zaterdag 10 september 2005

KETEN IN DE KEUKEN


In míjn tuin …
… heb ik ook fruit. Dat voegt iets toe. De krentenboom is altijd mooi, hoewel 's zomers niet toegankelijk. Dan klétteren de krenten naar beneden tijdens het geruk aan de boom door tientallen vogels tegelijk. Die hebben een razendsnelle stofwisseling en de poep klettert net zo hard mee! Dat heeft ook een voordeel: de krenten zijn niet meer geschikt voor consumptie en dat scheelt een hoop werk. Want met fruit moet je 'iets doen'! Mijn omgeving volgt met belangstelling de ontwikkelingen in de kruisbes.
Begin juli is het zover: "Zijn ze al rijp?" "Próef maar," zeg ik onwillig. Mijn man zoekt er een uit, aarzelt even, maar steekt hem dan toch in zijn mond. Ik zie zijn gezicht vertrekken - 't is elk jaar weer even wennen! Maar hij herstelt zich en zegt: "Rijp!" Ik ben de klos. Dat wordt een middag 'keten in de keuken'!
Want jam maken is een beproeving. Van je conditie, je improvisatietalent en je bekwaamheid als huisvrouw. Menige pot jam van mijn hand is geëindigd in de yoghurt: te dun. Dus haalde ik eerst geleisuiker. Ik zou het nu eens goed aanpakken! De koelkast werd afgestruind op zoek naar potten met deksels. Ja, ik moet ze toch érgens vandaan halen.
Bessen (au!) plukken en schoonmaken: steeltje, kroontje; steeltje, kroontje; honderden kruisbessen gingen door mijn handen. Wassen en laten uitlekken. Dan meldt het recept: "Maak de vruchten fijn." Maar de pureestamper boog alleen maar door en ik halveerde de bessen één voor één met een aardappelmesje(!).
"Meng de vruchten met de suiker." Er kwam een raar luchtje vanaf, maar ik besloot te vertrouwen op de Keuringsdienst van Waren en bracht het mengsel al roerend aan de kook. "Vul de potten tot de rand met jam." Dat zou niet meevallen, met een pan vol kokend hete, sputterende smurrie, die ook nog eens snel verwerkt moest worden. Maar het aanrecht stond al vol met troep, die ik in de aanloop naar dit hoogtepunt gemaakt had en ik besloot in dezelfde geest door te gaan. Met twee pannenlappen pakte ik de pan en mikte op de gereedstaande potten. Álles zat eronder. Maar denkend aan de Keuringsdienst van Waren draaide ik snel de deksels erop en zette ze, onder alweer veel au-geroep, ondersteboven: de laatste tip in het recept.
Het was allemaal niet voor niets geweest. Mijn man was opgetogen toen hij de plakkerige potten op het aanrecht zag staan en ik kon mij nog net aan een plakkerige pannenlap vastgrijpen, toen hij zei: "Waarom planten we niet méér fruit in de tuin?"

September 2005

zondag 10 juli 2005

STRAFBLAD

In míjn tuin …


... staat een brievenbus. Daar zit van alles in. Een handvol oorwurmen, een fraai spinnenspinsel en laatst, op een mooie zaterdag, een dikke envelop van ‘Gerechtsdeurwaarders Bos’. Nee toch! Zóu het?! Vol verwachting scheur ik de envelop open. Wat ik heb met de deurwaarder? Nou, wij schrijven met elkaar, sinds zeven jaar. En dit is al zijn tweede brief!
In januari ’98 werd in de stad de jas van mijn studentenzoon gestolen, met daarin portemonnee, identiteitsbewijs, horloge, OV-jaarkaart, pinpas, kortom: alles. Hij had nog geen kwartje meer om naar huis te bellen. Rillend van de kou heeft hij in het donker, in de sneeuw, de omgeving nog afgezocht, maar helaas.
Wat later werd meneer B. opgepakt, die een waslijst van diefstallen bekende, waaronder deze. De buit was ‘weggegooid’. Er volgden rechtszittingen die steeds niet doorgingen, omdat B. niet kwam opdagen, danwel onvindbaar was. Maar uiteindelijk werd hij veroordeeld, o.a. tot betaling van de schade, alsmede de incassokosten. Voor de incasso werd ons ‘Gerechtsdeurwaarders Bos’ aangeraden; die had al een vorderingenlijst voor B. Wij kwamen keurig op de lijst; daarna niets meer vernomen. Tot deze dikke brief op die mooie zaterdag! Op het terras, in mijn tuin vol onbeschreven blad, sloeg de stemming echter snel om: B. is geëmigreerd en of wij de kosten van de deurwaarder, 72 euro en 39 eurocent, maar wilden overmaken.
<> </>
onbeschreven blad ...
Niet dus en daar hadden we zóveel argumenten voor, dat we er móe van werden.
“Ach,” zei mijn onlangs gepromoveerde zoon, die net op bezoek was, “ik betaal het gewoon en dan zijn we er vanaf.” Zeg dat wel! Maar ik wilde mijn deurwaarder toch een brief terugschrijven: over wie hier veroordeeld was, de verjaringstermijn, dat ie zichzelf ook maar op de lijst met vorderingen moest plaatsen en dat B., die kennelijk vrij reizen heeft, nog wel eens terug zou kunnen keren naar dit land, waar ... enzovoorts!
Tegelijkertijd besef ik ook wel, dat deze deurwaarder nog ergens wat kleine lettertjes heeft liggen en als ik niet betaal, zou hij wel eens langs kunnen komen. Mij weet hij wel te vinden! Om beslag te leggen. Er zullen kosten overheen komen: voor het aanbellen, misschien ook voor de veilingmeester? Dan levert onze televisie vast niet genoeg op. Wat dan wel? O nee! de computer!! Maar dan kan ik geen stukjes meer schrijven! En ik moet jullie nog waarschuwen: om geen deurwaarder in de arm te nemen!
Ik denk aan emigreren, op deze mooie zaterdag, en somber staar ik de tuin in waar geen strafblad is te zien.

