium ‘Chocolate’ bloeit wit en ook deze blijft lager. Geelgroene schermen vind je bij venkel: Foeniculum ‘Giant Bronze’. Inderdaad: groot en met bronskleurig blad. Ook mooi is varkenskervel, Peucedanum verticillare. Net zo hoog als de engelwortel, maar met platte, geelwitte schermen.
ONS MILIEU
Al met al een interessant pakket voor natuurlijk ogende tuinen - en die hebben we zo nodig. De organisatie Milieu Centraal is in maart een campagne begonnen tegen de toenemende verstening van de tuinen: daar wordt onze ecologische omgeving niet beter van. (Zie: www.laatuwtuinleven.nl) En dat in een tijd waarin zelfs het kabinet ‘milieu’ hoog in het vaandel heeft. Hier en daar gaan stemmen op om de tuintjes bij de huizen af te schaffen en te vervangen door meer openbare parken. Zeker de huizen met de achterkanten tegen elkaar aanbouwen?
Toe, wip er eens wat tegels uit … en zaai desnoods slechts fluitenkruid!
Martin Bril, columnist bij de Volkskrant, schreef op 21 mei 2006 over fluitenkruid: “…Ieder jaar steekt het de kop weer op en wiegen die witte schermen met hun duizenden kleine bloemen langs de wegen. Er spreekt op zijn minst doorzettingsvermogen uit, een vrolijk soort koppigheid die de mens tot voorbeeld zou kunnen zijn, of tot troost.”
Geniet van april - het is een mooie maand.
April 2007

dinsdag 10 april 2007

TERRITORIAAL


In míjn tuin …
... zit de ruimte hem vooral in de lucht: het luchtruim. Een territoriaal luchtruim zelfs. Grensovergangen, zwarte stippellijnen: het is er állemaal, zij het niet waarneembaar voor het menselijk oog. Maar vogels kennen de grenzen precies en elke schending van hun luchtruim wordt afgestraft. Want allemaal doen ze aan ‘luchtjepik’.

Een pimpelmees die het even probeert ...

Boven twee klimopstroken hangt een mezenkast. Een belegen hokje, waarin de hele winter een koolmees overnacht. Soms is er een nestje, maar niet elk jaar. Toch wordt dat territorium altijd fanatiek verdedigd. Met veel misbaar en (schijn)aanvallen verjaagt de koolmees pimpelmezen, mussen en merels. De houtduiven laat hij met rust. Maar dat zijn ook van die kukels. Ze bewegen al zo onhandig en dan balanceren ze ook nog boven op elkaar, hoog in de es. Ik sta er handenwringend onder: als ze nou maar niet neerstorten! Hun nest in de berk was zó krakkemikkig, dat de eieren erdoorheen vielen en op de oprit te pletter sloegen. Drama! Geen serieuze bedreiging voor de koolmees dus.
Maar nu zit er een winterkoninkje op de tafel buiten. Met trillende vleugels en een wiebelend staartje bezingt hij luidkeels deze zeer geschikte omgeving voor een nestje. Een winterkoninginnetje valt hem trillend, wiebelend en net zo hard zingend bij, terwijl de koolmees ongerust heen en weer hipt op de druivenranken boven de tafel. Met gerichte duikvluchten probeert hij zijn stek te verdedigen, maar het koninklijk paar is niet onder de indruk en neemt zijn intrek in de klimop.
Dag na dag bouwt het winterkoninkje aan zijn nest. Zingend, trillend en wiebelend, om ook tussen de werkzaamheden door de aandacht van het vrouwtje vast te houden. Opgewekt wisselt hij dorre klimopblaadjes af met droge hortensiabloemen en sleurt hij mos onder de stekelnootjes vandaan. De kaarsenstandaard vóór de klimop gebruikt hij voor de tussenlanding - die wiebelt al net zo hard als zijn staartje.
Wij vonden het een risicovolle onderneming, op slechts een halve meter boven de grond, en sloegen er de boeken op na. De Vogelgids van Hans Dorrestijn: een kostelijk boek om te lezen, maar misschien toch meer ‘leef’gids dan vogelgids! Andere boeken melden dat de winterkoning niet ver boven de grond ‘speelnesten’ bouwt, waaruit het vrouwtje er één kiest (waarna hij probeert andere vrouwtjes in de lege nestjes te krijgen!).
Kennelijk is de koolmees op de hoogte: de relatie kán nog stuk en berustend kijkt hij toe, twee takken onder de duiven. Hij wacht zijn kansen af, in mijn territoriaal verscheurde tuin.

