maandag 15 januari 2007

SNOEIERS EN SCHOENLAPPERS

HEGGENMUSSEN
Het moet niet gekker worden: in Frankrijk hebben enige honderden mensen op oudejaarsavond gedemonstreerd tegen de komst van 2007, omdat 2006 hen zo goed beviel. Toen de tijd toch doortikte, koelden zij hun woede op onschuldige klokken. Wat hebben we bereikt in al die jaren?! Ik wens iedereen van harte een goed nieuw jaar!
En om zelf met een schone lei te beginnen kom ik nog even terug op de tuinkalender van de vorige maand, waarin ik o.a. aanraadde in de tweede helft van december notenbomen te snoeien. Een lezeres met een walnotenboom waarvan een zware tak gesnoeid zal moeten worden, belde mij daarover op. Haar was geadviseerd dat in de nazomer te doen, dus in de periode waarin de boom vruchten draagt. Omdat ze dat zo tegenstrijdig vindt met de natuur, voelde ze meer voor mijn optie in de tuinkalender: snoeien in december. Ik heb er nog eens wat ‘literatuur’ op nageslagen en het blijkt dat men het over één ding eens is: volgroeide notenbomen hoeven in principe niet gesnoeid te worden. Maar dan!!
MULTIPLE CHOICE
‘Onze Eigen Tuin’, winter 2001, meldt dat de sapstroom van o.a. de walnotenboom meestal in december op gang komt en adviseert: snoeien aan het eind van de herfst. ‘Onze Eigen Tuin’, winter 2005, daarentegen vindt maart de beste snoeitijd voor een notenboom onder het motto: een beetje bloeden van de snijwond schijnt geen kwaad te kunnen. In mijn eigen artikel ‘De notelaar’ in BC 09, oktober 2006, noem ik als snoeiperiode begin juni tot uiterlijk begin oktober. Maar in het nieuwste nummer van ‘Landleven’ (januari/februari 2007) is over de walnoot te lezen: “… Alleen wanneer de kroon te vol wordt of een tak teveel naar binnen groeit, komt de zaag eraan te pas.” In januari en februari! Resumerend zou ik bij grotere ingrepen kiezen voor de nazomer, omdat de boom dan nog volop in de groei is en de snoeiwonden sneller zullen herstellen. Kleine correcties kunnen kennelijk ook in de winter worden uitgevoerd. Zoveel tuiniers, zoveel zinnen!
EENVOUDIGE PLANT
Gelukkig is niet alles in de tuin zo ingewikkeld. Laten we voor de afwisseling de schoenlappersplant (Bergenia) eens onder de loep nemen: een dankbare, gemakkelijke plant voor alle seizoenen en alle grondsoorten, behalve de natste.
Schoenlappersplant
Oorspronkelijk komt de Bergenia uit Azië. De soorten die wij nu in de tuin hebben zijn afkomstig van kruisingen van de Aziatische soorten en voldoen uitstekend in ons klimaat. De grootste sierwaarde ontlenen Bergenia’s misschien wel aan hun grote glanzende bladeren, die ook in de winter aan de plant blijven en dan, afhankelijk van de soort, vaak naar rood verkleuren. Bergenia ‘Eroica’ gaat hierin het verst, met prachtig donkerrood blad, aan de onderkant zelfs felrood. De Nederlandse naam ‘schoenlappersplant’ dankt hij waarschijnlijk aan zijn leerachtige bladeren. De Engelse naam voor Bergenia is ‘elephants ears’: olifantsoren. Daar kun je je ook wel iets bij voorstellen. Schoenlappersplanten gedijen overal, maar een zonnige standplaats is wel bevorderlijk voor de bloei. En ook de verkleuring van het groene blad naar rood in de winter wordt gunstig beïnvloed door meer zon.
MOGELIJKHEDEN
Voor de beplanting van een boomspiegel is Bergenia een ideale bodembedekker, die zich goed weet te handhaven tussen de wortels van bomen en struiken en daar tientallen jaren kan blijven staan. Mijn oudste Bergenia staat al dertig jaar op dezelfde plaats. Wat jaren geleden plantte ik een paar aan de voet van een klimroos, die er in de winter zo kouwelijk en bloot bijstaat. De aandacht gaat nu vooral naar de fraai verkleurende schoenlappers. Ook als oeverbeplanting langs vijvers is Bergenia een succes: zomer en winter gaat de niet altijd toonbare vijverrand schuil onder decoratief gebladerte.
De schoenlappersplant behoort tot de vroegstbloeiende vaste planten met witte, zachtroze, hardroze of purperroze tot lichtrode bloemen. In hoogte kunnen de bloemstengels variëren van 30 tot wel 70 cm. (Bergenia cordifolia ‘Purpurea’). Ze zijn geschikt als snijbloemen en ook het blad blijft lang mooi ‘op de vaas’.  Denk eens aan de mogelijkheden die dat geeft voor de winterschikkingen. Twee soorten wil ik even apart noemen, omdat ze net even anders zijn: Bergenia ciliata en Bergenia ‘Herbstblüte’. B. ciliata heeft behaard blad, dat weliswaar vorstgevoelig is, maar in het voorjaar altijd weer wordt vervangen door nieuw blad. Bloeit met witte, naar roze verkleurende bloemen. Het blad van B. ‘Herbstblüte’ blijft in de winter vrijwel groen, maar daar staat tegenover dat hij niet alleen in het voorjaar bloeit, met roze bloemen, maar ook nog eens, en dan vooral, van juni tot aan de vorst! Nog meer kwaliteiten! De Vlinderstichting heeft de schoenlappersplant opgenomen in de lijst van vlindervriendelijke planten en ook mensen die gevoelig zijn voor hooikoorts kunnen deze veelzijdige planten met een gerust hart in hun tuin zetten: ze produceren weinig stuifmeel. En met de naam ‘schoenlappersplant’ komt Bergenia zeker in aanmerking voor de verkiezing van de leukste Nederlandse plantennaam, die van 1 juni t/m 30 september gehouden wordt op de website van het Arboretum in Kalmthout (België), ter gelegenheid van het driehonderdste geboortejaar van plantennaamgever Carolus Linnaeus (1707-1778). Maar daarover meer in juni.
Nu eerst op zoek naar de mooiste schoenlappersplanten voor onze eigen tuin!
Januari 2007

