maandag 10 juli 2006

PERFECT


De Theetuin in Weesp
van
Jacqueline van der Kloet
In míjn tuin …

 
Strakgesnoeide meidoorns
... mag je misschien perfectie verwachten. Maandelijks schrijf ik mijn lezers voor wat te doen en wat te laten in de tuin. Dan zal ik het in mijn eigen tuin wel perfect voor elkaar hebben! Nou, nee. Niets menselijks is mij vreemd. Ik ben ongeduldig, te wild met de snoeischaar en ik blijf maar planten aanslepen, waar allang geen plek meer voor is.
Als de vriend van onze dochter belt: “Komen jullie naar Amsterdam?”, wrijft mijn man zich de handen. We zijn nog niet op het Max Euweplein geweest, waar altijd wordt geschaakt en op de Haarlemmerdijk zit een schaakboekenwinkel en in de Kalverstraat heeft De Slegte een afdeling schaakboeken. “Ja, leuk!” Hij vergeet even dat het één tegen drie is: één schaakliefhebber tegenover drie tuinliefhebbers! En die willen naar het Muiderslot, met tuin, en naar Weesp: de Theetuin van Jacqueline van der Kloet. We sluiten een compromis: vóór het besproken etentje rinkelen we met de tram over de Overtoom tot aan het Max Euweplein en sjouwen dan richting Kalverstraat, pakken een terrasje en noteren rond winkelsluitingstijd de Haarlemmerdijk voor een andere keer, want de volgende dag is geheel gereserveerd voor tuinbezoek!
In de Theetuin kun je wel een paar uur doorbrengen.


De tuin is aangelegd langs brede slingerende paden van heel fijn grind. Prachtige borders met buxusbeertjes en strakgesnoeide (meidoorn)bomen tussen rondgeknipte hagen.


Lapjeskat!
De ovale vijver, omsloten door een manshoge haag, is een stilteplek. Jacqueline van der Kloet legt de laatste hand aan een buxussculptuur en verdwijnt door een hekje met ‘privé’ erop: de tuin is nu voor de bezoekers. Tot in de puntjes verzorgd en een lust voor het oog: perfect! Royale plantengroepen hebben de ruimte; hier wordt niet gepropt, zoals ík dat thuis doe. Langs een trap komen we op de hoge wal langs het water met doorkijkjes op Weesp en de jachthaven. Twee zwartgekopte schapen houden het gras kort en onze schaakliefhebber vermaakt zich met de lapjeskat. Langs een tweede trap komen we weer in de tuin: voor koffie en gebak. In de hulst langs het terras wordt een pluizig staartmeesje gevoerd door zijn ouders. De plantenafdeling is niet groot, maar ik vergeet op slag de royale, niet gepropte plantengroepen en kies: één geranium ‘Lord Bute’, één sisyrinchiumpje (dat ik zonder wegwijzers in mijn tuin vast nooit meer terugvind) en, alvast voor de kerstversiering, een lampionplant die met zijn knaloranje lampionnen niet past in mijn kleurenschema.
Maar als we ’s avonds naar huis rijden, ben ik als altijd blij met de nieuwe aanwinsten, voor mijn verre van perfecte tuin!

Juli 2006

donderdag 15 juni 2006

EEN DESTRUCTIEVE HOBBY?

HEGGENMUSSEN

Resultaat!
De aankomende tuinier verheugt zich over de kale grond bij zijn zojuist opgeleverde huis. Hij heeft vanaf nu een nieuwe hobby: tuinieren, en is vastbesloten er iets moois van te maken. Allereerst bewerkt hij de grond tot een vruchtbare bodem. Hij rolt een grasmat uit en plant hagen, bomen en struiken. Op de voorgrond zullen vaste planten de tuin opfleuren en voor het vroege voorjaar stopt hij bollen in de grond. Waar nodig houdt hij zich aan bemestingsschema’s en in tijden van droogte besproeit hij zijn tuin royaal met water. Het succes kan zo niet uitblijven en al gauw zit de groei er goed in. Merkwaardig genoeg is dit ook het moment voor een grote omslag bij de tuinier. Hij zal zijn tuin van nu af aan niet meer betreden zonder een snoeischaar, grasmaaier, takkenschaar, heggenschaar of boomzaag! De tuin is een ‘maaiveld’ geworden. Weliswaar met verschillende niveaus, maar toch. De eerste kopjes die rollen zijn de bloembollenbloemen en de tuinier moet zich inhouden om niet ook meteen stengels en bladeren af te knippen. Spoedig daarna beginnen de hagen een wollig uiterlijk te krijgen en hij haast zich om zijn hagen met de heggenschaar tot de orde te roepen. Voorjaarsbloeiende struiken worden ontdaan van uitgebloeide takken: weg ermee en bij het maaien van het gras stelt hij de messen per week een centimeter lager af. Destructie alom! Daarna heeft de tuinier veel werk met het bemesten van zijn ‘maaiveld’: voor nieuwe groei.
Het lijkt op water naar de zee dragen: groeien doet kennelijk snoeien. Toch is de uitdrukking precies andersom: snoeien doet groeien! En dat is óók waar. Snoeien is een belangrijk onderdeel van het tuinieren. Vruchtzetting en bloei worden erdoor bevorderd, maar ook de verdichting van een struik of haag. Bovendien houd je je planten al snoeiend binnen de perken en die zijn voor de meesten van ons nu eenmaal beperkt. Handig om te weten: sterke snoei leidt tot sterke groei en lichte snoei zal de groei slechts matig beïnvloeden.
SNOEIGOEDE HAGEN
Het meest gesnoeide onderdeel van de tuin is de haag. Haagplanten kunnen sterk van elkaar verschillen, maar één eigenschap hebben ze gemeen: ze verdragen sterke snoei. En die is niet alleen nodig voor de vorm, maar ook om de groei en daarmee de dichtheid van de haag te bevorderen. Voor hagen is in de tuin vooral een ondersteunende rol weggelegd; ze dienen zowel letterlijk als figuurlijk tot omlijsting en moeten met zorg gekozen worden. Wie een haag wil planten moet veel afwegingen maken. Hoe hoog moet hij worden; wintergroen of bladverliezend, of zelfs winterbruin; met stekels tegen ongewenste indringers; al dan niet snelgroeiend; duur of goedkoop; hoe vaak moet er gesnoeid worden; grof of fijn blad, licht of donker? Ik heb de meest voorkomende haagplanten op een rijtje gezet. De prijzen komen uit de catalogus van de fa. Esveld (www.esveld.nl) en kunnen afwijken van die van andere leveranciers. Bovendien geeft Esveld nog kortingen, afhankelijk van de bestelde aantallen. Het gaat hier dus alleen om een vergelijking: goedkoper of duurder.
Bij de beukenhaag (Fagus sylvatica) zijn beide categorieën vertegenwoordigd. De ‘gewone’ beuk kost € 1,50 terwijl voor de rode beuk (F.s. ‘Purpurea’) het tienvoudige betaald moet worden: € 15,-. Bij zo’n prijsverschil zou je van kleur verschieten! Een imposante rode beuk op het boerenerf is dan ook van oudsher een teken van welvaart. Maar rood of groen: met beuken heb je een mooie haag, die ook in de winter een passende achtergrond biedt met het verdorde blad dat pas in het voorjaar afvalt. Beuken zijn geen snelle groeiers en hoeven maar twee keer per jaar gesnoeid te worden: in de tweede helft van juni en nog eens in de tweede helft van september.
Ook mooi is de gewone haagbeuk (Carpinus betulus). Iéts goedkoper (€ 1,25). Haagbeuk verliest in de winter zijn blad, maar loopt in het voorjaar eerder uit dan de beuk. Ook groeit hij sneller. Wanneer de uiteindelijke vorm bereikt is, kan hij tot vier keer per jaar gesnoeid worden. Doordat de haagbeuk een fijnvertakte groeiwijze heeft, is hij ook heel geschikt voor het vormen van bogen of zelfs een compleet prieel.
Wel héél gewoon is de liguster. Ligustrum vulgare ‘Atrovirens’ (bladverliezend) kost bij Esveld € 1,50. Bij de tot nu toe genoemde planten gaat het om een afleverhoogte van 50 tot 60 centimeter. Ligustrum ovalifolium (half wintergroen) kost € 2,- bij een hoogte van 60 tot 80 centimeter. Snelle groeiers, die van april tot oktober wel zes keer gesnoeid kunnen worden. Per strekkende meter zijn van de tot nu toe genoemde haagplanten drie exemplaren nodig.
Een krachtige, altijd groene haag geeft de heggenconifeer (Cupressocyparis leylandii) voor de prijs van € 7,-. Per meter twee à drie planten. Deze conifeer kan per jaar wel een halve meter groeien, maar hoeft toch maar één keer per jaar gesnoeid te worden: in juni. Onder het motto: ‘mag het ietsje meer zijn?’ veel waar voor je geld en niet teveel werk.