Juli 2008

woensdag 15 juni 2005

UIEN IN JUNI!

HEGGENMUSSEN

Juni is in de tuin een beetje een overgangsmaand. Het ‘traditionele’ bolgoed laat het zo zoetjesaan afweten, samen met de voorjaarsbloeiers, en de uitbundige zomerbloei laat nog even op zich wachten. Voor alliums (uien!) is dit hét moment om de show te stelen. Trots en vrolijk prijken de roze, witte en paarse bollen (hoog) op hun stevige stelen in de steeds dichter groeiende border. Probleemloos laten ze zich combineren met allerlei andere planten, waarmee ze in elk type tuin kunnen worden toegepast; van ‘strak’ tot ‘natuurlijk’. Er zijn honderden soorten bekend, maar dat is vooral interessant voor botanici en verzamelaars. Voor de tuinier is een keuze uit enkele tientallen soorten ruim voldoende.


UIEN VOOR DE SIER
De alliums behoren tot de uienfamilie. Het zijn weliswaar sieruien, niet bedoeld voor consumptie, maar ze hebben vaak wel een onvervalste uiengeur. Niks mis mee, zolang je ze niet in een vaasje in de kamer zet: dan zóu de geur kunnen gaan tegenstaan! Want de meeste alliums zijn uitstekende snijbloemen: ze houden het wel een tijdje uit op de vaas. Nog meer pluspunten: het is een gemakkelijk bolgewas voor normale grond, op een zonnige standplaats, maar er zijn ook schaduwliefhebbers bij. Staan ze zó vrij dat hun al snel vergelend blad storend is, dan mag dat gewoon worden afgeknipt zodra de bloeiwijzen op kleur komen. Ze zijn niet gevoelig voor slakken en luizen en ook na de bloei nog lang mooi. Hun bolvorm blijft behouden en ze zijn zelfs in droogboeketten toe te passen. Andrew Lawson, een bekende Engelse tuinfotograaf, gaat zelfs zover dat hij, vlak voor de komst van bezoek, nog even wat gedroogde alliumschermen in zijn winterse tuin in de grond prikt. Bewondering alom!
Wanneer je alliums de tijd gunt om zich in je tuin uit te zaaien, zul je na wat jaren verrast worden met nieuwe bloeiende exemplaren. De bollen kunnen in de grond blijven en bloeien jaar in, jaar uit. Alleen de grote alliumbollen zullen na de bloei wat bemesting nodig hebben.

Allium nigrum
COMBINATIES
Vooral de hogere alliumsoorten zijn bij uitstek geschikt voor ‘etagebeplanting’: wanneer je in het najaar (november) de alliumbollen plant, kun je er meteen een vaste plant bijzetten. Hosta’s zijn zeer geschikt voor geraffineerde combinaties, met hun pastelkleurige bloemen op hoge stengels, al dan niet gelijktijdig in bloei met de alliums. Leuk om hier een najaarsavond op te puzzelen! De geelgerande hosta’s zou ik combineren met de dieppaarse allium ‘Purple Sensation’ (in 2002 gekozen tot ‘bol van het jaar’), 80 cm. hoog, of de 60 cm. hoge allium atropurpureum: net even iets donkerder van kleur. Bij witgerande hosta’s zou ik kiezen voor allium nigrum: een halve bol vol zuiver witte bloempjes met een groen hart, waarin later de zwarte zaden (nigrum!) zichtbaar worden. Ook 80 cm. hoog. Ingekaderd in strakke (buxus)haagjes goed toe te passen in een formele, dan wel strakke tuin. Datzelfde geldt voor een combinatie met heuchera ‘Palace Purple’ met zijn bronsrode blad. Kies dan voor rozebloeiende alliums, zoals de lilaroze allium afflatuense, 80 tot 90 cm. hoog. Of iets subtieler: allium roseum, zilverig roze en slechts 40 cm. hoog. Allium unifolium is ook zo’n liefje, maar of die met zijn 30 cm. boven de heuchera uitkomt? Combineer die maar liever met akeleien, voor een speels en luchtig effect. En misschien is allium cernuum, ook 30 cm. hoog, dan nog wel leuker, met tot veertig knikkende roze bloempjes per stengel - als het meezit: de hele zomer! Ook leuk tussen kleine hostasoorten, met donkerpaarse bloemen.