April 2007

donderdag 15 maart 2007

MAARTSE VIOOLTJES

HEGGENMUSSEN
Een bijna nietig plantje, slechts 10 tot 15 centimeter hoog, voor humusrijke, vochtige grond, gedijend in halfschaduw, met geurende bloempjes in roze en wit, maar vooral violet: dat is het maarts viooltje (Viola odorata). Het woord ‘violet’ voor paarsblauw is niet toevallig afgeleid van ‘viola’.
Vioolzaadjes
In het voorjaar is dit het eerstbloeiende viooltje, dat zichzelf verraadt door zijn zoete geur. Het maarts viooltje verspreidt zich onder heggen, langs beschaduwde slootkanten, onder bomen en langs muren door middel van uitlopers, maar ook door zaadjes. Het zijn mieren die de vioolzaadjes verspreiden over afstanden tot wel honderd meter. Mieren zijn dol op de zgn. mierenbroodjes, een vlezig uitgroeisel van zaden, en slepen dat graag mee naar hun nest. Mét het zaadje. Wanneer het mierenbroodje loslaat, blijft het zaadje achter.
Een ander viooltje: Black Molly
De violette, roze en witte bloempjes, amper twee centimeter groot, die zo heerlijk geuren, zijn veelal steriel. De zaadjes komen vooral van de onopvallende groene bloempjes die Viola odorata vanaf mei voortbrengt, vlak boven de grond. Wie dit viooltje zelf wil vermeerderen, kan dat aan het eind van de winter (nu!) doen, door stengeltjes in stukjes te snijden en in vochtige grond te planten. Goed opletten dat de bovenkant ook inderdaad boven komt. Om vergissingen te voorkomen kun je de onderkant van de stengeltjes schuin afsnijden en de bovenkant recht. Als je het zaaien niet aan mieren wilt overlaten, kun je dat zelf het beste doen aan het eind van de zomer, gewoon in de volle grond.