'Trapezium' in Prunus
Voor een laurierhaag (Prunus laurocerasus ‘Rotundifolia’) heb je aan twee planten per meter genoeg à € 10,- per stuk. Ook in de winter een levendige achtergrond met zijn grote glanzende bladeren. De laurier kan zelfs meer dan een halve meter groeien per seizoen. Snoei hem eind juni, begin juli en knip in oktober uitstekende takken weg.
Taxus staat bekend als een dure haag. Voor Taxus baccata rekent Esveld € 11,-. De plant heeft dan een hoogte van 50 tot 60 centimeter. Bij een hoogte van 30 tot 40 centimeter is de prijs € 7,55. Daarmee kun je in ieder geval aardig besparen op een toch wel heel mooie haag, die meer dan een leven lang meegaat.
Mooi en heel onplezierig om erdoorheen te breken is de gewone scherpe hulst (Ilex aquifolium). Per twee meter zijn vijf exemplaren nodig à € 20,-, maar daarvoor krijg je er van oktober tot november dan ook bessen bij. Snoeien als de laurier, met stevige handschoenen aan!
Als het allemaal niet zo hoog hoeft, is de randpalm (Buxus sempervirens) een uitstekende wintergroene haagplant. € 1,75 per stuk (15 tot 20 centimeter hoog) en vijf stuks per meter. Vanaf mei kan de buxus tot vijf keer per jaar gesnoeid worden. Wie geduld heeft kan ook zelf stekken of bij vrienden en familie taxuszaailingen inzamelen – geeft veel voldoening.
UITVINDING!
Tot slot een zelfbedacht snoeihulpstuk. Wanneer haag en vaste planten vrijwel in elkaar overgaan (!) is het opruimen van het snoeiafval een lastig karwei. Neem een rechthoekige plaat hardboard en schroef een scharnier in het midden van een lange zijde. Schroef aan het scharnier een lat en je hebt een ‘uitklapbord’ om voorzichtig tussen haag en beplanting te schuiven (zie foto). Het snoeiafval kan nu gemakkelijk bij elkaar gepakt worden. Wel steeds het bord een stukje opschuiven. Dubbelfunctie: bij tuinfeestjes kan het bord met een passende tekst op de stoep gezet worden: Hier is ‘t.
En hoewel het er soms de schijn van heeft: tuinieren is géén destructieve hobby!
Juni 2006

zaterdag 10 juni 2006

UITGAANSGEBIED

 In míjn tuin … 

… wordt het tijd voor een bewakingscamera. Het is een uitgaansgebied met alle kenmerken van dien en dus zijn ook de duistere kanten van de samenleving vertegenwoordigd. Vandalisme, ontvoeringen en doodslag zijn er aan de orde van de dag. Ik ben weliswaar beheerder van dit gebied, maar heb vrijwel geen zicht op wie, wat, waar of hoe. Het instellen van een uitgaansverbod werkt niet. Je róept wel: “En nu is het afgelopen!”, maar dat heeft geen effect.
Soms is er een spoor, maar dat loopt altijd dood bij het hekje of achter de regenton. Of de dader is via het luchtruim ontkomen: ook niet meer te traceren. De getuigen in mijn tuin zijn altijd stil. Zoals het kratertje in het buxusblok. Afgescheurde takjes geven een indicatie van het gewicht van het projectiel: een kat die, als een bommetje van de hoge duikplank, in de buxus is gekletterd? Een spoor van geknakte monnikskappen achter de vijver doet een overhaaste aftocht van een kat vermoeden. Maar nu het plantendek zich sluit, zijn pootafdrukjes niet meer terug te vinden.

Uitgaansgebied, onze achtertuin.
Zware verdenking rust op de ‘kra kra’ krassende kraaien in de zaak van het merellijkje, alsmede in die van de ontvoering van zijn nestgenootjes. Hun hoog, meerstemmig gepiep, als zat er een blazersensemble in de klimop, klonk nog na in mijn oren toen ik het levenloze mereltje op het terras aantrof. Gegrepen, maar niet gegeten. Hoogstwaarschijnlijk zijn z’n nestgenootjes wél opgenomen in de voedselketen, hetgeen aangemerkt kan worden als een verzachtende omstandigheid. Het leed overigens, dat door merelouders met hun onbeholpen hakwerk wordt aangericht onder de wormenpopulatie, is ook niet misselijk.
Ondanks strategisch uitgelegde bamboestokken zijn vrijwel alle goudvissen verdwenen. Aangezien de oorzaak niet gezocht kan worden in een wervelstorm, die ze uit de vijver gezogen zou hebben, moet het een criminele reiger geweest zijn. Ik vertelde mijn man van de reiger die overvloog, toen ik wanhopig nog wat voer in de lege vijver gooide, en die “Kèk!” riep. “Bedánkt?” vroeg mijn man. “Nee, bíjvullen!”
De knoppen van de forsythia werden gepikt door vitamineverslaafde dakloze mussen.