De in het najaar bloeiende anemonen zijn er met hun mooi gevormde forse bladeren al vroeg bij. Hiertussen past een forse allium: allium giganteum! Violetpaarse bolvormige bloemschermen (doorsnede 15 cm.) op stengels van maar liefst 150 cm. Voor wie een passende vaas heeft: ook deze allium doet het goed als snijbloem! Een lilaroze variant is allium stipitatum. De bloemen zijn iets kleiner, zo’n 10 cm. in doorsnee, en staan op stengels van 100-150 cm. Ook in groenwit: allium stipitatum album.

Allium nigrum in combinatie met van alles!
NATUURLIJK
Maar laten we even buiten de buxusperkjes stappen, want de allium leent zich ook uitstekend voor minder formele beplantingen. Een heel mooi voorbeeld daarvan is te zien in de Tuinen van Ruinen, waar de vroegere eigenaar, Ton ter Linden, schilder en tuinontwerper, een border heeft aangelegd waarin alliums lijken te zweven te midden van papavers, geraniums, akeleien en luchtige grassen: een stukje adembenemende natuur! Ook heel goed te verwezenlijken in een kleine(re) tuin. Met bovengenoemde planten, maar bijvoorbeeld ook met eenvoudige koekoeksbloemen. De roze koekoeksbloem geeft een romantische sfeer in combinatie met allium ‘Purple Sensation’. Witte koekoeksbloemen geven een helder contrast. Hetzelfde verhaal gaat ook op voor rode en witte valeriaan (Centranthus ruber). Leuk gras om de hogere alliums mee te combineren is stipa gigantea (vedergras), evenals briza media (tril- of bevertjesgras). Voor een ijl, transparant effect. Ook allium spaerocephalon past goed in zo’n natuurlijke omgeving. De Nederlandse naam is ‘trommelstokje’ en zo zien ze er ook uit: kleine roodpaarse bolletjes op lange stelen, die later ook wel wat zwieren - een leuke accentplant. Ook zwierig, maar dan op een chique manier, is nectaroscordum siculum, voorheen allium bulgaricum. Tijdens de bloei hangen sierlijke rood-groen-witte-klokjes naar beneden, maar in het zaadstadium staan de stengeltjes weer omhoog op de 100 cm. hoge stelen. Mooie plant. Wie iets met geneeskunde heeft, zal zich ongetwijfeld aangetrokken voelen tot de allium sativum ophioscorodon: de aesculaap-ui. Aanvankelijk buigt de stengel (80-100 cm.) zich in een fraaie krul, om zich vlak voor de bloei te strekken, waarna kleine zwarte bolletjes zichtbaar worden. Heel apart!
SMAAKVOL
En dan zijn we nu toe aan de smulpapen onder ons, want het voortdurend in lekkere uienluchtjes verkeren, maar er niet van kunnen eten, is voor sommigen echt teveel gevraagd! Ga naar de groenteman. Koop een potje bieslook en plant dat in de tuin. In een grote pot kan natuurlijk ook. Nu heb je allium schoenoprasum in je tuin en nog vast ook! Jaar in jaar uit komt deze allium al vroeg in het voorjaar op en bloeit ook nog eens met grappige lila bolletjes, die in de sla geen gek figuur slaan! Als je wilt, kun je dagelijks stengeltjes plukken: het groeit zó weer aan. Fijngeknipt lekker door de sla, over gebakken aardappeltjes (niet meebakken!), door de tomatensalade of op een boterham met kaas. Ik denk zelfs dat pindakaas er lekkerder van wordt. Recept voor bieslookboter: roer een pakje roomboter zacht met twee eetlepels citroensap, voeg plm. acht eetlepels fijngeknipte bieslook toe en eventueel wat zout en versgemalen peper. Tot gebruik in de koelkast zetten. Lekker op (stok)brood, maar ook in klontjes of krullen op aardappelen, groenten en vlees bij de warme maaltijd. Voor liefhebbers van knoflook is er de allium tuberosum, chinese bieslook, ook wel knofbieslook genoemd. Op dezelfde manier toe te passen als gewone bieslook, alleen zijn hier de witte bloemschermen, voor zover ik weet, niet eetbaar. De knoflooksmaak is heerlijk en blijft niet ‘hangen’, zoals bij echte knoflook.
Kort samengevat: het is beslist niet ui-ig om alliums royaal toe te passen in je tuin. Ze zijn mooi in alle stadia en van zulke planten heb je het langst plezier!
Juni 2005