woensdag 10 januari 2007

OPWINDING

In míjn tuin …

… regeert Koning Winter. Het is er stil - er heerst een diepe rust. De opwarming van de aarde lijkt aan mijn tuin voorbij te gaan. Geen spoor van bloeiende blauwe druifjes, wilde tulpen in de knop of zelfs een bloeiende gaspeldoorn, zoals weerman Derk Bosscher (“Moi!”) van TV Noord al op 18 december liet zien.
Helleborus orientalis
Bij wie en waar is mij ontgaan, omdat ik het Gronings nog steeds niet voldoende machtig ben. En natuurlijk ook omdat ik tijdens de inleiding van het weerbericht, zeg maar: de inzoomfase, zo wordt afgeleid door de glinsterende pretoogjes en de halve grijns van onze immer goedgemutste Derk. Voor het volgen van het verhaal ben ik aldus geheel aangewezen op de plaatjes, die na mooi uitzoomwerk van de cameraman in beeld komen: de blauwe druif, de wilde tulp en de gaspeldoorn. Daar kan mijn tuin niet aan tippen; ik hoef Derk dan ook niet te bellen, voor zo’n mooi shot. Waarbij je trouwens het risico zou lopen dat niet Derk, maar net Jaap Nienhuis aan de beurt is, die met zijn grote snor en dito ego liefst hollend, springend en klimmend in beeld komt. “Goi dag!” Dat trekt mien toentje niet en ik ook niet!
In mijn winterse tuin moet ik het van heel andere opwinding hebben. Bij elk ommetje kom ik restanten tegen van oude getrouwen, nieuwe aanwinsten, onverklaarbare nieuwkomers en nog niet te definiëren andere sprieten. Dat komt straks allemaal weer in bloei! Ook volkomen kale plekken zijn opwindend: heb ik daar bollen gepoot en zo ja, welke?! Over bollen gesproken: zijn de winterakonietjes al in aantocht en waar blijven de sneeuwklokjes? De gedachte aan die eerste winterbloeiers roept meteen herinneringen op aan de vreugde van voorgaande jaren, bij het ontwaren van de eerste levenstekens in de tuin. Ik loop even terug naar de kerstrozen (helleborus); die bloeien meestal pas in februari, maar je weet het maar nooit! In ‘De Kruidhof’ in Buitenpost zijn er vele vierkante meters mee beplant: prachtig!
Helleborus 'Early Purple'

Nu zie ik de eerste knoppen in mijn eigen tuin: donkerpaars, van helleborus Early Purple. “Goed zo!” moedig ik ze hardop aan.
Overwinterde citroentjes en dagpauwogen zullen er weer zijn en dikke hommels en bijenkoninginnen, op zoek naar een plek voor het nieuwe volk. Dan komt ook weer die dag, waarop we voor het eerst buiten zitten, in de eerste warme stralen van de zon, en we elkaar bijna verwonderd aankijken: dat het er toch weer van gekomen is.
Dat komt allemaal bij me op, tijdens mijn rondjes door de tuin - mijn opwindende wintertuin!

Januari 2007

vrijdag 15 december 2006

KLEUR EN KLEUR

HEGGENMUSSEN
Met het naderen van de winter vervagen de kleuren in de tuin. In de border blijft een handvol naturellen over, nog slechts ondersteund door het zwart van de aarde en wat tinten groen van gras en evergreens. We haasten ons om onze tuinier-eer te redden met potten vol bloeiende winterviolen. Wij geven ons zómaar niet gewonnen en dat werkt warempel aanstekelijk.



Op 16 november nog trof ik een Gehakkelde Aurelia (C-vlinder) aan op een van de lila violen in mijn tuin. Met dichte vleugels deed hij zich tegoed aan de nectar. De onderkant van zijn vleugels was zwart, waardoor de witte C daar duidelijk afstak. Eindelijk een foto die hier (lees: in de krant) natuurgetrouw zwart-wit kan worden afgedrukt! Ik hoop dat deze vlinder inmiddels een goed onderkomen heeft gevonden, zoals het Roesje (een nachtvlinder), dat zijn naam eer aandoet en in vrijwel comateuze toestand aan het plafond van onze garage hangt!
Roesje
Kleurbeloften voor de nieuwe lente - voorlopig zijn we nog aangewezen op andere kleurbrengers.
VERF
Mijn dochter belt: ze heeft wat potjes heide opgehaald. “Roze of wit?” vraag ik. “Neee,” zegt ze, “blauw en geel!” Ik verschiet van kleur aan de telefoon: “Maar kind, die zijn gevérfd!” “Dus toch! We dachten al zoiets,” en ik hoor de twijfel in haar stem: kun je dat wel in je tuin zetten? Welnu, over smaak valt niet te twisten, dus ja, dat kan.
Het recept van de plantenverf heb ik niet kunnen achterhalen; het is een gepatenteerd merk. Het Franse bedrijf Cultures Florales d’Alsace brengt de geverfde heide op de markt onder de naam Colora® in de kleuren bruin, felgroen, rood, donkerrood, geel, blauw, paars/roze en paars. Daar kun je mooie mozaïeken mee maken. Of accenten mee aanbrengen. Paarse heide onder een Callicarpa bodinieri ‘Profusion’ bijvoorbeeld, een bladverliezende struik met paarse besjes. Of een veldje gele heide aan de voet van geelbloeiende Jasminum nudiflorum. De speciaal voor planten ontwikkelde verf tast de plant niet aan en garandeert een fleurige bloei tot de lente. Vorst en regen hebben geen invloed op de kleur en volgens de beschrijving is de verf niet schadelijk voor het milieu. Tja, ik weet het niet. Het zal ongetwijfeld onderzocht zijn en kennelijk beleven veel mensen er plezier aan (anders waren ze niet in de handel), maar voor mij hoeft het niet, geverfde heide.
LEUCOTHOË
Ik ga deze winter voor druifheide. Wat is dát nu weer? Bij een bezoekje aan WOEFF, een nieuwe lifestylewinkel in Groningen, raakte ik buiten al onder de indruk van de kolossale teakhouten bakken die nu gevuld waren met Leucothoë: druifheide. Prachtig! Vreemd genoeg komt dit struikje maar sporadisch voor in de tientalllen tuinboeken die ik op de plank heb staan. De ‘Atrium Tuinplanten Encyclopedie’ noemt niet meer dan twee soorten en wijst ook niet op de speciale sierwaarde van de Leucothoë voor de winterse tuin. Klaas Noordhuis stipt Leucothoë even aan onder het kopje ‘zuur minnende gewassen’ in zijn boek ‘TUINIEREN het hele jaar’. Overigens een aanrader, dit boek, omdat er zo ontzettend veel in staat en de oorspronkelijke visie van deze tuin-man gratis meegeleverd wordt! In het prachtige boek ‘Tuinieren in de winter’ van Steven Bradley wordt de druifheide in het geheel niet genoemd. Maar gelukkig ben ik net in het bezit gekomen van ‘The Winter Garden’ (Jane Sterndale-Bennett) en hier krijgt Leucothoë de eer die hem toekomt, o.a. in het hoofdstuk ‘Red, purple and black’! Met dit boek op schoot, vol inspirerende foto’s, zou je trouwens willen dat het altijd winter was! Verder met de speurtocht naar informatie over druifheide. In geen van de tuintijdschriften die ik deze maand gezien heb, wordt er aandacht aan besteed en dat is opmerkelijk, want in het tuincentrum strúikel je over de Leucothoë’s.
Maar laat ik eerst eens beschrijven waar het om gaat. Druifheide is een kleine wintergroene heester met een hoogte van 100 tot 150 cm. Het struikje is volledig winterhard en gedijt in halfschaduw op zure en (vooral ’s zomers) vochtige grond. Geef hem bij het planten dus wat turf mee. Van mei tot juli, en als het even meezit zelfs tot september, bloeit Leucothoë met trossen witte bloemen. De sierwaarde voor de winter zit hem in de kleur van het blad. Ik noem er een paar. L. Lovita ‘Zebonara’ heeft roodgetinte bladeren, die in de winter naar purperrood verkleuren. Van L. Scarletta ‘Zeblid’ worden alleen de bladpunten helderrood. Het blad van L. axillares ‘Curly Red’ is niet alleen mooi rood in de winter, maar ook nog gekruld. En net als bij L. fontanesiana ‘Rainbow’ blijft het blad lager aan de stengels donkergroen, wat een mooie kleurencombinatie geeft, zeker in december. De ‘Rainbow’ biedt trouwens nog meer kleuren, zoals zijn naam al doet vermoeden. De bovenste bladeren zijn gemarmerd in crème, geel en roze en deze druifheide heeft dan ook van de Vereniging voor Boskoopse Culturen het keurmerk ‘plantplus’ gekregen. Voor de fijnproevers!
Wat al deze druifheides gemeen hebben, is dat je ze als jonge planten ook prima in potten kunt zetten voor een kleureffect op elke gewenste plek in de tuin of op het terras. Een winter lang!
En o ja, ik heb de geverfde heide van mijn dochter gezien: vrolijke toetsen in een jonge tuin - je zou zweren dat het zo hoort!
December 2006