Tel de mussen!
(Aanklikken voor vergroting!)
En de vervuiling hier is buiten proportie. Niet één vogel heeft zich in de afgelopen winter bekommerd om het gemorste voer, zodat mijn tuinplanten zich nu moeten zien te handhaven in een woud van grassen, granen en wat er nog meer versneden wordt in vogelvoer.
Er komt een bewakingscamera in de appelboom en in de berging zullen we een meldkamer inrichten die door mijn man en mij in ploegendienst zal worden bemand.
Want uiteindelijk doe je álles … voor je tuin!
 
 
Juni 2006

maandag 15 mei 2006

ACHTER DE GERANIUMS SCHIJNT DE ZON

HEGGENMUSSEN
Je kunt geen krant meer openslaan of er staat iets in over ‘vergrijzing’: er hangt een grijze wolk boven ons land. Vroeger vonden we de grote grijze geitenbreier (Harry Mooten in de Film van Ome Willem) gewoon leuk en grijze koppies ‘achter de geraniums’ waren een normaal verschijnsel. Maar dat is niet meer zo. Want nu er steeds meer grijze koppies komen, hangt er een prijskaartje aan. Wie zal de geraniums betalen?! Na de eerste doemscenario’s is er inmiddels een glinsterend randje rond de grijze wolk verschenen: de zon schijnt nog steeds, daarachter, en het kon nog wel eens meevallen met het prijskaartje, nu er met de vergrijzing ook zicht komt op minder files en meer werkgelegenheid. En steeds minder ‘bejaarden’ zitten achter de geraniums, druk als ze het hebben met allerlei bezigheden buitenshuis. Velen van hen leveren nog steeds een bijdrage aan de maatschappij. Op de Ouderendag, 1 oktober, wordt dan ook elk jaar de Gouden Geranium uitgereikt aan een actieve oudere!
En nu er toch zo geschrapt wordt in het woordenboek, stel ik voor ‘achter de geraniums zitten’ ook maar uit de Van Dale te halen (14ᵉ druk, 2005). En wel om drie redenen: de uitdrukking geeft een verkeerd beeld van gepensioneerden, is slecht voor het imago van de geranium en is ook nog eens foutief, omdat het op de vensterbank om Pelargoniums gaat!
PELARGONIUM
Vorig jaar was pelargonium de best verkochte tuinplant op de Nederlandse bloemenveilingen. Viool en buxus volgden op de tweede en derde plaats. Razend populair dus, die ‘geranium’. Het geslacht telt honderden soorten, waarvan de meeste oorspronkelijk uit Namibië en Zuid-Afrika afkomstig zijn. De meest voorkomende soorten in ons land zijn hybriden (kruisingen) uit de Kaapstreek in Zuid-Afrika: pelargonium zonale (staand) en pelargonium peltatum (hangend). Rond 1600 werden met VOC schepen de eerste ‘geraniums’ ingevoerd en naar de Leidse Hortus gebracht, waarna ze bijna tweehonderd jaar tot één van de belangrijkste plantengroepen zouden behoren in de oranjerieën van kasteeltuinen. In 1787 beschreef de Franse botanist L’Heritier de ‘geranium’ als een apart geslacht onder de naam pelargonium. ‘Geranium’ is afgeleid van het Griekse woord ‘geranos’: kraanvogel. ‘Pelargonium’ is een afgeleide van het Griekse ‘pelargos’: ooievaar. Om de verwarring compleet te maken noemen wij de geranium ‘ooievaarsbek’ en de pelargoniumgeranium’!


Geranium, 'reigersbek'
De geranium was geliefd in heel Europa. In de Engelse literatuur wijdde men gedichten aan deze plant en ook in de Nederlandse literatuur wordt de geranium genoemd. Citaat uit het proza van Jacobus van Looy (1889): “Hij ging (…) langs bonte geraniums, vol met schelle bloemen, een gebrokkeld rood, dat nog klaterde in het doeze licht van den avond.” In het hedendaagse proza van de ‘bloementaal’ betekent de citroengeranium: een onverwachte ontmoeting en staat de Franse geranium voor ware vriendschap. De gewone rode geranium wordt domheid toegeschreven. Laten we er maar een cobea (winde) naast zetten. Die betekent: kletspraatjes!
HET VERSCHIL
Wat is nu in de praktijk het verschil tussen geranium en pelargonium? Geranium is een geslacht van vaste planten, dat in hoofdzaak in de gematigde streken voorkomt. Pelargonium is in ons klimaat eenjarig, tenzij hij gepromoveerd wordt tot kuipplant en binnen mag overwinteren. Als afkomstige uit subtropische streken verdraagt pelargonium geen vorst. Een grappig voorbeeld uit de praktijk is pelargonium triste, gele bloemen met soms een paars randje, die bloeit en ’s nachts zijn zoete nootmuskaatgeur verspreidt als het in Zuid-Afrika voorjaar is en bij ons … winter. Hij staat er hier triest bij, in de zomer.
Pelargonium, 'ooievaarsbek'

De Franse geranium (P. grandiflorum) behoort tot het gilde van de kamerplanten, omdat zijn open bloemen zo slecht tegen regen kunnen. Maar de ‘Oostenrijkers’ zijn wel wat gewend: dat zijn de uitbundig bloeiende hanggeraniums die het zo geweldig doen in bloembakken onder de ramen en aan balkonhekken. Ook leuk in hanging baskets, samen met staande geraniums. Wat kleur betreft is er een ruime keuze in tinten rood, roze, oranje, gestreept, maar ook zuiver wit en héél donkerrood.
Pelargonium 'Lord Bute'

Zoals bijvoorbeeld ‘Lord Bute’: zeer donkerrood met een fijn roze randje langs de bloemblaadjes. Om te hébben! Ook het blad van geraniums kent vele verschijningsvormen. Minder algemeen, maar in opkomst, zijn de geurgeraniums, waarbij de geur vooral van het blad komt. Kies maar: rozengeur, pepermunt, ananas, citroen, muskus, chocola, sinaasappel, appel en zelfs perzik en cederhout. Daar moet je uiteraard wel naar zoeken. Een goede kans maak je in Meeden, waar Tuingoed Foltz houder is van de Nederlandse Plantencollecties van botanische Pelargoniums, botanische hybriden en bladgeurende Pelargoniums. Het is een mondvol, maar dan weet je ook waar het over gaat: specialisten dus.
VERZORGING
Als je weet waar een plant vandaan komt, geeft dat al een aardige indicatie voor de verzorging. Pelargonium houdt van warmte, maar volle zon is niet de hele dag noodzakelijk. Cactusgrond is ideaal, maar je kunt ook potgrond mengen met zand. Geef twee- tot viermaal per week een flinke gietbeurt met regenwater op temperatuur en eenmaal per week vloeibare mest. Zorg dat een teveel aan water goed weg kan. Pluk de uitgebloeide bloemen er regelmatig uit. Vóór de vorst de planten naar binnen halen en met een derde terugsnoeien. Laat ze op een lichte plaats overwinteren bij een temperatuur van 2 tot 12 graden. Zuinig water geven. In januari kan de plant gestekt worden. Zet stekken van vijf centimeter in aparte potjes met een mengsel zand en potgrond, eventueel met stekpoeder, en houdt ze vochtig maar niet te nat. In februari is het tijd om pelargoniums te verpotten, in een ruimere pot, en na half mei mogen ze weer naar buiten.
ZIEKTEN EN PLAGEN
Een goede verzorging vergroot de kans op gezonde planten. Snoei de pelargoniums tot ‘open’ planten, zodat de wind vocht kan afvoeren. Luizen worden met een waterstraaltje weggespoten of met een mengsel van water, spiritus en groene zeep. Witte vlieg wordt bestreden met een speciaal daarvoor bestemd middel. Bij roest (bruine vlekjes aan de onderkant van het blad) de aangetaste blaadjes mét steeltje in de grijze container gooien. Vertoont de plant kenmerken van een virusziekte (vlekken en/of bobbels op het blad), gooi dan de hele plant in de grijze container om verspreiding te voorkomen.
GRIJS EN GROEN
Tip voor iederéén: ga niet achter de geraniums zitten, maar ga achter de geraniums áán, want het zijn prachtige planten, waar je jarenlang plezier van kunt hebben!
Mei 2006