vrijdag 10 juni 2005

OPTOCHT VAN KRAKEPITTEN

In míjn tuin …

... kun je wonderlijke optochtjes tegenkomen van voorkruipers, treuzelaars en één naloper. Dat ben ik natuurlijk. Altijd achteraan, altijd te laat, vroeger in de gymles al en nu dus in mijn tuin. Mijn schoonmoeder zou ze ‘optocht van krakepitten’ genoemd hebben!

tamboer-maître!

De voorkruipers zijn die leuke bodembedekkertjes, die in tuincentra in net zulke kleine potjes staan als ‘gewone’ planten. Maar o wee, als je ze daar uithaalt en ze in je tuin zet. Ruimte geven hoeft niet: die nemen ze zelf wel. Hun nazaten zwaaien zich aan lange stengels behendig over andere planten heen, schieten bij de eerste aanraking met de grond wortel, om vandaar in rap tempo hun eigen nazaten te lanceren. Of ze verspreiden zich geniepig via ondergrondse wortelstokken. En overal zaadjes laten vallen natuurlijk. Daarbij bloeien ze ook nog heel verleidelijk, zodat je ze ‘nog maar even hun gang laat gaan’.
Helemaal fout! Nalopen moet je ze, die brutalen die je halve tuin hebben, en uittrekken! Neem het op voor de planten, die zo bescheiden hun plaats weten en geen verweer hebben tegen deze Van Dalen (lelietjes, ja), guichelheil, smeer-, bloed- en adderwortel, kwispelgerst, slijkgras, stinkende gouwe, tripmadammen en dovenetels! (Ik ken ze echt wel, hoor, de Nederlandse namen!)
Ach, die arme treuzelaars, die maar niet kunnen besluiten of ze nu eindelijk zullen gaan bloeien en dan alweer overwoekerd worden door vrolijke roze, witte en gele dovenetels. Wég is de zon op de blootgelegde wortelstokken van de ‘Iris germanica’ die ik in 1993 heb geplant en die in mei 2000 voor het eerst bloeide. Zeker een millenniumschok gehad. Ik dacht toen dat hij over zijn besluiteloosheid heen was en verheugde mij op een jaarlijks terugkerend feestje met grote witte irisbloemen. Maar nee hoor! Niets dan blad rees op uit de wortels. Soms meende ik daar in het voorjaar iets te voelen, voorzichtig tussen duim en wijsvinger, maar de bloemen bleven weg.
Dan hield ik maar weer op met het nalopen van de voorkruipers; je wilt tóch kleur in je tuin. Ik wist intussen wel dat je irissen om de paar jaar, na de bloei, moet opspitten en opnieuw uitplanten. Zou dat helpen? Ik nam mij voor de irissen in andere tuinen goed in de gaten te houden, zodat ik op het juiste moment mijn onwillig exemplaar vanonder de dovenetels zou kunnen opspitten. Maar raad eens: een dikke knop prijkt plotseling boven de dovenetels en als een tamboer-maître voert mijn ‘treuzeliris’ voor de tweede keer in twaalf jaar de optocht aan van krakepitten in mijn wonderlijke tuin!

Juni 2005

zondag 15 mei 2005

MEIZOENEN

HEGGENMUSSEN
Mei is één van de mooiste maanden van het jaar. Als je in januari je nieuwe kalender doorbladert, lijkt het onbereikbaar ver weg, maar toch is het nu zover! Voorjaarsgeuren drijven door de straten, steeds meer struiken en planten komen in bloei en daarboven sluit zich het bladerdak van de bomen. Mei is om te zoenen! Daarom hebben we ook meizoentjes, ofwel madeliefjes. Dit plantje is zó gewoon, dat het door velen tot onkruid bestempeld wordt. Maar je kunt er leuke randjes mee maken in je tuin en bovendien: wie het kleine niet eert is het grote niet weerd.