Nóg een ander viooltje: viola labradorica
Hoewel dit bescheiden viooltje zich snel kan uitbreiden, komt het in onze tuinen toch niet in de eerste plaats in aanmerking als bodembedekker; het is gewoon te klein om opdringerig onkruid te verstikken. Maar kleine polletjes, zo hier en daar langs (veelbelopen) paadjes en onder bladverliezende struiken, mogen eigenlijk in geen enkele tuin ontbreken, om met zoete geurwolkjes het voorjaar aan te kondigen.
GEUR EN VLUCHTIGHEID
Over die geur is trouwens nog wel iets op te merken. Om geur goed waar te nemen moet je die opsnuiven; gewoon ademhalen is niet genoeg. Echte geurspecialisten in de parfumindustrie snuiven niet alleen, maar ontzeggen zich ook van alles: roken, (alcohol) drinken, gekruid eten, dat is allemaal uit den boze. Koffie en thee worden spaarzaam genoten. Maar goed, dan ben je ook in staat om duizenden geuren te onderscheiden! Zover hoeven wij natuurlijk niet te gaan.
Bij iedereen geven kleine reukhaartjes in het neusslijmvlies de waarnemingen door aan het deel van de hersenen dat verbonden is met het geheugen én emoties. Dat verklaart waarom geuren herinneringen kunnen oproepen uit het, soms heel verre, verleden. De geur van het maarts viooltje laat zich braaf opsnuiven, maar er worden geen twee liedjes voor één cent gezongen en bij je tweede ‘snuif’ lijkt de geur verdwenen. Dat dat niet zo is blijkt als iemand anders zijn neus in de viooltjes steekt en de geur wel waarneemt. Kennelijk weet het maarts viooltje ons geurzintuig (tijdelijk) te verdoven. Zelfs in Shakespeare’s Hamlet wordt ernaar verwezen in de volgende strofe:
“A violet in the youth of primy nature,
Forward, not permanent, sweet, not lasting,
The perfume and suppliance of a minute,
No more.”
Op begraafplaatsen werd het viooltje van oudsher veel aangeplant; volgens sommigen als symbool van vluchtigheid (zie Shakespeare hierboven), volgens anderen gewoon omdat het al zo vroeg in het voorjaar bloeit.
Viola odorata is inheems in Europa en Azië. In ons land komt het ‘in het wild’ voor in Zuid Limburg, in Zeeland en ook wel langs rivieren. In Frankrijk en Engeland, maar ook in China, wordt dit viooltje op grote schaal gekweekt voor het winnen van etherische oliën ten behoeve van de parfumindustrie. Ook geldt het als een geneeskrachtig kruid met tal van toepassingen. Het ronde, enigszins gekartelde blad kan meegekookt worden in een kruidensoepje en de bloempjes kunnen worden versuikerd om gebak en (ijs)desserts mee te garneren. Voor wie het eens wil proberen hier een recept voor versuikerde viooltjes. Klop eiwit licht ondoorzichtig op een schoteltje. Doop met een pincet de bloempjes in het eiwit en vervolgens in suiker. Tik het teveel aan suiker er voorzichtig af en leg de bloempjes te drogen op een rooster tussen twee vellen vetvrij papier op een warme, luchtige plek of in de oven (op de laagste stand en met de deur op een kier). Als ze helemaal droog zijn kun je ze maximaal twee dagen bewaren in een luchtdicht afgesloten trommel. Maar ik zou er meteen mee voor de dag komen!
MISLEIDING
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het maarts viooltje meestal pas in april bloeit. Waarschijnlijk was de wens de vader van de gedachte, bij de naamgeving. Niettemin is dit viooltje in tuincentra al in februari volop te koop, samen met sneeuwklokjes, krokussen, hyacinten, blauwe en witte blauwe druifjes, tulpjes en kievitsbloemen! Beginnende tuiniers wordt wel aangeraden elke maand wat bloeiende planten te kopen om leuke combinaties mee te maken en zo uiteindelijk elke maand iets in bloei te hebben. Nu kun je sneeuwklokjes en kievitsbloemen vast wel leuk combineren, maar die zullen volgend jaar echt niet gelijktijdig bloeien, in je tuin. Enfin, ons wordt geleverd ‘wat de consument wil’ en natuurlijk kan de consument, na die saaie wintermaanden, niet snel genoeg het voorjaar in zijn tuin halen! Maar wees verstandig en schaf er een goed tuinboek bij aan, met bloeitijden in de juiste volgorde, of neem eens een jaar een abonnement op een informatief tuintijdschrift als bijvoorbeeld Bloemen en Planten, Groei&Bloei of Tuinieren. Met elke maand adviezen om mooie combinaties in je tuin aan te planten die jaarlijks terugkeren.
En nu op een holletje naar tuincentra en plantenwinkels, want het is een feest wat er weer allemaal te koop is!
Maart 2007