woensdag 10 mei 2006

MUIZENISSEN


In míjn tuin …
IJzersterke fuchsia!
… is een speciaal hoekje ingeruimd voor kuipplanten. Want ik ben een hobby-tuinier en die willen álles uitproberen. Maar behalve exotische bloemen zijn er ook muizenissen.
Over het snoeien van de Oleander, die het van potplantje tot manshoge struik heeft geschopt, las ik elk jaar iets anders: verdraagt stevige snoei, alleen in model snoeien, vooral níet snoeien, de niet uitgekomen bloemschermen wegknippen, of juist ‘… aan de plant laten’. Gemakshalve koos ik uiteindelijk voor níet snoeien. Vroeger sjouwde ik hem naar de zolder, maar dat kan allang niet meer. En dus overwintert hij met lotgenoten bij het kleine steekraampje in de berging, tussen de vriezer en de fietsen. Zijn takken bind ik wat bezemachtig bij elkaar, zodat Plumbago en Fuchsia er ook nog bij kunnen.
Plumbago ofwel mannentrouw
De Fuchsia heb ik nog niet zo lang. Toen ik hem kreeg was hij één en al bloem. Ik dacht er nog net op tijd aan, hem voor de winter binnen te halen. Hij kreeg zelfs nog een snoeibeurt volgens het boekje, waarna ik er de hele winter geen omkijken meer naar had. Maar toen het al voorjaar was en er nog steeds geen beweging in zat, besloot ik maar eens aan zijn bast te krabben. Ja hoor! Helemaal bruin.
Vol schuldgevoel over het ‘geen omkijken’ nam ik hem mee naar de verste hoek van de tuin om hem aldaar, boven de compostbak, in verteerbare stukjes te knippen. Gelukkig was ik aan de bovenkant begonnen, want op tien centimeter van de wortelkluit keek ik opeens tegen een groen snijvlak aan. Och heden! Snel in een pot met verse grond ermee! En blóeien de hele zomer!
Daar kunnen mijn agapanthussen een voorbeeld aan nemen. Die staan graag krap in de pot, wat jaarlijks verpotwerk scheelt. Maar toen de bloei steeds meer achteruitging, besloot ik ze er toch maar eens uit te halen. De kleinste, een blauwe, huisde in een dure ornamentpot en wat ik ook probeerde: ik kreeg hem er niet uit. De hamer moest eraan te pas komen om de wortelkluit te bevrijden; er bleek vrijwel geen grond meer in te zitten. Hij kreeg een nieuwe pot, met dure potscherven over het afvoergat! De witte Agapanthus, twee keer zo groot, stond slim in een terracottakleurige plastic pot: dat scheelt enorm in het gewicht. Tijdens zijn overwintering in de garage lag er een hoopje grond naast. (Vlak boven de bodem had ik er een gat in gestoten.) Toen ik hem uit de pot haalde om hem te klieven, bleek er midden tussen de wortels een holletje te zijn uitgegraven, dat ‘gevoerd’ was met droge herfstblaadjes: een muizenholletje! Omdat het holletje verder leeg was, kliefde ik nog even door, zodat ik nu víer witte Agapanthussen heb: toch maar mede dankzij de ‘muizenissen’, in het kuipplantenhoekje van mijn tuin!

Mei 2006

zaterdag 15 april 2006

ORANJE BLANJE BLEU

Heggenmussen


Wie de tuintrends in de afgelopen jaren een beetje heeft gevolgd, zal niet vreemd opkijken van de felle kleurtjes die langzaam maar zeker het tuinterrein veroveren. De tuin wordt steeds meer gezien als een onderdeel van onze woonomgeving, compleet met bankstel, eethoek, een buitenkeuken en zelfs een douche. En niet te vergeten: een kachel, want het blijft wel Hollands. En zoals binnen de ‘naturellen’ van Jan des Bouvrie worden ingeruild voor retrobehangetjes en typische jaren-70 kleurtjes, gebeurt dat ook buiten.
AFRIKAANTJES
Alle tinten groen, paars, geel, nou ja, het hele scala aan kleuren, is ‘in’, tot en met oranje. Wie durfde er nog oranje afrikaantjes te planten in de afgelopen decennia? Hooguit een zachtgele variant en dan ook nog uitsluitend ‘functioneel’: om bodemaaltjes te verdrijven! Maar nu ben je een trendvolger als je oranje afrikaantjes plant. En waarschijnlijk politiek correct als je meteen overstapt op de Latijnse naam: Tagetes. Want het luistert nauw, tegenwoordig, met afrikaantjes, negerzoenen en de Zwarte Piet. (Wat gaan de Engelstaligen doen met ‘dutch’?!)
Onze afrikaantjes zijn eenjarigen, slechts 20 cm hoog en verkrijgbaar in een mooi kleurenspectrum: van wit (Eskimo) via citroengeel (Lemon Gem) en oranje (Orange Gem) naar oranjebruin (Paprika Gem). Ze geuren en trekken bijen aan. Weliswaar de hele zomer, maar nog niet in april.