zondag 10 december 2006

INWONING


In míjn tuin …
… zie je er nog niet zoveel van, maar binnen kan ik het goed merken: mijn man is met pensioen. Daags na het afscheidsetentje met zijn collega’s zei ik nog: “Je mag best bij mij komen inwonen, maar je moet je wel een beetje aanpassen.”
In een opwelling kocht hij een tweede fiets. Tweedehands ook, maar een leuk ding, vond hij. Na de aanschaf is het leuke ding niet meer buiten geweest. Intussen kan hij met dat malle rechte stuur niet mooi plat tegen de muur staan, zoals de andere fietsen, en voor mijn oleander, mannentrouw en fuchsia is er nu in de berging geen ruimte meer om te overwinteren.
De auto is ook de hele dag thuis en staat grijnzend in de garage, waar ik altijd zo gemakkelijk even iets kon verpotten. Dat lukt niet meer, ik kan nergens meer bij. Ik weet echt niet hoe ik hier nog tulpenbollen in een pot moet krijgen. Vriendelijk bood mijn man aan de garage op te ruimen en binnen de kortste keren had hij de grijze container vol. Jammer: nu moet hij twee weken wachten tot de container geleegd is voor hij weer verder kan. Toen ik ’s avonds in de bak keek, zag ik daar de restanten MDF, de planken en de latten, waarmee ik nog zo veel had willen doen, netjes kort en klein gezaagd. Desondanks is er voor mij en mijn planten voorlopig nog geen plaats in de garage.
Ze kunnen ook niet naar het bibliotheekje, nu daar een extra kast bij gekomen is voor het gestaag groeiend boekenbezit. Mijn tuintijdschriften staan nog steeds in dozen op de grond, zie ik.
Op zolder zijn alle tien stekken van aster laevis calliope omgekomen door een te hoge temperatuur: mijn pensionado werkt er toch al gauw een paar uur per dag aan zijn weblog (Alberts SchaakBlog) en dan moet de verwarming aan.


Op de tafel daar staat onze van een zoon teruggekeerde oude geluidsinstallatie met pick-up, waarop mijn man eindelijk weer zijn geliefde elpees kan draaien. Twee grote boxen horen erbij en voor mijn geraniums, die daar altijd de winter doorbrachten, is geen plek meer.
Langzaam dringt het tot mij door, wie zich hier moet aanpassen. ’s Ochtends lees ík nu als eerste de krant, terwijl mijn man het ontbijt verzorgt. Ik hoef geen sinaasappelen meer uit te persen; hij giet het zó uit een pak.
Ik hoef alleen nog maar aan te schuiven, aan de ontbijttafel, met uitzicht op mijn (?) tuin …

December 2006

woensdag 15 november 2006

SIGNALEN

HEGGENMUSSSEN
November is een ongezellige, saaie maand. Op zoek naar inspiratie voor een opwekkend artikel stuitte ik op het boek ‘De Victoriaanse Bloementuin’ van Jennifer Davies, coproducent van de gelijknamige televisieserie die begin jaren ’90 werd uitgezonden. Tuinbaas Harry Dodson laat o.a. aan de hand van eigen, vroege herinneringen zien, hoe het er in het Victoriaanse tijdperk aan toe ging in een Engelse bloementuin.
Het typisch Engels gebruik van mistletoe met kerstmis is ons welbekend: onder een maretak mag gekust worden. Die charmante traditie kennen wij niet. Wij zoenen links en rechts, te pas en te onpas, drie keer en bij elke gelegenheid. Tenzij de tegenpartij een button draagt: IK ZOEN JE NIET. Dat is duidelijke taal en daar houden wij van. (Te bestellen via Internet bij psycholoog Dolph Kohnstamm).
In de negentiende eeuw gaf men zijn signalen iets subtieler af tijdens bals, partijen en andere ontmoetingen. Op de allereerste bladzijde van het boek wordt dan ook omstandig de ‘taal en poëzie der bloemen’ uit de doeken gedaan. Dat is nog niet eenvoudig. Niet alleen heeft de bloem zelf betekenis, ook de manier waarop zij wordt aangeboden of gedragen is van cruciaal belang. Mét blad is zeer positief, maar een kale stengel, zonder blad, geeft de boodschap helaas een negatieve lading. Verder kan een bloem naar links nijgen (dat betekent: ‘ik’), of naar rechts en dan gaat het om ‘gij’. Dan kun je ook nog een bloem aan de rechterhand aanbieden (positief), of aan de linkerhand (negatief). Woorden zijn zo overbodig.