zaterdag 10 maart 2007

TUINKRUK

In míjn tuin …

… zijn nu heel wat bergjes werk te verzetten. Want ik ben van de club ‘alles laten staan in de herfst’. Dan kun je lekker warm naar binnen als het guur wordt in de tuin. En voor de plantjes en de beestjes heeft het ook alleen maar voordelen.
Van uitstel komt echter geen afstel en zo is er in het prille voorjaar veel te doen. Ik weet niet of hormonen ook nog een rol spelen, maar feit is, dat je ook heel graag naar buiten wílt: met de zon op je toet, vogelgeluiden in je oren, voorjaarsgeuren in je neus en een tuinverliefde blik in je ogen. Je bent niet meer te houden en de uren rijgen zich aaneen, tot je ergens halverwege de middag moet toegeven dat het echt niet meer gaat, met een plaatselijk versleten rug. De mand met tuinafval is ineens niet meer te tillen en strompelend zoek je rondslingerende harken en bezems bij elkaar. Boze blikken richting je man bereiken hem niet: hij speelt piano, binnen, in de geruststellende overtuiging dat jij de tijd van je leven hebt, buiten.


Knielbankje!
Ik ben toe aan een hulpmiddel: zo’n krukje waar je op kunt zitten, maar waar je, omgekeerd, ook op kunt knielen en dan steunend op de ‘poten’ weer makkelijk overeind komt. Ra ra, waar vind je dat? Ik heb ze nog nooit ergens zien staan, maar Internet weet alles, dus ik google: ‘tuinkrukje’. Er komt een opvouwbaar zeiltje in beeld met drie pootjes, wat vooral geschikt lijkt voor vissers en andere stilzitters. Het volgende plaatje is van een teakhouten krukje met als nevenfunctie bijzettafel. Zo krukt het nog een tijdje door, maar een handig hulpmiddel is er niet bij. Alle ‘treffers’ blijken missers en teleurgesteld sleep ik mijn versleten rug naar bed.
Als ik midden in de nacht wakker schiet door een verkeerde draaibeweging, weet ik ineens wat er mis is met mijn zoekterm. Het gaat hier niet om krukken, maar om knielen. ‘Knielbankje’: dat geeft me toch een treffers! Er is een enorm aanbod van knielbankjes uit kerken, gelardeerd met anekdotes over gescheurde trouwjurken en (net niet) valpartijen tijdens huwelijksinzegeningen. Weet ik wel zeker dat een knielbankje mij kan redden? Maar de nood is hoog en ik zoek verder. Uiteindelijk vind ik het: een ‘knielbankje voor de tuin’, verkrijgbaar in tuincentra. En dat klopt! Uitgevoerd in groen en grijs plastic, licht van gewicht én multifunctioneel: op het knielbankje ontsnapt mij spontaan een schietgebedje voor de kikker, die zich onder het weggeharkte blad verscholen had!
Een zegen is het, zo’n knielbank, voor een niet te houden tuinkruk met een bewerkelijke tuin!