PIOENEN
Grote, om niet te zeggen ‘grootse’ bloeiers in mei (en juni) zijn pioenen; forse planten, die in elke tuin een plaatsje verdienen. Al vroeg in het voorjaar komt het bijna gefranjerde blad rood boven de grond. Met het rekken van de stengels verkleuren ze naar een matte tint groen en in de tweede helft van april al worden de bloemknoppen zichtbaar. Heel klein nog, maar je kunt ze al tellen! Naarmate de temperatuur oploopt neemt de plant in omvang toe en groeien de bloemknoppen uit tot spannende kogelronde bollen, waar mieren druk overheen kruipen, zonder overigens schade aan te richten. Voor luizen en slakken is de pioen trouwens ook niet aantrekkelijk: een extra pluspunt!
En dan komt het moment waarop de eerste bloem in bloei komt: de crêpepapieren bloemblaadjes bevrijden zich kreukelig uit de strakke knop en verspreiden hun heerlijke geur - als je daarvoor gekozen hebt! Want ze geuren niet allemaal. Het spektakel houdt een paar weken aan, afhankelijk ook van het weer. Regen doet de pioen geen goed, maar er is veel te redden door de planten tijdig te steunen. Zelf gebruik ik het ‘Peacock’ plantensteunsysteem. Twee steunstokken laat ik zomer en winter bij de pioenen staan, zodat de wortels niet nodeloos beschadigd raken. Zodra het blad in het voorjaar zichtbaar is, leg ik een rooster over de plant heen, tussen de stokken. Zo nodig kan het rooster later verder omhoog geschoven worden. Een prima steun en vrijwel onzichtbaar. Zijn de pioenen uitgebloeid dan blijft het aantrekkelijke blad de rest van de zomer een groene buffer, zoals dat heet, tussen de zomerbloeiers.

Linksonder is een hoekje van het steunrooster te zien.
Als de plant nog jong is kun je de uitgebloeide bloemen er beter uitknippen, maar bij wat oudere planten hoeft dit niet, zodat je ook nog plezier hebt van de zaaddozen. Pioenen zaaien kán, maar vraagt veel geduld: het duurt wel drie tot vijf jaar voor je zelfgezaaide pioen bloeit. Het loont dus om deze plant kant-en-klaar te kopen. Dan kan het trouwens nóg even duren voor ze bloeien, omdat de plant slecht tegen verstoring van de wortels kan. Let goed op bij het planten: de pioen mag niet te diep staan - dan bloeit hij niet. Vijf tot zeven centimeter grond op de wortels is genoeg. Een plekje in de zon heeft de voorkeur, maar halfschaduw kan ook. En dan graag in goed doorlatende, vruchtbare grond, want een pioen houdt niet van natte voeten. Wel goed vochtig houden, vooral het eerste jaar na aanplant. Een mulchlaag van compost kan daarbij helpen. Je zou bijna denken dat het een lastige plant is, maar dat valt erg mee. Zo hoeft hij maar om de paar jaar bemest te worden, met koemestkorrels en beendermeel.


Als een pioen eenmaal goed staat, gaat hij gemakkelijk vijftig jaar mee! Moet hij toch verplant worden, dan kan dat, maar de bloei zal waarschijnlijk een jaar achterwege blijven. Ook een kwakkelwinter is niet bevorderlijk. Voor een rijke bloei hebben pioenen een flinke vorstperiode nodig. Soortecht vermeerderen gaat het best door de plant te delen. Doe dat in de herfst, zodat de ‘nieuwe’ planten nog voor de winter zullen aanslaan. Graaf de plant in zijn geheel uit, spoel de wortels schoon. Als je ze daarna een paar uur laat drogen, is de wortelkluit gemakkelijker in stukken te snijden. Elk stuk moet zeker vier tot vijf ogen hebben. Plant ze terug in bemeste tuinaarde op ruime afstand van elkaar: zodat ze weer ‘groots’ kunnen uitgroeien.
MAAR WELKE?
In Nederland kennen we al eeuwenlang de boerenpioen (paeonia officinalis); bloeit karmozijnrood in mei/juni en wordt plm. 60 cm. hoog en breed. Cultuurvariëteiten van deze soort zijn er enkel- en dubbelbloemig in oranjerood, donkerrood, wit en zelfs in zalmkleur. ‘Rubra Plena’ heeft gevulde robijnrode bloemen en is een pláátje. Jammer dat ze een onaangename geur hebben. Voor een heerlijk zoete geur kun je beter een chinese pioen kiezen: paeonia lactiflora, plm. 90 cm. hoog en breed. Chinese kwekers hebben, door eeuwen heen, honderden cultuurvariëteiten voortgebracht. Een van de bekendste is ‘Sarah Bernhardt’: zachtrose, dubbelbloemig en goed geurend, een wolk van een bloem! Een wit alternatief is ‘Duchesse de Nemours’, ook geurend. De paeonia lactiflora kent ook enkelvoudige bloemen, zoals de ‘White Wings’, met een royale bos gele meeldraden. Bij andere cultivars, enkel- of dubbelbloemig, zijn de meeldraden gemuteerd tot smalle lintjes, vaak in de kleur van de bloemblaadjes. ‘Bowl of Beauty’ is zo’n pioen, maar dan met roomkleurige ‘meeldraden’ in roze bloemblaadjes. Bij veel dubbelbloemige pioenen ontbreken overigens de meeldraden - die zijn één en al ‘petticoat’!
Een verhaal apart levert de boompioen, paeonia suffrutticosa, wel tot twee meter hoog! Indrukwekkend, met gigantische bloemen. Maar ze vragen in ons klimaat iets meer zorg dan hun lager bij de grondse familieleden. Natte voeten verdragen ze beslist niet en het verdient dan ook aanbeveling het plantgat te voorzien van een laag stenen of grind voor een betere drainage, vooral in de winter. In tegenstelling tot de andere pioenen, die in de winter bovengronds afsterven, behoudt de boompioen zijn stengels. In het voorjaar lopen ze opnieuw uit - niet afknippen dus!
Ook de bloemen van de boompioen zijn variabel: enkel, halfdubbel of gevuld in roze, geel of wit, soms met een donkere vlek aan de voet. ‘Reine Elizabeth’ heeft grote gevulde bloemen, met enigszins gekartelde randen, zalmroze kroonbladeren met een fel koperrode gloed. ‘Rock’s Variety’ is halfdubbel, wit met chocoladekleurige vlekken aan de voet. Het proberen waard!
DE EERSTE DE BESTE
Bijzonder aangeprezen wordt paeonia mlokosewitschii. Zo, nu zit je tong in de knoop! Met de uitspreekbaarheid van namen wordt in de plantenwereld geen rekening gehouden. De Engelsen noemen deze plant dan ook ‘Molly the Witch’ (Molly de Heks)! Afgezien van de naam is het een prachtige plant die als eerste van de pioenen in bloei komt: vaak al in april. De klokvormige bloemen zijn enkel en zwavelgeel met een kroon van goudkleurige meeldraden. Het blauwgroen berijpte blad heeft rode nerven en in zijn geheel is ‘Molly’ goed te combineren met blauwbloeiende planten. Laat de zaaddozen vooral zitten: aan het eind van de zomer gaan ze wijd open en worden glanzende zwarte bessen zichtbaar. Een absolute aanrader.
In alle gevallen kan het dus tot een paar jaar duren voor de eerste bloemen te bewonderen zijn: een reden temeer om de aanschaf van een pioen niet langer uit te stellen. Als je ruimte hebt voor meerdere exemplaren zou ik kiezen voor opeenvolgende bloei, zodat je ook de hele maand juni nog kunt genieten van deze superdikke meizoenen!
Dikke meizoen!
Mei 2005