Beetje geel: beetje afnemende liefde!
Verschillende betekenissen worden toegekend aan de manier waarop een bloem gedragen wordt: in het haar, op de borst of op het hart. Die van een bloem in het haar (‘voorzichtigheid’) lijkt mij overigens voorbehouden aan vrouwen. Zelfs de knoop in het lint om een bloem kan iets aan de boodschap toevoegen.
19-EEUWSE ROMANTIEK
De betekenis van de bloem in kwestie is vaak zeer negentiende-eeuws. Oranjebloesem, gedragen door de bruid, betekende: ‘uw zuiverheid evenaart uw lieftalligheid’. Zoiets zouden wij nooit zeggen. En pas op als je rozen meeneemt voor je geliefde. Van een bos gele rozen zou ze wel eens kunnen schrikken: die staan voor ‘afnemende liefde’. Als je die in je linkerhand geduwd krijgt, weet je hoe laat het is! Een gemengd boeket van rode en witte rozen duidt op ‘eenheid’- die zou ik dan voor de zekerheid toch graag in mijn rechterhand krijgen. De hondsroos is voor maîtresses: ‘aangename maar pijnlijke liefde’! Lijsttrekkers op verkiezingsbijeenkomsten doen er goed aan een rode chrysant te dragen (‘ik bemin’) naast een witte (‘waarheid’). Geurgeraniums zijn helemaal uit: ‘ik bespreek u voor de volgende dans’. Dat is nu écht onbespreekbaar geworden! En stel je voor, je bent tot over je oren verliefd en krijgt in het vroege voorjaar van je geliefde een jonquillenarcis aangeboden: ‘ik smacht naar uw genegenheid’. Dan wil je niets liever dan laten weten: ‘ik deel uw gevoelens’. Maar daar heb je een margriet voor nodig en die bloeit pas in juni. De sneeuwklokjes voor ‘troost en hoop’ zijn al weg.


Een rode tulp (‘liefdesverklaring’) kan uitkomst bieden, misschien nog voorafgegaan door een krokus (‘vreugde’). Krijg je géén pioenen (‘woede’) of een bosje lathyrus (‘vertrek’), maar driekleurige viooltjes (‘u bent in mijn gedachten’), dan komt het waarschijnlijk in de loop van de zomer wel goed en kunnen er in september, als alternatief verlovingskaartje, phloxen rondgestuurd worden: ‘onze zielen zijn verenigd’. Nu is het zaak om lavendel, hoe heerlijk geurend ook, buiten de deur te houden (‘wantrouwen’) tot in het voorjaar de bluebells weer bloeien, ‘standvastigheid’. Eindelijk komt de oranjebloesem in zicht!
ALTIJD POSITIEF
Hoe romantisch allemaal en hoe omslachtig, afgezet tegen de sms-jes van tegenwoordig, in een verre van bloemrijke taal. Moeten we erom treuren, dat bloemen ons niets meer zeggen? Nee hoor. Nog steeds is er sprake van een bloementaal, alleen is die veel algemener geworden. Tegenwoordig hebben alle bloemen eenzelfde betekenis, voor wie je ze ook koopt, en die is altijd positief.
Op de Bloemenveiling van Aalsmeer spreken de getallen. Elke dag worden daar maar liefst 22 miljoen bloemen en planten verkocht. Omzet per dag 6,6 miljoen Euro. In dit grootste handelsgebouw ter wereld (!) passeren elke dag zo’n driehonderd verschillende soorten bloemen, die op hun beurt weer in honderden variëteiten kunnen voorkomen. Maar liefst vierhonderd verschillende rozen om uit te kiezen en zelfs meer dan vijfhonderd chrysanten, om maar eens twee van de driehonderd soorten te noemen.
Met zo’n aanbod aan bloemen hoeft november dus helemaal niet ongezellig en saai te zijn. Laat de tuin even voor wat hij is (met rust!) en trakteer jezelf op een fleurig boeket van de bloemist. Een mooi signaal in november!
November 2006

vrijdag 10 november 2006

OP WARE GROOTTE


In míjn tuin …
… leven behalve veel planten ook veel dieren: vogels, muizen, salamanders, kikkers, katten, enzovoorts. En alles op ware grootte: de verhoudingen kloppen. Misschien val ikzelf een beetje uit de toon, met mijn eenmetertweeënzeventigeneenhalf en een iets meer dan bijpassende diameter. Hoewel, ik kan nog door het hekje. Niets aan de hand; de verhoudingen zijn uitstekend, in mijn tuin met planten en dieren.
Hoe anders vond ik dat in de dierentuin, met áán- maar ook áfgepaste gebiedjes.
Toen ik er een dag na ons bezoek aan terugdacht, herinnerde ik mij trouwens in de eerste plaats de onafgebroken stroom van mensen: voorbij de souvenirwinkel, langs de toiletten, door het restaurant, tussen de kinderboerderij en de bisons door naar de slingerapen en dan omhoog, om de elanden van bovenaf te zien; om de hoek naar beneden richting neushoorns en giraffen, gewoon met de stroom meedrijven naar de nijlpaarden, even uitblazen bij de olifanten en in het langslopen de kangoeroes kieken (zodat ze thuis rustig bekeken kunnen worden), waarna we gezamenlijk stoven in de vlindertuin en tenslotte massaal naar de haaien gaan. Maar dan is inmiddels de uitgang in zicht. Voor óns, de voyeurs. De dieren blijven achter, in hun nagebootste biotopen.
Want dat moet gezegd: alles is uit de kast gehaald om het de dieren naar de zin te maken. Voorzover ik dat als leek kan zien, vertonen zij dan ook natuurlijk gedrag. Op een hoop zand staan stokstaartjes op de uitkijk alsof het de woestijn zelf is. Volwassen olifanten beschermen een jong - ja, waartégen eigenlijk? - en apen vlooien elkaar ongegeneerd waar je bij staat. Geen dier lijkt zich bewust van de drommen nieuwsgierigen, de flitsende camera’s, de jengelende kinderen. Hoe ver rijkt hun gezichtsvermogen, hun bewustzijn? Wat weten ze van wat ze missen? Ach, wat weten wíj van wat we missen? En wat niet weet, dat deert toch ook niet?! De verzorging hier stijgt in ieder geval ver uit boven de verzorging op veel andere plaatsen in onze samenleving.
Zo draaien mijn gedachten in een kringetje rond. Ben ik vóór of ben ik tégen een verzameling dieren van over de hele wereld op zo’n heel klein stukje Nederland?
Misschien moet ik nog eens terug, op een miezerige doordeweeksedag, ergens in de winter. Om zonder afleiding van zoveel soortgenoten onder de indruk te komen van al die bijzondere dieren, die ik in ieder geval nóóit zal zien in mijn-tuin-op-ware-grootte!