Maart 2007

donderdag 15 februari 2007

LEUK NIEUWS

HEGGENMUSSEN
Altijd leuk als je in een blad de naam van je eigen dorp ziet staan; zó vaak gebeurt dat niet. Maar deze maand kwam ik Ten Boer maar liefst twee keer tegen: in de februarinummers van Tuinieren en Groei&Bloei!
Voor de rubriek ‘Mail en Post’ van Tuinieren stuurde Anna () een foto in van de najaarsversiering die zij in september maakte naar aanleiding van het herfstnummer van Tuinieren: een vrolijke krans aan ‘koorden’ van appeltjes, bessen en rozenbottels. Regelmatig trekt Anna met haar kinderen de natuur in en daar is veel te vinden, zoals in het Ten Boerster bos. De sierappeltjes vonden ze overigens onder een boom in hun eigen straat.
Anna maakt vaker foto’s van haar tuin. Leuke hoekjes, doorkijkjes, maar ook close-ups van de vele soorten die in haar tuin te vinden zijn. Om ook anderen te laten genieten plaatst Anna haar foto’s op Internet: www.inmijntuin.nl. (Helaas niet meer in gebruik -2011-). “Niet alleen leuk om inspiratie op te doen, maar ook om tuincontacten te leggen,” aldus Anna. De foto’s geven een beeld van een tiptop verzorgde tuin!
In dezelfde straat tuiniert en fotografeert Karin () en hoewel dit niets met postcodes of loterijen te maken heeft, is zij wel in de prijzen gevallen. Vorig jaar schreef het blad Groei&Bloei een fotowedstrijd uit in drie categorieën. Karin won een prijs in de categorie ‘De vier seizoenen’ met haar inzending van de appelboom in haar tuin. “Het is een zoete appel, maar welke soort … dat weet ik niet. De boom stond er al toen we hier kwamen wonen en ik zag meteen dat er een bank omheen gezet moest worden!” Dat levert idyllische plaatjes op in winter, voorjaar en zomer. “Een foto in de herfst had ik niet; dat is er een van een appel geworden.” Karin maakte zelf op de computer een collage van de foto’s en zo zijn ze ook in Groei&Bloei afgedrukt. De prijs, een ergonomische buxusschaar, zal goed van pas komen bij het tuinieren, wat overigens vooral door haar man gedaan wordt. Karin: “Ik geniet wel erg van de tuin, maar ik ben toch meer fotograaf dan tuinier.”
Gefeliciteerd!
VERKIEZINGEN
Nog meer leuk nieuws! Er zijn weer verkiezingen gehouden en als informateur kan ik u melden dat de lijsttrekkers van drie partijen binnenkort ook op úw bordes kunnen staan om samen een nieuw bed te vormen in uw tuin! De drie partijen zijn: bomen, vaste planten en zomerbollen. En dit zijn de gekozen lijsttrekkers voor 2007. Voor de bomen: Tilia x europaea ‘Pallida’, een leilinde. Voor de vaste planten is de keus gevallen op herfstanemonen en bij de zomerbollen gingen de meeste stemmen naar de donkerbladige dahlia.
KONINGSLINDE
Bij de verkiezing van de Boom van het Jaar luidde het thema ‘Bomen en Vormen’. Uitgangspunt van Plant Publicity Holland, die deze verkiezing organiseert, was de vaak beperkte ruimte in het openbaar groen; vormbomen kunnen dan uitkomst bieden.