dinsdag 10 mei 2005

KIPPEN

In míjn tuin …


... woedt een strijd op leven en dood, achter de heg, in het ‘buitentuintje’. Ik heb het over mijn twee kippen. Ze vechten niet met elkaar, maar ieder voor zich. Roerloos en geluidloos, want mijn kippen zijn zuiver plantaardig. Ik heb ze zelf geknipt - uit struikjes ‘lonicera nitida’.
                                                                            
Gelukkig maar, dat ze niet echt zijn. Dan zou horen en zien je vergaan. Heb je wel eens een kip een ei horen leggen? Het begint met een zacht, aanhoudend gejammer dat langzaam, maar wel heel zeker, aanzwelt. Tussendoor haalt de kip hard en hoog uit: tòk! tok tok tok tok wi-èèh! Steeds harder, tot ze uiteindelijk schreeuwend haar ei legt. Een goed gespeelde barensscène op de televisie is er niets bij.
Maar voor een echte kip is dit dagelijkse routine. Nee, dan wat mijn kippen meemaken. Die worden ondergepiest en -gepoept, ‘en passant’ in elkaar getrapt en dan kom ik ze redden door tien buisjes per kip door ze heen te timmeren - zodat ze niet meer tot op de grond vertrapt kunnen worden.
Voor honden en katten maakt het trouwens niks uit, of zo’n kip gelardeerd is of niet. Gezien: ergens gaat een voordeur open, hond stormt naar buiten, regelrecht naar mijn kippen, plast er flink tegenaan, rent terug, voordeur klapt dicht! Ook weer klaar!
Katten snuffen eraan met kleine rukjes: alsof de kippen onder stroom staan. Als het ze bevalt (of juist niet?) draaien ze zich om en gaat hun staart in top. Tot zover kun je rustig toekijken. Maar begint de staart te trillen, dan ben je te laat: met een krachtige straal markeert de kat het struikje: “Die is van mij!” En zonder nog om te kijken wandelt hij weg. Of zij: een poes kan het ook.
Menigmaal heb ik op het punt gestaan mijn kippen uit hun lijden te verlossen. En daarmee ook meteen mijzelf, want ik lijd hevig mee. Maar een grenzeloos vertrouwen in mens en dier (het zal toch wel een keer ophouden?) weerhield mij en steeds borg ik de zaag weer op.
Toen kwam de vorst. Één nachtje maar, zo’n twintig graden. Mijn wintergroene kippen, nog gebutst en gedeukt van het laatste molest, leken het nu zelf op te geven: dor en bruin stonden ze daar, gereed om al het blad te laten vallen. Dan toch maar de zaag erin? Maar als het weer genoeg is opgeknapt om iets in de tuin te doen, zijn mijn kippen alweer voor de helft uitgelopen en ik kan het niet over mijn hart verkrijgen.
De strijd zet zich voort - ongehoord - in het ‘strijd’perk in mijn tuin!
 