November 2006

zondag 15 oktober 2006

over de walnoot: DE NOTELAAR

HEGGENMUSSEN
Een nótelaar? Wat is dat? Een slecht presterende notaris? Een notulist die er met de pet naar gooit? Of een pianist die maar wat aanrommelt! Is het wel Nederlands? Nou, een béétje: notelaar is het Vlaamse woord voor notenboom; nog iets preciezer: voor okkernoot ofwel walnoot. Zeg maar: Juglans regia! Dat had ik er wel meteen boven kunnen zetten, maar ik vind ‘notelaar’ zo’n gezellig woord - vandaar.

Het is herfst en dat is de goede tijd om bomen-in-rust te planten. En wat is er nu leuker dan samen wat noten te kraken die je zelf geraapt hebt, in je eigen tuin! Maar laat ik eerlijk zijn en meteen de afmetingen van een volwassen notenboom vermelden: 23 meter hoog en 6 meter breed. De Zwarte walnoot (Juglans nigra) haalt zelfs de 35 meter! Het zijn prachtige bomen met hun brede, goed licht doorlatende kronen, die als solitair het best tot hun recht komen en daarbij ook nog echte zonaanbidders zijn. Dat vraagt om een tuin van navenante afmetingen.
Maar waarom zou een buurtvereniging niet bij de gemeente kunnen aankloppen met het verzoek een walnotenboom in de groenvoorziening op te nemen? Als een bescheiden aanvulling op de voorgestelde ‘pluk’bossen voor allochtonen - ook autochtonen plukken graag in het openbaar groen!
GESCHIEDENIS
De walnoot wordt al sinds de Oudheid in West-Europa gekweekt. Dat de boom in hoog aanzien stond moge blijken uit zijn naam. Juglans is een samentrekking van Jupiter en glans en betekent: noot of eikel van Jupiter. Een godenboom! De betekenis van het toegevoegde regia is: koninklijk.
De Kelten schreven rustgevende tot zelfs slaapverwekkende eigenschappen toe aan deze boom. Ook zou de boom klaarheid brengen en de wil sterken: voor het nemen van belangrijke beslissingen ging men dan ook graag onder een walnotenboom zitten. In de Signatuurleer, waarin men geneeskracht toeschreef aan planten die op lichaamsdelen lijken, werd de walnoot gebruikt bij de bestrijding van aandoeningen aan hoofd of hersenvlies. De harde schaal komt overeen met onze schedel; het dunne vlies om de ‘noot’ zou het hersenvlies kunnen zijn en de kern (‘noot’) toont gelijkenis met de hersenen. Was de boom in de Griekse mythologie een symbool van wijsheid, na de kerstening werden hem andere krachten toebedacht. Wie onder de boom in slaap viel, zou ernstig ziek worden. Dat leidde er zelfs toe dat ter dood veroordeelden konden kiezen voor ‘de dood met de walnotenboom’; dan moesten ze onder de boom slapen en was daarmee hun lot bezegeld. Last van vliegen en muggen hadden ze daarbij in ieder geval niet, want die verdragen de geur niet van de etherische olie die door de bladeren wordt afgescheiden. Daarnaast dacht men in die tijd ook dat de walnotenboom bescherming gaf tegen blikseminslag en toverijen: dat was dan mooi meegenomen! Zo niet in Amerika. Scheepsbouwers daar meenden dat de Zwarte walnoot (Juglans nigra) juist bliksem aantrok: géén walnotenhout voor hun schepen! Het mooi getekende hout wordt tot op heden gebruikt voor meubels, parket, lambrizeringen enzovoorts. Het is taai, buigzaam en duurzaam. Het mooiste walnotenhout bevindt zich in de stamvoet (wortelnotenhout). Daarom worden deze bomen bij voorkeur niet gekapt, maar uitgegraven. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kapten de Duitsers duizenden walnotenbomen voor de productie van … geweerkolven. Zelfs vliegtuigpropellers werden ervan gemaakt!
Voorzichtig kraken, voor een kransje!
DE NOTEN
Wie als particulier een notelaar aanplant doet dat natuurlijk vooral om de noten. En hoewel het harde groeiers zijn (ongeveer een meter per jaar), duurt het toch wel tien jaar voor de eerste noten geraapt kunnen worden. Dat proces kun je bespoedigen door een grotere, en dus oudere, boom te kopen. Zorg voor een ruim plantgat en maak de aarde diep los. De walnoot houdt van vochtige kalkhoudende grond, een goede afwatering en een standplaats in de volle zon. Omdat er sprake is van vorstgevoeligheid kan er in verband met late nachtvorst het best gekozen worden voor laatbloeiende rassen, zoals ‘Buccaneer’, ‘Red Danube’ (met rood gekleurde kernen) of ‘Broadview’. Behalve lekker zijn de noten ook heel gezond. Als ze in oktober uit de boom vallen, moeten ze uit de bolster gehaald worden. Na droging in een goed geventileerde ruimte zijn ze minstens twee jaar houdbaar.
WALNOTENOLIE
Je kunt er ook goed mee boenen: wrijf met een opengesneden noot over een meubelstuk, zodat de walnotenolie vrijkomt. Even laten drogen en dan met een zachte doek nawrijven. Lichte plekken kleuren donkerder door deze behandeling. Daar kunnen we zelf ook ons voordeel mee doen: walnotenolie is niet alleen verzachtend en versterkend voor de huid, maar versterkt ook het bruiningsproces. In ‘The Observer’s Book of Trees’ (1975) schrijft H.L. Edlin zelfs dat ‘gypsies’ het sap uit gekneusde walnootbladeren gebruikten als een bruiningslotion. Misschien eerst even op een onopvallend plekje uitproberen! Terug naar de boom. Snoeien hoeft in principe niet, maar als het toch nodig is, bijvoorbeeld om dood hout te verwijderen of om in het begin de kroon te corrigeren, kan dat van begin juni tot uiterlijk begin oktober of direct na de bloei. Buiten deze perioden zullen snijvlakken hevig ‘bloeden’. Bruine vlekken op blad en bolster duiden op de bacterieziekte ‘Chromaphis juglandis’, die ook veroorzaakt kan worden door teveel bemesting. Pas daar dus mee op.
Alles bij elkaar is zo’n gezellige notelaar een aanwinst voor de tuin of je omgeving. Zoek er een op, ga er een tijdje onder zitten en kom tot de juiste beslissing inzake de aanplant van een walnotenboom: een monument voor 150 jaar, want zó oud kunnen ze worden!
Oktober 2006