De Nederlandse naam van deze linde is Koningslinde of Hollandse linde. In de natuur bereikt de Koningslinde een hoogte van 20 tot 30 meter. De boom draagt een brede kroon en is niet alleen geschikt voor elke grondsoort, maar ook voor elke standplaats, tot en met winkelgebieden; een echte ‘straatboom’. Daarbij moet wel vermeld worden dat de linde in de vrije natuur 300 jaar oud kan worden, terwijl dat in de stad niet meer zal zijn dan 80 jaar. Toch bestaat bv. de boomaanplant in Berlijn (plm. 416.000 exemplaren) voor zo’n 36% uit linden. De mooie, piramidale groeivorm maakt deze boom zeer geschikt voor de dubbelzijdige beplanting van lanen. In Duitsland noemt men de Koningslinde dan ook ‘Kaiser-Linde’!
De groeiwijze maakt hem eveneens tot een ideale vormboom. Horizontale takken worden al in een vroeg stadium vastgebonden aan een frame van metaal of bamboe, liefst in een driehoekige (piramidale!) vorm. Het is een bekend verschijnsel, vooral ook in nieuwbouwwijken, waar leilindes bijzonder populair zijn. De functie van de populaire bolboompjes (klein, maar toch een boom) is door leibomen overgenomen (klein, toch een boom en ook nog plat!). Ten overvloede: Tilia x europaea ‘Pallida’ kreeg van de Koninklijke Vereniging voor Boskoopse Culturen het Plantplus keurmerk.
HERFSTANEMONEN
Anemone 'Honorine Jobert'
Vaste plant van het Jaar is de herfstanemoon, zoals bv. Anemone japonica, A. hupehensis, A. hybrida, A. tomentosum. Keus genoeg! Een perfecte borderplant met in de aanloop naar een langdurige en uitbundige bloei in de herfst een zomerlang decoratief en groot gebladerte. A. tomentosa ‘Robustissima’ bloeit al in juli; de andere volgen in augustus en bloeien door tot oktober. De bloemen, enkel of gevuld, verschijnen in de kleuren wit (A. hybrida ‘Honorine Jobert’ is heel bekend), licht- of donkerroze en combineren goed met siergrassen of andere herfstbloeiers, zoals late monnikskappen, zonnehoed en herfstasters. Maar natuurlijk ook met dahlia’s.
DONKERBLADIGE DAHLIA’S
Dahlia
De donkerbladige dahlia’s zijn gekozen tot Zomerbol van het Jaar. Ze hebben dan ook grote sierwaarde voor elke tuin. Het donkere blad geeft een mooi contrast met bv. het zilvergrijze blad van ezelsoren. Maar ook een combinatie met gelijkgestemde zielen als Heuchera ‘Chocolate Ruffles’, bronsbladige Canna’s en Eupatorium rugosum ‘Chocolate’ kan een bijzonder effect geven. Vooral ook omdat de bloemkleuren van donkerbladige dahlia’s in vrijwel elk kleurenschema kunnen worden toegepast. De naamgeving is wel wat eentonig: veel Bishops, en het is dan ook verstandig om bij de aanschaf een lijstje met namen en kleuren op zak te hebben. Bishop of Llandaff: scharlaken rood; B. of York: zacht oranje; B. of Leicester: lichtroze (heel mooi); B. of Dover: vrijwel wit; B. of Auckland: donkerrood; B. of Oxford: oranje. Vrolijk roze bloeit Dahlia Fascination  en van de rode Dahlia Fire Moutain kan nog gezegd worden dat het blad ‘zwart’ genoemd wordt. Er zijn er nog meer, maar dat kan ik hier niet meer kwijt! Nog wel even een kweektip: na opkomst de dahlia’s één keer toppen, voor een bossige groei, want hoe meer bloemen hoe beter, aan deze terecht uitverkoren zomerbol!
Tot zover het leuke nieuws.
Februari 2007