Mei 2005

zondag 10 april 2005

PRONKJUWEEL

In míjn tuin …
... staat sinds 19 mei 1976 een berkenboom: aangeplant op de eerste halve verjaardag van onze oudste zoon! Eerder kon niet: toen hadden we nog geen tuin. Deze berk kwam uit het sortiment 'bosplantsoen' van kwekerij Veenstra in Garmerwolde. Voor ƒ 1,- mocht het boompje mee. Onze zoon kreeg een rode anjer van mevrouw Veenstra, zodra zij hoorde van zijn halve verjaardag!
Wij kochten alles voor onze lapjes klei in Garmerwolde, zo uit de grond. Veenstra ging ons voor, op zijn klompen, en wees: "Die is mooi en dat is leuk en die daar …" Wij hadden geen benul van planten en lieten ons graag leiden. Zodra we knikten, zette Veenstra zijn schop onder de aangewezen plant en was ie voor ons. De naam waren we op hetzelfde moment weer kwijt, maar mooi dat ik een aantal van deze planten nog steeds heb! Waaronder dus die berk. Hij is uitgegroeid tot een prachtige volwassen boom met een ruwe, gegroefde bast.
De tuin werd er evenwel door de jaren heen niet lichter op, maar vooral mijn man vond alles aan de berk mooi, ook zijn schaduw! Tijdens een buurvrouwenpraatje buiten kwam ik tot het inzicht dat er toch iets moest gebeuren. Ook de buurvrouwen vonden dat er gesnoeid moest worden. Die tak en die en die daarboven: daar zou ie van opknappen! Slechts één obstakel belemmerde de voortgang van de besluitvorming: mijn man. Kom níet aan zijn berk! Maar beide buurvrouwen boden mij slaapgelegenheid, mocht het tussen mijn man en mij tot een verwijdering komen. Tijd om de ladder te halen, en de zaag! Een buurvrouw hield de ladder vast en gaf aanwijzingen, ik hanteerde de zaag. Het aantal gesnoeide takken schat ik op eenderde van het bezit van de boom - het was in ieder geval véél.
Toen kwam mijn man thuis. Geen reactie. Dat maakte mij overmoedig, dus ik vroeg: "Zie je niks?" Dan kijkt hij altijd verschrikt naar mijn hoofd: of ik naar de kapper geweest ben. Maar toen ik zei: "De berk is gesnoeid," ontplofte hij. Ik heb het niet letterlijk onthouden allemaal - ik luisterde ook niet echt, want er was toch niets meer aan te doen. En spreken is zilver, maar zwijgen is goud! Na een uur besloot hij zijn protégé van dichterbij te bekijken en kwam toen met een verrassende mededeling: "'t Is inderdaad beter zo."
Sindsdien beklimt hij af en toe zelf de ladder om de berk op te kronen of uit te dunnen. En nog steeds heeft hij geen berk gezien, die zo mooi is als de onze: het pronkjuweel van onze tuin!

April 2005

dinsdag 15 maart 2005

VROEGE VOORJAARSBLOEIERS

Heggenmussen


Pasen valt vroeg dit jaar – en de winter laat! Dan moeten we de paaseitjes maar omsmelten tot warme chocolademelk, het is niet anders. Toch is er soms een hoopvolle zonnige dag. Op zo’n dag zag ik een musje spelen met een oud veertje tussen de broodkruimels. “Meenemen joh, naar de dakgoot!” mompelde ik achter het raam. Maar toen het veertje niet eetbaar bleek, verloor de mus zijn belangstelling. Later die dag zag ik een merel druk bezig met een stengeltje, boven op een struik. Maar toen het stengeltje viel ging ze lekker op de schutting zitten – ze maakte een opgeluchte indruk. Het is gewoon nog te vroeg. Toch is een wandelingetje door de tuin nu de beste manier om in een voorjaarsstemming te komen. Want er bloeit al van alles! Als je het tenminste aangeplant hebt.