dinsdag 10 oktober 2006

HAARNETJES

In míjn tuin …

… doet de herfst op subtiele wijze zijn intrede. Zaden rijpen en bladeren verkleuren in het zachter wordende licht. Per dag worden de schaduwen langer en in de vroege ochtend legt de dauw een waas over de tuin en wordt het fijnste spinrag zichtbaar, als zilveren druppels het zonlicht weerkaatsen: parelsnoertjes van tak naar tak, in kunstige patronen.
Maar tegen de tijd dat ík naar buiten kom, zijn de druppels verdampt; van de parelsnoertjes resten nog slechts dunne draadjes, bijna onzichtbaar. En zo hoort het ook - anders zou die dikke kruisspin, ondersteboven middenin zijn web, niks vangen. Hij leeft van de insecten die per ongeluk in zijn kleverige draden verstrikt raken: vliegen, muggen, wespen, bladluizen. Een enkeling heeft geluk en weet zich los te rukken. Is het web teveel beschadigd of plakken de draden (van eiwit) niet meer, dan eet de spin zijn ‘huis’ op en weeft ’s nachts een nieuw vangnet. De prooi wordt in draden gewikkeld en vervolgens met verteringsenzymen ingespoten: kleine klontjes in het web. Pas als de prooi van binnenuit verteerd is, kan de spin er zijn maag mee vullen.
En dat is geen kannibalisme. Want in tegenstelling tot wat veel mensen denken, is een spin géén insect; hij behoort tot de ‘geleedpotigen’. Als het zo uitkomt deinst hij er trouwens niet voor terug een andere geleedpotige in te pakken, voor consumptie. Dus tóch een kannibaaltje. Het zij hem vergeven, als effectieve insectenbestrijder in de tuin.
Als het even kan moet je het spinnenvolk dan ook met rust laten. In ons land komen geen gevaarlijke spinnen voor en je hoeft er dus ook niet bang voor te zijn. Oké, ze lopen harder dan ik en ze kriebelen in mijn nek, maar daar blijft het dan ook bij. Handig voor spinnen in huis is de spinnenvanger die je via internet kunt bestellen. Het vernuftige apparaat wordt in een cadeaudoos thuisbezorgd, compleet met een prachtige zwartwit poster vol vliegertjes en kruipertjes. Als je die op het toilet hangt, ben je binnen de kortste keren vertrouwd met kleine kriebelbeestjes!

Ook in het compostvat wordt geweven!
Maar ik geef toe dat het buiten lastig kan zijn. Met mijn fiets aan de hand op weg door de achtertuin is het oppassen geblazen. Ik buk waar het kan, of ik ‘hang’ zo’n web even aan de kant, maar altijd ontsnapt er wel één aan mijn spiedende ogen. En zo verlaat ik alsnog met een zelfklevend haarnetje op mijn hoofd, een “pfff” spinnendraad over mijn neus en een dikke kruisspin, vrolijk bungelend naast mijn linkeroor, mijn tuin, waar de herfst zo subtiel zijn intrede doet.

Oktober 2006

zondag 10 september 2006

GIANT GEORGE

In míjn tuin …
… valt er ‘s zomers wel eens wat te snoepen. Zo af en toe verdwijnt er iemand om de hoek en als het dan een tijdje stil blijft, weet ik dat er daar van de japanse wijnbes gesnoept wordt. Want dat doe ik zelf ook: de roodste uitzoeken, voorzichtig losdraaien, even ‘checken’ en dan in je mond stoppen. Dat is stil genieten!
'Tiny Tim'
Vorig jaar had ik ook potten met zelfgezaaide tomaatjes. ‘Tiny Tim’ heetten ze (Kleine Tim). Het was een groot succes. Tomaatjes in overvloed die zó, in het langslopen, geplukt konden worden. Én gegeten! Geen toestanden in de keuken met zelfgemaakte diepvriestomatensoep voor een heel jaar, maar gewoon ter plekke consumeren. Dat wilde ik dit jaar wéér.

Helaas kon ik ‘Tiny Tim’ niet vinden bij de tomatenzaadjes. Maar er was keus genoeg en uiteindelijk bleven mijn ogen hangen aan ‘trostomaten’. In gedachten zag ik de platte bakjes in de supermarkt met daarin een keurig trosje babytomaatjes en zonder verder nog naar de beschrijving te kijken, pakte ik een zakje ‘trostomaten’.

De zaadjes kiemden voorspoedig en na het verspenen en de IJsheiligen kon ik een royale hoeveelheid plantjes afharden. Voor zulke lekkere tomaatjes zijn altijd wel liefhebbers te vinden: mijn dochter, de buren links, de buren rechts. Iedereen wist van het succes van vorig jaar. Ook mijn moestuinvriend hield zich aanbevolen voor “… niet te grote planten.” Welnee joh, dit zijn van die kleintjes!


'Giant George'
Ze groeiden niet hard, in het begin, maar ik zette er alvast stokjes bij om ze aan te binden, keurig op maat, met lege yakultflesjes erop als oogbeschermers. En toen werd het warm: met dikke stengels en grote bladeren passeerden mijn trostomaten achteloos de yakultflesjes en binnen de kortste keren had ik een ‘flodderbos’ van planten met weinig, maar grote tomaten. Pas toen begon ik argwaan te krijgen.

Dit léék niet op ‘Tiny Tim’. “Giant George!” grapte mijn dochter en ik lachte als een boer die kiespijn heeft.
Toen mijn moestuinvriend een maaltje boontjes kwam brengen, informeerde ik naar zíjn tomaatjes. In de volle grond en zon van zijn moestuin waren het flinke planten geworden en hij had al veertig tomaten geteld, zei hij. En het gaf níks, dat ze zo groot waren. Hier sprak een ware moestuinier, die met zijn geoefend oog ook onmiddellijk zag dat mijn tomaten rare plekken hadden. Ook dat nog.
Volgend jaar weer ‘Tiny Tim’, want ‘Giant George’ is een maat te groot voor mij en mijn snoeperige tuin!

September 2006

maandag 10 juli 2006

PERFECT


De Theetuin in Weesp
van
Jacqueline van der Kloet
In míjn tuin …

 
Strakgesnoeide meidoorns
... mag je misschien perfectie verwachten. Maandelijks schrijf ik mijn lezers voor wat te doen en wat te laten in de tuin. Dan zal ik het in mijn eigen tuin wel perfect voor elkaar hebben! Nou, nee. Niets menselijks is mij vreemd. Ik ben ongeduldig, te wild met de snoeischaar en ik blijf maar planten aanslepen, waar allang geen plek meer voor is.
Als de vriend van onze dochter belt: “Komen jullie naar Amsterdam?”, wrijft mijn man zich de handen. We zijn nog niet op het Max Euweplein geweest, waar altijd wordt geschaakt en op de Haarlemmerdijk zit een schaakboekenwinkel en in de Kalverstraat heeft De Slegte een afdeling schaakboeken. “Ja, leuk!” Hij vergeet even dat het één tegen drie is: één schaakliefhebber tegenover drie tuinliefhebbers! En die willen naar het Muiderslot, met tuin, en naar Weesp: de Theetuin van Jacqueline van der Kloet. We sluiten een compromis: vóór het besproken etentje rinkelen we met de tram over de Overtoom tot aan het Max Euweplein en sjouwen dan richting Kalverstraat, pakken een terrasje en noteren rond winkelsluitingstijd de Haarlemmerdijk voor een andere keer, want de volgende dag is geheel gereserveerd voor tuinbezoek!
In de Theetuin kun je wel een paar uur doorbrengen.