Oranje!
KONINGINNEDAG
Als we Koninginnedag willen vieren met een oranje accent in de tuin, zullen we moeten uitwijken naar andere Oranjeklanten. Wat te denken van hyacint ‘Gipsy Queen’ in zalmoranje? Hoe dan ook koninklijk, zeker in combinatie met tulp ‘Prinses Irene’: oranje met paarsgroene strepen - ook wel weer een beetje ‘gipsy’. Voor de ingetogenen onder ons is er de leliebloemige tulp ‘Ballerina’, waarvan de kleur door bollenexpert Jacqueline van der Kloet wordt omschreven als ‘beschaafd oranje’ (Toveren met bollen, uitg. Groenboekerij). Iets minder beschaafd misschien, maar wel heel uitbundig, vier je Koninginnedag met een grootbloemige oranjerode keizerskroon: Fritillaria imperialis ‘Rubra Maxima’. Wordt het Koningshuisgehalte je te hoog, neem dan Fritillaria imperialis ‘Aurora’, in dezelfde kleur en met dezelfde kwaliteiten: ook een meter hoog. Wie elk jaar op 30 april een oranje plant wil hebben, kiest voor Epimedium ‘Orangekönigin’; een vaste plant, 35 cm hoog, die van april tot juni oranjegeel bloeit en ook nog eens wintergroen is. Tot zover Koninginnedag.
KONING VOETBAL
Want na 30 april zijn er nog veel meer mogelijkheden met oranje planten en waarom zouden we niet, met het WK Voetbal in het vooruitzicht?! Als je bloembakken hebt onder de ramen van de bovenverdieping kun je daar eenjarige klimmende (maar nu hangende) Oost-Indische kers in zaaien (Tropaeolum majus). Dat levert prachtige oranje slingers op; veel leuker dan plastic vlaggetjes. Nog meer oranje eenjarigen voor potten op het terras en bij de entree zijn te vinden bij de Petunia’s. Zo zou je Petunia ‘Callibrachoa Calli Orange’ kunnen combineren met de abrikooskleurige mini-hangpetunia ‘Million Bells Apricot’. En ja, ik vind ook dat kwekers wel wat klantvriendelijker zouden mogen zijn met de benaming van hun producten. We willen best naar een Begonia ‘Flamboyant’ vragen (diep oranjerood, kleine bloemen), maar Begonia ‘Illumination Apricot’ (zacht abrikoos met geel, dubbele bloemen) vraagt al iets meer lef. Je mag niet wijzen, is ons geleerd, maar als het om planten gaat, is de verleiding vaak groot om dat wél te doen: “Díe graag!” En zo kom je thuis met ook nog een Petunia Surfinia ‘Victorin Apricot’ (gemêleerd abrikoos)!
Mochten onze jongens het WK Voetbal winnen, dan zullen wij automatisch nog meer gecharmeerd raken van de kleur oranje. Dat is psycho-logisch. De vraag naar oranjebloeiende planten zal toenemen.
In het boekje ‘Gebruik en verzorging van vaste planten’ (tweede druk, 1965) van Mien Ruys geeft zij in het hoofdstuk ‘Vaste planten gerangschikt naar kleur’ een royale opsomming onder het kopje ‘oranje’. In ‘Kleur in de tuin’ (derde druk, 1992) van Elisabeth de Lestrieux zoek je vergeefs naar klip en klaar ‘oranje’. Je zult in het ‘Register op kleur’ een keuze moeten maken uit ‘Abrikoos’, ‘Herfstkleur’ of ‘Vlammende kleuren’. En misschien nog ‘Spannende basten’. Op ‘oranje’ rust een taboe.
BLOEIEND ORANJE
Papaver
Maar ze zijn er wel degelijk, de oranje-bloeiers. Probeer eens iets uit. Oranje trekt zonder meer de aandacht. Het is een warme, vrolijke kleur met opwekkende eigenschappen. In combinatie met rood en geel mag je rekenen op een warme uitstraling. Naast paars geeft oranje een opwekkend ‘hip’ effect, waar je niet gemakkelijk langs zult kijken. Is het je vooral te doen om een kleine opleving in een rustige border, kies dan voor een zachtoranje tint tussen wit, grijsgroen en violet of zelfs roze.

In mei bloeien behalve de kant-en-klare eenjarigen ook knikkend nagelkruid: Geum ‘Carlskaer’ en wolfsmelk: Euphorbia griffithii ‘Dixter’ en ‘Fireglow’. Vaste papavers (Papaver oriëntale en -spicatum) doen mee in knal- en zachtoranje en Trollius ‘Orange Princess’ is ook van de partij.
De maand juni brengt in aanloop naar het WK nog meer spektakel. De Turkse lelie, Lilium martagon, komt in bloei en de naald van Cleopatra, Eremurus ‘Pinocchio’ zal met zijn anderhalve meter en koperkleurig oranje alle aandacht trekken. Duizendblad, Achillea millefolium, is met ‘Terracotta’, ‘Lachsschönheit’ en ‘Marmelade’ ook goed vertegenwoordigd. En dan de goudsbloem met zijn typische zaadjes: Calendula officinalis. Deze eenjarige bloeit van juni tot september en wordt nog wel eens aangeplant om zijn mierenverdrijvende eigenschappen. Minder bekend is, dat de goudsbloem ook bijen verjaagt, die zo nuttig zijn voor de bestuiving van onze planten. Meenemen in de overweging! De daglelie, Hemerocallis, kun je waarschijnlijk het best in bloei kopen: hier zijn zóveel schakeringen in oranje - dat moet je gewoon zien. In juni naar de kweker dus. Ook in bloei nu de welbekende dropplant, in warm oranje: Agastache barbari ‘Firebird’ (vast). Of in gewoon oranje: Agastache ‘Acapulca Orange’ (eenjarig).
In juli kleurt de tuin steeds meer oranje (nu maar hopen dat ons nationale elftal gewonnen heeft!) met nóg een (vaste) Agastache: rupestris ‘Terracotta’, met Helenium ‘Chipperfield Orange’, Ligularia dentata ‘Orange Queen’, Potentilla en nog veel meer. Vóór jullie geen oranje meer kunnen zien, moet ik toch ook nog even het vingerhoedskruid (Digitalis ferruginea) noemen, de Crocosmia’s en natuurlijk de Dahlia’s. Dan heb ik de oranjebloeiende rododendrons, de Japanse esdoorns (Acer palmatum), alsmede alle oranje bes-dragers wel overgeslagen, maar het zal iedereen nu toch wel duidelijk zijn, dat oranje ons veel te bieden heeft.
Oranje boven!
April 2006

maandag 10 april 2006

TROMPE L'OEIL


In míjn tuin …
… zijn heel wat stijlen en sferen verzameld. Strakke vormsnoei, een romantisch hekje onder een boog met oude druivenranken, grindtegels en zelfs nog spoorbielzen. Modieuze grassen staan naast een ordinaire ligusterhaag en druiven vormen een mediterraan dak boven het terras. De zo hollandse forsythia is gemoderniseerd tot een bolboompje en de klimop wordt streng in blokken gesnoeid - geen ontsnappen mogelijk voor jonge uitlopers.

Ook mijn eigen stijl is er terug te vinden: in het ‘pergolaterrasje’ onder de ‘gemeenteboom’. De boom, een es, dateert uit de tijd dat dat deel van de tuin nog ‘gemeentegrond’ was. Waar vroeger de stoep lag, en dus ook een stevig zandbed, heb ik een klein terras aangelegd. Er past precies een bistroset op met het tafeltje vol snuisterijen en op hete zomerdagen een koud kleintje pils. Een hoge heg biedt rugdekking en twee halfhoge haagjes aan weerskanten vormen balustrades.
De pergola erboven heb ik zelf getimmerd, uitgaande van de filosofie: eenvoud is het beste. Dat bleek vorig jaar niet helemaal te kloppen: één staander van het bouwsel stond plotseling scheef: een spijker was doorgeroest! Ik zette de staander weer recht en sloeg er een nieuwe spijker in. Nou ja, ‘slóeg’ - duwen had ook gekund, zo zacht was het hout. Deze winter lagen na een storm twee van de vier liggers schuin op de pergola - ze zaten nog maar aan één kant vast. Die heb ik weer op hun plaats geschoven; nieuwe spijkers moeten er nog in. En daarmee is mijn bouwsel tot een bouwval geworden en toe aan vervanging.