zaterdag 10 februari 2007

DE OPWARMING

In míjn tuin


... bloeit een Gelderse roos. Een wolk van roze bloempjes waaiert uit boven de heg en het is een lust om ernaar te kijken. Mijn Gelderse roos bloeit overigens als áltijd tevoren, al sinds november, want het is de winterbloeiende variant: Viburnum bodnantense ‘Dawn’, die ook nog geurt. Al meer dan vijftien jaar steken zijn bloempjes af tegen strakblauwe vriesluchten, loodgrijze sneeuwwolken en nevelwitte wintermisten.
Maar in de opwinding over een voortijdig uitgebroken lente is álles wat nu bloeit een fenomeen van de klimaatverandering en dus vraagt een passerende mevrouw mij of deze bloeiende struik nu óók een gevolg is van de hoge temperatuur in januari.

Viburnum bodnantense 'Dawn'

Ik kan haar geruststellen: voor een Viburnum bodnantense ‘Dawn’ is dit volkomen normaal. Maar ze geeft het nog niet op: “Er staan ook al kersenbomen in bloei!” Wijsneuzig tetter ik door in mijn beste Latijn: “Waarschijnlijk Prunus subhirtella autumnalis; die bloeit óók in de winter.” En om haar voor te zijn noem ik gauw nóg een winterbloeiende Viburnum, met witte bloemetjes: de tinus!
Zo valt het toch weer een beetje mee met de verschijnselen van de klimaatverandering. Maar ze zijn er natuurlijk wel. Kleine roze ‘handjes’ van de knolgeranium (Geranium tuberosum) wenken al vlak boven de grond; het blad van Allium nigrum kleurt de tuin frisgroen en de liguster zit vol met nieuwe, dikke, bladknoppen. Aan de rozentakken hangen nog groene blaadjes van het vorige seizoen, terwijl nieuwe blaadjes per dag groter worden. Eén stengeltop ziet zwart van de luizen!
En wat te denken van op straat voetballende jongetjes, midden in de winter? Bij deze temperaturen zal het nog lastig worden om ze het voetbalverschijnsel ‘winterstop’ uit te leggen. Zelf heb ik zomerse associaties bij die bal, die steeds weer vrolijk boven de heg uit stuitert en uiteindelijk, hoe kan het ook anders, midden in mijn bloeiende Viburnum belandt.
Omdat wij op het punt staan om weg te gaan en bezig zijn pantoffels voor schoenen te verwisselen, kunnen we niet meteen naar buiten om de bal uit de struik te halen. Even later is hij al weg, maar niet zonder sporen na te laten. Normaal moet je echt met je neus in de bloemen om de geur te ruiken - nu komt die geur ons al meters tegemoet!
Dat vind ik dan toch weer een leuke bijkomstigheid van de gevolgen van de klimaatverandering - er is meer te beleven dan ooit tevoren, in een opgewarmde tuin!