De tuin is aangelegd langs brede slingerende paden van heel fijn grind. Prachtige borders met buxusbeertjes en strakgesnoeide (meidoorn)bomen tussen rondgeknipte hagen.


Lapjeskat!
De ovale vijver, omsloten door een manshoge haag, is een stilteplek. Jacqueline van der Kloet legt de laatste hand aan een buxussculptuur en verdwijnt door een hekje met ‘privé’ erop: de tuin is nu voor de bezoekers. Tot in de puntjes verzorgd en een lust voor het oog: perfect! Royale plantengroepen hebben de ruimte; hier wordt niet gepropt, zoals ík dat thuis doe. Langs een trap komen we op de hoge wal langs het water met doorkijkjes op Weesp en de jachthaven. Twee zwartgekopte schapen houden het gras kort en onze schaakliefhebber vermaakt zich met de lapjeskat. Langs een tweede trap komen we weer in de tuin: voor koffie en gebak. In de hulst langs het terras wordt een pluizig staartmeesje gevoerd door zijn ouders. De plantenafdeling is niet groot, maar ik vergeet op slag de royale, niet gepropte plantengroepen en kies: één geranium ‘Lord Bute’, één sisyrinchiumpje (dat ik zonder wegwijzers in mijn tuin vast nooit meer terugvind) en, alvast voor de kerstversiering, een lampionplant die met zijn knaloranje lampionnen niet past in mijn kleurenschema.
Maar als we ’s avonds naar huis rijden, ben ik als altijd blij met de nieuwe aanwinsten, voor mijn verre van perfecte tuin!

Juli 2006

donderdag 15 juni 2006

EEN DESTRUCTIEVE HOBBY?

HEGGENMUSSEN

Resultaat!
De aankomende tuinier verheugt zich over de kale grond bij zijn zojuist opgeleverde huis. Hij heeft vanaf nu een nieuwe hobby: tuinieren, en is vastbesloten er iets moois van te maken. Allereerst bewerkt hij de grond tot een vruchtbare bodem. Hij rolt een grasmat uit en plant hagen, bomen en struiken. Op de voorgrond zullen vaste planten de tuin opfleuren en voor het vroege voorjaar stopt hij bollen in de grond. Waar nodig houdt hij zich aan bemestingsschema’s en in tijden van droogte besproeit hij zijn tuin royaal met water. Het succes kan zo niet uitblijven en al gauw zit de groei er goed in. Merkwaardig genoeg is dit ook het moment voor een grote omslag bij de tuinier. Hij zal zijn tuin van nu af aan niet meer betreden zonder een snoeischaar, grasmaaier, takkenschaar, heggenschaar of boomzaag! De tuin is een ‘maaiveld’ geworden. Weliswaar met verschillende niveaus, maar toch. De eerste kopjes die rollen zijn de bloembollenbloemen en de tuinier moet zich inhouden om niet ook meteen stengels en bladeren af te knippen. Spoedig daarna beginnen de hagen een wollig uiterlijk te krijgen en hij haast zich om zijn hagen met de heggenschaar tot de orde te roepen. Voorjaarsbloeiende struiken worden ontdaan van uitgebloeide takken: weg ermee en bij het maaien van het gras stelt hij de messen per week een centimeter lager af. Destructie alom! Daarna heeft de tuinier veel werk met het bemesten van zijn ‘maaiveld’: voor nieuwe groei.
Het lijkt op water naar de zee dragen: groeien doet kennelijk snoeien. Toch is de uitdrukking precies andersom: snoeien doet groeien! En dat is óók waar. Snoeien is een belangrijk onderdeel van het tuinieren. Vruchtzetting en bloei worden erdoor bevorderd, maar ook de verdichting van een struik of haag. Bovendien houd je je planten al snoeiend binnen de perken en die zijn voor de meesten van ons nu eenmaal beperkt. Handig om te weten: sterke snoei leidt tot sterke groei en lichte snoei zal de groei slechts matig beïnvloeden.
SNOEIGOEDE HAGEN
Het meest gesnoeide onderdeel van de tuin is de haag. Haagplanten kunnen sterk van elkaar verschillen, maar één eigenschap hebben ze gemeen: ze verdragen sterke snoei. En die is niet alleen nodig voor de vorm, maar ook om de groei en daarmee de dichtheid van de haag te bevorderen. Voor hagen is in de tuin vooral een ondersteunende rol weggelegd; ze dienen zowel letterlijk als figuurlijk tot omlijsting en moeten met zorg gekozen worden. Wie een haag wil planten moet veel afwegingen maken. Hoe hoog moet hij worden; wintergroen of bladverliezend, of zelfs winterbruin; met stekels tegen ongewenste indringers; al dan niet snelgroeiend; duur of goedkoop; hoe vaak moet er gesnoeid worden; grof of fijn blad, licht of donker? Ik heb de meest voorkomende haagplanten op een rijtje gezet. De prijzen komen uit de catalogus van de fa. Esveld (www.esveld.nl) en kunnen afwijken van die van andere leveranciers. Bovendien geeft Esveld nog kortingen, afhankelijk van de bestelde aantallen. Het gaat hier dus alleen om een vergelijking: goedkoper of duurder.
Bij de beukenhaag (Fagus sylvatica) zijn beide categorieën vertegenwoordigd. De ‘gewone’ beuk kost € 1,50 terwijl voor de rode beuk (F.s. ‘Purpurea’) het tienvoudige betaald moet worden: € 15,-. Bij zo’n prijsverschil zou je van kleur verschieten! Een imposante rode beuk op het boerenerf is dan ook van oudsher een teken van welvaart. Maar rood of groen: met beuken heb je een mooie haag, die ook in de winter een passende achtergrond biedt met het verdorde blad dat pas in het voorjaar afvalt. Beuken zijn geen snelle groeiers en hoeven maar twee keer per jaar gesnoeid te worden: in de tweede helft van juni en nog eens in de tweede helft van september.
Ook mooi is de gewone haagbeuk (Carpinus betulus). Iéts goedkoper (€ 1,25). Haagbeuk verliest in de winter zijn blad, maar loopt in het voorjaar eerder uit dan de beuk. Ook groeit hij sneller. Wanneer de uiteindelijke vorm bereikt is, kan hij tot vier keer per jaar gesnoeid worden. Doordat de haagbeuk een fijnvertakte groeiwijze heeft, is hij ook heel geschikt voor het vormen van bogen of zelfs een compleet prieel.
Wel héél gewoon is de liguster. Ligustrum vulgare ‘Atrovirens’ (bladverliezend) kost bij Esveld € 1,50. Bij de tot nu toe genoemde planten gaat het om een afleverhoogte van 50 tot 60 centimeter. Ligustrum ovalifolium (half wintergroen) kost € 2,- bij een hoogte van 60 tot 80 centimeter. Snelle groeiers, die van april tot oktober wel zes keer gesnoeid kunnen worden. Per strekkende meter zijn van de tot nu toe genoemde haagplanten drie exemplaren nodig.
Een krachtige, altijd groene haag geeft de heggenconifeer (Cupressocyparis leylandii) voor de prijs van € 7,-. Per meter twee à drie planten. Deze conifeer kan per jaar wel een halve meter groeien, maar hoeft toch maar één keer per jaar gesnoeid te worden: in juni. Onder het motto: ‘mag het ietsje meer zijn?’ veel waar voor je geld en niet teveel werk.