Zéphérine Drouhin
Maar dan moet eerst de beplanting verwijderd worden. Om één staander kronkelen dikke lianen van de kamperfoelie, die zich royaal en schaduwrijk over de liggers gedrapeerd heeft. In bloei verspreidt hij ’s avonds een onweerstaanbare geur. De clematis bij de tweede staander is nog bezig aan te slaan - zo’n proces moet je niet verstoren.
Bij paal 3 werkt mijn roos ‘Zéphérine Drouhin’ aan een comeback, na een paar mindere jaren. Die móet nog een kans krijgen. Net als de rode vaste lathyrus, die ik heb opgedoken in de zielige-planten-hoek van de bouwmarkt; muurbloempjes, voor de helft van de prijs. Ze zag er niet uit, maar de mooie foto op de bijsteker trok mij over de streep en warempel, na een paar jaar begint ze er nu op te lijken! Dat wil ik toch zéker nog een jaar aanzien: de combinatie roos-lathyrus. Aan paal 4 bind ik de hoge poelruit vast. Dús … mijn pergolaatje kan niet gemist worden. Als ik er nog wat spijkers in duw en de planten lopen uit, dan ziet het er weer prachtig uit.
Ja, ik weet het: ’t is gezichtsbedrog. In tuintermen heet dat: een trompe-l’oeil. Hé, díe had ik nog niet, in mijn verzameltuin!

April 2006

woensdag 15 maart 2006

IRIS, GODIN VAN DE REGENBOOG

Heggenmussen


Op 27 januari van dit jaar overleed op 84-jarige leeftijd de legendarische tuinbouwkundige en schrijver Christopher Lloyd. Lloyd werd geboren in 1921 in het Engelse Rye, op het landgoed van zijn ouders: Great Dixter. Hij bleef er zijn hele leven wonen, met een onderbreking in de Tweede Wereldoorlog en later een onderbreking van zeven jaar tijdens zijn studie Tuinbouwkunde en aansluitend een docentschap aan het Wye College in Londen. Na zijn definitieve terugkeer op Great Dixter in 1954 begon hij daar een kwekerij voor clematissen en niet alledaagse planten. Maar alleen planten die hijzelf mooi vond en die door bezoekers ook in zijn tuin bewonderd konden worden. Zijn grote liefde voor de Engelse taal bracht hem ertoe zijn enorme plantenkennis en zijn plezier in tuinieren in boeken en artikelen naar buiten te brengen. Ze worden wereldwijd gelezen. Dol was hij op zijn onafscheidelijke hondjes, voor wie hij in de winterse sneeuw een pad baande van het huis naar hun favoriete uitlaatboom! In de borders experimenteerde hij graag met uitbundige kleurencombinaties - zelf ging hij ook altijd kleurrijk gekleed. Op de foto naast het bericht van zijn overlijden op de website van Great Dixter, draagt hij een paars overhemd met daar overheen een vrolijk rood mouwloos vest.

Knalrode 'poppy'
Precies de kleurencombinatie die hij overweegt in zijn boek ‘Christopher Lloyd’s Flower Garden’ (p. 52): knalrode ‘poppies’ (papavers) als gezelschap voor dichte pollen paarse Iris sibirica. In hetzelfde hoofdstuk legt hij ook uit, waarom in zijn borders de baardirissen ontbreken: ze bloeien prachtig, maar niet heel lang en in een gemengde border kun je het slordige blad na de bloei niet goed maskeren omdat baardirissen nu eenmaal geen schaduw verdragen. Toch stappen veel tuiniers kennelijk over dat probleem heen, want voor dit jaar, 2006, is de Iris verkozen tot vaste plant van het jaar.

Paarse Iris
PLANT PUBLICITY HOLLAND
Jessica Hilgers van Plant Publicity Holland legt desgevraagd graag uit hoe zo’n verkiezing tot stand komt. De hele procedure neemt wel twee jaar in beslag en begint met een inventarisatie bij kwekers. Zij mogen een voorkeurslijst opstellen met namen van groepen vaste planten, maar ook van variëteiten binnen een groep. Er zijn wel een paar criteria waaraan de uitverkorenen dienen te voldoen. Zo moet er voldoende vernieuwing zijn binnen de plantensoort en de plant moet ruim op voorraad zijn, dan wel goed vermeerderd kunnen worden. Ook de gezondheid van de plant telt mee. En de plant mag niet al eerder gekozen zijn tot plant van het jaar. Dat levert een lijst op met twintig tot vijfentwintig namen.
Vervolgens gaat deze lijst naar zo’n zeshonderd tuincentra, verspreid over het hele land. De tuincentra beoordelen de lijst en geven voorkeursstemmen: voor hun nummers één, twee en drie. Dat resulteert uiteindelijk in een top tien, die wordt voorgelegd aan de consument, want de consument heeft het laatste woord! Dat kan op verschillende manieren: tijdens een beurs, via Internet of in een tuintijdschrift. De keuze voor de vaste plant van 2006 is voorgelegd aan lezers van ‘Bloemen en Planten’ en dat heeft geresulteerd in de verkiezing van de Iris. Tijdens de Vakbeurs in de tweede week van januari werd dit officieel bekendgemaakt. De consument wordt tenslotte op de winnaar geattendeerd door de promotieposters die bij kwekers en tuincentra te zien zijn. Zó gaat dat!
PLANT VAN HET JAAR
Voor de volledigheid: de verkiezing betreft Iris germanica, Iris pumila, Iris ensata, Iris sibirica en Iris pseudacorus. Maar liefst vijf mogelijkheden om dit jaar de trend te volgen! Over kleuren hoef je je geen zorgen te maken; niet voor niets is deze plant genoemd naar de godin van de regenboog: Iris. Irissen zijn er in een enorme variatie aan kleuren en kleurencombinaties.
Inheems is Iris pseudacorus (Gele Iris), die in de watertuin thuishoort, in halfschaduw. Plant hem op een diepte van maximaal 40 cm onder de waterspiegel, waar hij bijna twee meter hoog kan worden. Gewoon in de grond geplant blijft hij lager. De goudgele bloemen hebben een doorsnede van 5-12 cm. De Gele Iris is in trek bij libellen en levert decoratieve zaaddozen.
Iets lager blijft Iris germanica (Duitse Iris): 60-120 cm Toch is deze iris windgevoelig - door de afmetingen van zijn bloemen! Maar liefst 10-15 cm en nog geurig ook en met een ‘baard’ op de afhangende kroonbladen! Plant deze baardiris in kalkrijke grond, niet te nat in de winter. Zon is heel belangrijk, ook op de wortelstok, die met een ‘ruggetje’ boven de grond uit moet komen. Slordig blad niet afknippen, dat heeft hij nou eenmaal.
Lelijk blad van Iris sibirica (Aziatische Iris) mag wel afgeknipt worden. Deze iris heeft sterk vertakte stengels, is 50-120 cm hoog en draagt bloemen met een doorsnede van 5-10 cm. Het is een gemakkelijke plant, die zowel in vochtige als in droge grond gedijt. Mooi in grote groepen - een aanwinst voor de Japanse tuin.
Dat laatste geldt natuurlijk helemáal voor Iris ensata (Japanse Iris), 60-100 cm hoog en rijkbloeiend met bloemen van 8-15 cm. Graag in vochtige grond op een lichtbeschaduwde plek.
Voor een plek in de volle zon, op de eerste rij, kiezen we Iris pumila (dwergbaardiris) met stengeltjes van één centimeter(!) die elk wel twee of drie buisbloemen dragen. Met baarden! Ook graag wat kalk in de grond.
SPECIALIST
Wie ze wil gaan verzamelen kan bij ‘Iris en Hemerocallis Kwekerij Joosten’ in Rutten zijn hart ophalen. Kijk voor een voorproefje op hun website: www.kwekerij-joosten.nl. Deze kwekerij is onderscheiden door de Koninklijke Vereniging voor Boskoopse Culturen voor de Nederlandse Iriscollectie. De kwekerij is open op zaterdag, van 1 april tot 1 november. Leuk een dagje Noordoostpolder!
Maart 2006