Februari 2007

maandag 15 januari 2007

SNOEIERS EN SCHOENLAPPERS

HEGGENMUSSEN
Het moet niet gekker worden: in Frankrijk hebben enige honderden mensen op oudejaarsavond gedemonstreerd tegen de komst van 2007, omdat 2006 hen zo goed beviel. Toen de tijd toch doortikte, koelden zij hun woede op onschuldige klokken. Wat hebben we bereikt in al die jaren?! Ik wens iedereen van harte een goed nieuw jaar!
En om zelf met een schone lei te beginnen kom ik nog even terug op de tuinkalender van de vorige maand, waarin ik o.a. aanraadde in de tweede helft van december notenbomen te snoeien. Een lezeres met een walnotenboom waarvan een zware tak gesnoeid zal moeten worden, belde mij daarover op. Haar was geadviseerd dat in de nazomer te doen, dus in de periode waarin de boom vruchten draagt. Omdat ze dat zo tegenstrijdig vindt met de natuur, voelde ze meer voor mijn optie in de tuinkalender: snoeien in december. Ik heb er nog eens wat ‘literatuur’ op nageslagen en het blijkt dat men het over één ding eens is: volgroeide notenbomen hoeven in principe niet gesnoeid te worden. Maar dan!!
MULTIPLE CHOICE
‘Onze Eigen Tuin’, winter 2001, meldt dat de sapstroom van o.a. de walnotenboom meestal in december op gang komt en adviseert: snoeien aan het eind van de herfst. ‘Onze Eigen Tuin’, winter 2005, daarentegen vindt maart de beste snoeitijd voor een notenboom onder het motto: een beetje bloeden van de snijwond schijnt geen kwaad te kunnen. In mijn eigen artikel ‘De notelaar’ in BC 09, oktober 2006, noem ik als snoeiperiode begin juni tot uiterlijk begin oktober. Maar in het nieuwste nummer van ‘Landleven’ (januari/februari 2007) is over de walnoot te lezen: “… Alleen wanneer de kroon te vol wordt of een tak teveel naar binnen groeit, komt de zaag eraan te pas.” In januari en februari! Resumerend zou ik bij grotere ingrepen kiezen voor de nazomer, omdat de boom dan nog volop in de groei is en de snoeiwonden sneller zullen herstellen. Kleine correcties kunnen kennelijk ook in de winter worden uitgevoerd. Zoveel tuiniers, zoveel zinnen!
EENVOUDIGE PLANT
Gelukkig is niet alles in de tuin zo ingewikkeld. Laten we voor de afwisseling de schoenlappersplant (Bergenia) eens onder de loep nemen: een dankbare, gemakkelijke plant voor alle seizoenen en alle grondsoorten, behalve de natste.
Schoenlappersplant
Oorspronkelijk komt de Bergenia uit Azië. De soorten die wij nu in de tuin hebben zijn afkomstig van kruisingen van de Aziatische soorten en voldoen uitstekend in ons klimaat. De grootste sierwaarde ontlenen Bergenia’s misschien wel aan hun grote glanzende bladeren, die ook in de winter aan de plant blijven en dan, afhankelijk van de soort, vaak naar rood verkleuren. Bergenia ‘Eroica’ gaat hierin het verst, met prachtig donkerrood blad, aan de onderkant zelfs felrood. De Nederlandse naam ‘schoenlappersplant’ dankt hij waarschijnlijk aan zijn leerachtige bladeren. De Engelse naam voor Bergenia is ‘elephants ears’: olifantsoren. Daar kun je je ook wel iets bij voorstellen. Schoenlappersplanten gedijen overal, maar een zonnige standplaats is wel bevorderlijk voor de bloei. En ook de verkleuring van het groene blad naar rood in de winter wordt gunstig beïnvloed door meer zon.
MOGELIJKHEDEN
Voor de beplanting van een boomspiegel is Bergenia een ideale bodembedekker, die zich goed weet te handhaven tussen de wortels van bomen en struiken en daar tientallen jaren kan blijven staan. Mijn oudste Bergenia staat al dertig jaar op dezelfde plaats. Wat jaren geleden plantte ik een paar aan de voet van een klimroos, die er in de winter zo kouwelijk en bloot bijstaat. De aandacht gaat nu vooral naar de fraai verkleurende schoenlappers. Ook als oeverbeplanting langs vijvers is Bergenia een succes: zomer en winter gaat de niet altijd toonbare vijverrand schuil onder decoratief gebladerte.
De schoenlappersplant behoort tot de vroegstbloeiende vaste planten met witte, zachtroze, hardroze of purperroze tot lichtrode bloemen. In hoogte kunnen de bloemstengels variëren van 30 tot wel 70 cm. (Bergenia cordifolia ‘Purpurea’). Ze zijn geschikt als snijbloemen en ook het blad blijft lang mooi ‘op de vaas’.  Denk eens aan de mogelijkheden die dat geeft voor de winterschikkingen. Twee soorten wil ik even apart noemen, omdat ze net even anders zijn: Bergenia ciliata en Bergenia ‘Herbstblüte’. B. ciliata heeft behaard blad, dat weliswaar vorstgevoelig is, maar in het voorjaar altijd weer wordt vervangen door nieuw blad. Bloeit met witte, naar roze verkleurende bloemen. Het blad van B. ‘Herbstblüte’ blijft in de winter vrijwel groen, maar daar staat tegenover dat hij niet alleen in het voorjaar bloeit, met roze bloemen, maar ook nog eens, en dan vooral, van juni tot aan de vorst! Nog meer kwaliteiten! De Vlinderstichting heeft de schoenlappersplant opgenomen in de lijst van vlindervriendelijke planten en ook mensen die gevoelig zijn voor hooikoorts kunnen deze veelzijdige planten met een gerust hart in hun tuin zetten: ze produceren weinig stuifmeel. En met de naam ‘schoenlappersplant’ komt Bergenia zeker in aanmerking voor de verkiezing van de leukste Nederlandse plantennaam, die van 1 juni t/m 30 september gehouden wordt op de website van het Arboretum in Kalmthout (België), ter gelegenheid van het driehonderdste geboortejaar van plantennaamgever Carolus Linnaeus (1707-1778). Maar daarover meer in juni.
Nu eerst op zoek naar de mooiste schoenlappersplanten voor onze eigen tuin!
Januari 2007