'Trapezium' in Prunus
Voor een laurierhaag (Prunus laurocerasus ‘Rotundifolia’) heb je aan twee planten per meter genoeg à € 10,- per stuk. Ook in de winter een levendige achtergrond met zijn grote glanzende bladeren. De laurier kan zelfs meer dan een halve meter groeien per seizoen. Snoei hem eind juni, begin juli en knip in oktober uitstekende takken weg.
Taxus staat bekend als een dure haag. Voor Taxus baccata rekent Esveld € 11,-. De plant heeft dan een hoogte van 50 tot 60 centimeter. Bij een hoogte van 30 tot 40 centimeter is de prijs € 7,55. Daarmee kun je in ieder geval aardig besparen op een toch wel heel mooie haag, die meer dan een leven lang meegaat.
Mooi en heel onplezierig om erdoorheen te breken is de gewone scherpe hulst (Ilex aquifolium). Per twee meter zijn vijf exemplaren nodig à € 20,-, maar daarvoor krijg je er van oktober tot november dan ook bessen bij. Snoeien als de laurier, met stevige handschoenen aan!
Als het allemaal niet zo hoog hoeft, is de randpalm (Buxus sempervirens) een uitstekende wintergroene haagplant. € 1,75 per stuk (15 tot 20 centimeter hoog) en vijf stuks per meter. Vanaf mei kan de buxus tot vijf keer per jaar gesnoeid worden. Wie geduld heeft kan ook zelf stekken of bij vrienden en familie taxuszaailingen inzamelen – geeft veel voldoening.
UITVINDING!
Tot slot een zelfbedacht snoeihulpstuk. Wanneer haag en vaste planten vrijwel in elkaar overgaan (!) is het opruimen van het snoeiafval een lastig karwei. Neem een rechthoekige plaat hardboard en schroef een scharnier in het midden van een lange zijde. Schroef aan het scharnier een lat en je hebt een ‘uitklapbord’ om voorzichtig tussen haag en beplanting te schuiven (zie foto). Het snoeiafval kan nu gemakkelijk bij elkaar gepakt worden. Wel steeds het bord een stukje opschuiven. Dubbelfunctie: bij tuinfeestjes kan het bord met een passende tekst op de stoep gezet worden: Hier is ‘t.
En hoewel het er soms de schijn van heeft: tuinieren is géén destructieve hobby!
Juni 2006

zaterdag 10 juni 2006

UITGAANSGEBIED

 In míjn tuin … 

… wordt het tijd voor een bewakingscamera. Het is een uitgaansgebied met alle kenmerken van dien en dus zijn ook de duistere kanten van de samenleving vertegenwoordigd. Vandalisme, ontvoeringen en doodslag zijn er aan de orde van de dag. Ik ben weliswaar beheerder van dit gebied, maar heb vrijwel geen zicht op wie, wat, waar of hoe. Het instellen van een uitgaansverbod werkt niet. Je róept wel: “En nu is het afgelopen!”, maar dat heeft geen effect.
Soms is er een spoor, maar dat loopt altijd dood bij het hekje of achter de regenton. Of de dader is via het luchtruim ontkomen: ook niet meer te traceren. De getuigen in mijn tuin zijn altijd stil. Zoals het kratertje in het buxusblok. Afgescheurde takjes geven een indicatie van het gewicht van het projectiel: een kat die, als een bommetje van de hoge duikplank, in de buxus is gekletterd? Een spoor van geknakte monnikskappen achter de vijver doet een overhaaste aftocht van een kat vermoeden. Maar nu het plantendek zich sluit, zijn pootafdrukjes niet meer terug te vinden.

Uitgaansgebied, onze achtertuin.
Zware verdenking rust op de ‘kra kra’ krassende kraaien in de zaak van het merellijkje, alsmede in die van de ontvoering van zijn nestgenootjes. Hun hoog, meerstemmig gepiep, als zat er een blazersensemble in de klimop, klonk nog na in mijn oren toen ik het levenloze mereltje op het terras aantrof. Gegrepen, maar niet gegeten. Hoogstwaarschijnlijk zijn z’n nestgenootjes wél opgenomen in de voedselketen, hetgeen aangemerkt kan worden als een verzachtende omstandigheid. Het leed overigens, dat door merelouders met hun onbeholpen hakwerk wordt aangericht onder de wormenpopulatie, is ook niet misselijk.
Ondanks strategisch uitgelegde bamboestokken zijn vrijwel alle goudvissen verdwenen. Aangezien de oorzaak niet gezocht kan worden in een wervelstorm, die ze uit de vijver gezogen zou hebben, moet het een criminele reiger geweest zijn. Ik vertelde mijn man van de reiger die overvloog, toen ik wanhopig nog wat voer in de lege vijver gooide, en die “Kèk!” riep. “Bedánkt?” vroeg mijn man. “Nee, bíjvullen!”
De knoppen van de forsythia werden gepikt door vitamineverslaafde dakloze mussen.

Tel de mussen!
(Aanklikken voor vergroting!)
En de vervuiling hier is buiten proportie. Niet één vogel heeft zich in de afgelopen winter bekommerd om het gemorste voer, zodat mijn tuinplanten zich nu moeten zien te handhaven in een woud van grassen, granen en wat er nog meer versneden wordt in vogelvoer.
Er komt een bewakingscamera in de appelboom en in de berging zullen we een meldkamer inrichten die door mijn man en mij in ploegendienst zal worden bemand.
Want uiteindelijk doe je álles … voor je tuin!
 
 
Juni 2006