vrijdag 10 maart 2006

GEVOELIGE TIJDSGEWRICHTEN


In míjn tuin …
… heb ik last van gevoelige tijdsgewrichten. Normaal is het natuurlijk om in de tuin last te hebben van allerlei andere gewrichten en dat heb ik óók wel, maar niet in de eerste maanden van het jaar. Want dan zit ik binnen bij de kachel, zonder bezigheden in de tuin. Maar omdat een mens toch ergens last van moet hebben, is daar mijn probleem met het tijdsgewricht.
Met name heb ik last van het tijdsgewricht van de maand januari. Zo heeft januari eenendertig dagen en dat is op zich niets bijzonders, want we hebben wel zéven maanden met eenendertig dagen. En toch duurt januari veel langer dan die andere zes maanden. Voor mijn gevoel is het de langste maand van het jaar en ook nog de vervelendste. Koud, nat, donker, o zo donker, met maar heel weinig uitzicht op wat meer licht. En totaal geen uitzicht op enig plantaardig leven in de tuin. Daar kun je behoorlijk somber van worden en hoepla: daar komt de ‘gevoelstemperatuur’ van onze weervoorspellers er overheen; tel er nog maar een week bij.
Maar in die laatste week gloort er hoop: februari nadert! De kortste maand van het jaar, peanuts vergeleken bij januari! Wie heeft er nog last van een tijdsgewricht?! Nou ik. Als ik geen koolmees hoor, geen zon zie en het sombere weerbeeld van januari zet zich voort, dan worden de vier weekjes van februari onafzienbaar. Zo gaat dat dus, met keurig afgebakende tijdsgewrichten! Uiteindelijk passeren de dagen precies op tijd en ik zit gewoon te zeuren.
Ik moet naar de kapper: een fris hoofd halen, en dan lekker aan de gang in mijn dappere tuin, die in de kou de moed niet opgegeven heeft. De sneeuwklokjes bloeien en ook ander bolgoed komt al boven. Een dikke merel neemt een bad en een waterig zonnetje flonkert in het opspattende water. Het is maart! We hebben het weer gehad, het wordt weer licht, met aan het eind van de maand het begin van de zomertijd! Dat is nog eens iets om naar uit te kijken!

Dag roodborst!
De tuin ontwaakt, knoppen zwellen en de vroege voorjaarsbloeiers maken zich op voor hún hoogtepunt van het jaar. Vogels proberen een eerste nest te bouwen; hoe moet dat ook alweer? Zelfs door maartse buien laten ze zich niet meer ontmoedigen en ik geniet letterlijk met volle teugen van de frisse voorjaarslucht. Het is tijd om aan de slag te gaan. Opgelucht haal ik mijn tuinspullen tevoorschijn: rozen snoeien, oude stengels afknippen, blad wegharken, “Ja, héél lekker weer!” (tegen de buurvrouw), en de hernieuwde kennismaking met oude bekenden en nieuwe aanwinsten van vorig jaar. In maart klopt alles weer: ik heb geen last meer van gevoelige tijdsgewrichten. Mijn éigen gewrichten moeten uit het vet en dat kan nergens beter dan in mijn maartse tuin!
Maart 2006

woensdag 15 februari 2006

HOE SCHOON IS JOUW TUIN?

Heggenmussen


Met deze titel haak ik even aan bij het populaire tv-programma ‘Hoe schoon is jouw huis?’, waarin moeder Liny en dochter Marja, beiden tot in de nagelpuntjes verzorgd, smerige huishoudens te lijf gaan. De keren dat ik het heb gezien, leefde ik ontzettend mee. Eerst met de diepe treurnis van zóveel troep, maar aan het eind van het programma met de grote vreugde van alle betrokkenen over zóveel schoonheid! Uiteindelijk is dat toch wat we allemaal willen: een schoon en opgeruimd huis. Maar weet je dat een schone en opgeruimde tuin óók zo’n ‘kick’ kan geven?! Nu de dagen lengen en de temperatuur omhoog kruipt, kunnen we ook buiten aan de slag. Stroop de mouwen maar op!
WÉG ERMEE!
Begin met het afdichten van je nagels met (groene) zeep, ook de nagelriemen: zo blijven ze schoon bij vieze klusjes. Kijk vervolgens eens om je heen, in de tuin. Wat staat daar nou al jaren bewegingloos in de hoek? Oud hout, metalen profielen, een roestig keukentrapje, kapotte emmers? Daar doe je echt niks meer mee, dus dat kan allemaal weg. Voor ijzerwaren, zoals fietsen, dat keukentrapje of bedspiralen kun je een ijzerhandelaar bellen; die haalt het zó op. Gebarsten bloempotten wikkel je in een oude lap en sla je vervolgens veilig met een hamer in stukken, om onderin nog hele potten een drainagelaag mee te leggen. Oude kapotte tuinslangen kun je in stukken snijden als je last hebt van katten in de tuin. Leg de stukken tuinslang in levensechte bochten in de border en de kat zal denken dat het een echte slang is: hij neemt de benen! Nóg wat katten- en hondentips. Strooi koffiedik op plaatsen waar je zéker geen katten wilt hebben. En honden- en kattenpoep in de tuin kun je bestrooien met cayennepeper. Na een bui moet je wel op herhaling, met de peper.
MUREN
Als alle rommel weg is, komen de muren aan de beurt. Resten van hechtwortels, zoals van klimop of wingerd, wrijf je in met een katoenen doek die gedrenkt is in zéér zout water met een scheutje afwasmiddel. Kozijn en muur krijg je zo in een handomdraai schoon. Groen uitgeslagen muren, maar ook terracotta potten, inwrijven met groene zeep en na een nachtje intrekken met water afspoelen.
PADEN EN TERRASSEN
Groene aanslag op en onkruid tussen de tegels kun je redelijk gemakkelijk wegspuiten met een hogedrukreiniger. Maar die heeft niet iedereen. Geen nood, de mogelijkheden zijn talrijk. Bij droog weer azijn op tegels, stenen en grind sprenkelen. Het onkruid zal verschrompelen en de groene aanslag verdwijnt. Of los een vaatwastablet op in een gieter met heet water en vul dit sop aan met koud water. Sproei het mengsel vervolgens over de stoep en schrobben maar. Voor een blijvend resultaat schijnt schrobben met biotex de oplossing te zijn. Maar er wordt ook geschrobd met heet water en groene zeep. Gebroken tegels zijn nu weer zichtbaar: vervang ze. Is het terras eenmaal schoon, dan kun je nieuwe aanslag voorkomen door de aardappelen boven het terras af te gieten - iedere dag een stukje opschuiven! Meng water met azijn in een bloemenspuit en besproei de plekken waar katten hun urine sproeien: de urinelucht verdwijnt en uiteindelijk ook de katten, want die houden niet van de azijnlucht. Besproei in de zomer ook de binnenkant van de groene container met (schoonmaak)azijn tegen ongedierte in het afval.

TUINMEUBILAIR
En dan nu de tuinmeubelen. Rotan stoelen worden schoongeborsteld met zout water: drie opgehoopte eetlepels op een emmer water. Voor plastic tuinmeubelen zijn speciale reinigingsmiddelen in de handel, maar het lukt ook met een niet te harde borstel en groene zeep. Nooit schuren, want in de krasjes zal het vuil zich vastzetten. Ook geen hogedrukreiniger gebruiken, want daarmee spuit je de glanslaag van het plastic af. Zijn ze eenmaal schoon, wrijf de plastic meubels dan in met autowas, waardoor vocht en vuil geen kans meer krijgen. Ook (schoon) tuinmeubilair van metaal vaart wel bij autowas. Zwarte en groene aanslag op teakhout kan verwijderd worden met een oplossing van groene zeep in heet water en een pannenspons. Afspoelen, goed laten drogen, licht opschuren met fijn schuurpapier en behandelen met speciale teakolie. Voor vergrijsde meubels de teakolie achterwege laten. Met rijwielolie kunnen assen en scharnieren van tuinmeubels gesmeerd worden. Over olie gesproken! Olievlekken op de tegels van de oprit moeten zo snel mogelijk behandeld worden. Strooi er kattenbakkorrels op en wrijf die krachtig fijn met een baksteen. Na een dag (zonder regen!) de korrels opvegen en inleveren als klein chemisch afval.
HYGIËNE
Oude bloempotten wemelen van de schimmels en de bacteriën. Borstel ze schoon met één deel bleekmiddel op negen delen water. Goed naspoelen. Hygiëne is niet alleen in bloempotten belangrijk. De compostvoorraad moet altijd worden afgedekt, tegen ‘bemesting’ en daarmee eventuele besmetting, door katten, honden en vogels. Houd tuingereedschap scherp en schoon. Dat gaat heel goed in een bak met zand en wat (mineraal) olie. Klop het gebruikte gereedschap eerst af en ‘schuur’ het dan in de zandbak schoon. Schepjes en schoppen kunnen er gewoon in blijven staan.
BRONNEN!
En hoe weet ik dat allemaal? Voor een deel geleerd door schade en schande, maar er is ook een keur aan boeken op dit gebied (weet je nog: Klazien uit Zalk!). Ook op Internet is veel te vinden, op sites als www.omaweetraad.com bijvoorbeeld. En dat gaat natuurlijk niet alleen over de tuin allemaal.
Laatste tip: voer de goede adviezen meteen uit, anders blijf je lezen en vergeet je ze weer!
Februari 2006

vrijdag 10 februari 2006

ONDERONS

In míjn tuin …
… doe ik praktisch alles alleen. En dan ‘praktisch’ in de betekenis van: nagenoeg, vrijwel, maar óók in de betekenis van: doelmatig, handig.
Want in de loop der jaren heb ik mijn man er, om zo te zeggen, uitgewerkt. Zijn belangstelling gaat in de eerste plaats uit naar bomen en zijn die eenmaal geplant, dan hoeft daar niets meer aan te gebeuren, vindt hij. Goed voor veel tijdrovende discussie!
Op de tweede plaats staat grasmaaien. Daar had hij nou werkelijk plezier in. Met een gierend handmaaiertje trok hij zijn baantjes op onze weilandjes, voor en achter. Vergeven van de madelieven en de paardebloemen, kweekgras, klaver, noem maar op.

Het Gronings platteland: Groninger klei
Met kuilen en hobbels, want het héét hier wel platteland, maar het ís het niet! En bij de aanleg van onze gazons wisten wij niet, dat er gewalst moet worden vóór het zaaien. Ik had trouwens ook geen baljurk. In plaats daarvan bonden wij plankjes onder onze schoenen en liepen daarmee dwaas achter elkaar aan over de hobbelige grond. En dat komt nooit meer goed.
Maar toch, na een maaibeurt, als de kleur weer bijna egaal groen was, zag het er nog best aardig uit. Bovendien was mijn man een meester in het afsteken van de graskantjes. Heel fijntjes: met een schoffeltje. Dat duwde hij, achterstevoren, diep in de grasmat, om vervolgens met een krachtige uithaal zo’n randje gras de border in te zwiepen. Perfecte graskantjes!
Jammer was, dat hij niet voor al zijn hobby’s hetzelfde enthousiasme kon opbrengen en zo bleef het maaien er nog wel eens bij. En het afsteken. Dan hadden we weer weiland. Uiteindelijk sleet het gras in de achtertuin vanzelf weg en niemand vond dat erg. Integendeel: ik ontdekte ruimte voor álle planten die ik graag wilde hebben. Als we dat gras in de voortuin nou ook eens opdoekten? Maar daar wilde mijn man niet van horen en een paar weken lang trok hij weer zijn baantjes en schoffelde de kantjes.

Kijk, zó ongeveer!
Tot ik op een van zijn schaakavonden de schop in de grasmat zettte. Daarmee kwam er een eind aan de bemoeienissen van mijn man met de tuin: hij trok zich terug, met zijn schaakspel. Nu had ik het rijk alleen. Ik hoefde met niemand meer te overleggen en niemand te overtuigen van mijn grote gelijk! Al die energie ging voortaan rechtstreeks naar de tuin! Heerlijk! Een tuin voor mij alleen! Maar dit blijft even onderons, hoor! Mijn man denkt namelijk, dat ik een zware taak op mij genomen heb (veel zuchten en steunen tijdens het tuinwerk) en dat hij daar iets tegenover moet stellen. Ik hoef dan ook maar naar mijn rug te grijpen, of hij rent naar de keuken om eten te koken.
Heb ik praktisch een uur extra in de tuin!!


Februari 2006