Helleborus in de sneeuw
KERSTROZEN
Voorop lopen altijd de kerstrozen, Helleborus (klemtoon op de tweede ‘e’!). De witte, groene en rozerode bloemen steken mooi af tegen de donkere grond, terwijl de bijna zwarte exemplaren beter uitkomen boven een laagje sneeuw. Knip het oude blad maar gauw weg en geniet van de bloemen op hun elegante stengels, maandenlang. Helleborus geeft leuke zaaddozen die je rustig kunt laten zitten. Zaailingen rond de plant kunnen te zijner tijd op een eigen plek uitgeplant worden. En dan blijft het nog even een verrassing welke kleur de bloemen zullen hebben: Helleborus kruist heel gemakkelijk. De bloemen zijn wel naar beneden gericht; om in hun gezichtje te kijken moet je ze even optillen. Staan ze eenmaal op de goede plek, dan kunnen ze daar jaren blijven staan. Scheuren en delen is niet nodig. Een handje beendermeel wordt wel op prijs gesteld. Later in het seizoen is het helleborusblad een mooie buffer tussen de zomerbloeiers.
LEVERBLOEMPJES
Hepatica nobilis, leverbloempje
Van een bescheidener statuur is het leverbloempje, Hepatica nobilis. Verkrijgbaar in de kleuren wit, rose en blauw. Deze laatste is de mooiste. Er bestaat ook nog een gevulde vorm, maar je moet niet overdrijven: het enkelvoudige bloempje is echt mooi genoeg. Je zult er wel voor naar buiten moeten en ook nog door de knieën, want het leverbloempje haalt nauwelijks de 10 centimeter. Van oorsprong is dit een (loof)bosplant, wat voor de standplaats inhoudt: een plek die in de winter zonnig is en in de zomer beschaduwd. De mijne staat tussen een grote steen (ter bescherming en aanduiding!) en Sedum spectabile – schaduw genoeg voor zo’n kleintje. En als je nu toch door de knieën gaat, loont het de moeite om meteen wat meer exemplaren aan te schaffen! Wel laten staan, want de edele Hepatica houdt niet van verstoring. Wél van kalk en klei!
IRIS RETICULATA
Iris reticulata
Iets groter, maar niet veel, is Iris reticulata – ook zo’n schattig hebbedingetje. Een bolgewasje, tot 15 centimeter hoog, gemakkelijk te kweken (gewoon laten staan) op een zonnig plekje. Kleuren van fletsblauw en roodachtig paars tot diep  violetpaars: allemaal mooi in de sneeuw, want ze bloeien al in februari. Na de bloei zet het blad nog even door, maar als je dat hinderlijk vindt, kun je er een losse knoop in leggen en het geheel onder een buurplant wegmoffelen. Niet afknippen: de bol haalt voedsel uit dit blad, voor bloei in het nieuwe jaar. En niet getreurd als je ze nog niet hebt, want net als kant-en-klaar maaltijden kun je tegenwoordig ook bolgewasjes aanschaffen, kant-en-klaar! Die kunnen zó, met bloemen in de juiste kleur, de grond in en gedragen zich net zo gehoorzaam als moeizaam zelf geplante bollen. Je mist alleen de romantiek van modderige kleumhanden in het najaar en de spanning in het voorjaar: of de kleur wel de goede is.
SNEEUWKLOKJES
Daar hoef je bij sneeuwklokjes niet over in te zitten: die zijn altijd wit met groene vlekjes. Toch verstandig om ze in bloei te kopen (of te krijgen): dan weet je zeker dat de bolletjes niet uitgedroogd zijn. Er zijn talloze soorten (vooral de Engelsen zijn er gek mee), maar het ‘gewone’ sneeuwklokje, Galanthus nivalis, voldoet uitstekend. Op een plekje in de halfschaduw zal hij zich jaar na jaar vermeerderen en hij sputtert niet tegen als je hem tegen het eind van de bloei opneemt en deelt – in je streven de tuin vol te krijgen met sneeuwklokjes! Er is echter één ‘maar’ bij dit streven: sneeuwklokjes verdragen geen stalmest; ze doen het zonder of ze doen het niet! Een krachtig standpunt voor zo’n klein gewasje. Het is dus zaak om onze in het najaar onzichtbare Galanthus op tijd te markeren vóór we met de stalmest rondgaan. Of je moet kiezen voor Galanthus nivalis ssp. Reginae-olgae: die bloeit, duidelijk zichtbaar, in de herfst.
Botanische crocus
CROCUS
De Crocus kan er trouwens ook wat van, toch bij uitstek een voorjaarsbloeier. Maar ook in de herfst duiken er varianten op en daar kijk je dan niet eens raar tegenaan, omdat ze zo op de herfsttijlozen lijken (Colchicum). Als eerste van de Crocussen bloeien in het voorjaar de botanische soorten, bij voorkeur op een zonnige plek. Maar ook de ‘gewone’ Crocus kan er al vroeg bij zijn, waarschijnlijk afhankelijk van de standplaats. Ik waag mij niet aan een schatting, laat staan opsomming van de soorten. In elke bollencatalogus stralen ze je tegemoet in geel, wit en paars. En je móet ze wel bestellen, want wat is nou een voorjaar zonder Crocus? Ze komen probleemloos terug elk jaar – als je maar van de blaadjes afblijft, na de bloei!
LONGKRUID
Een leuke vaste plant tussen al deze bolgewasjes is longkruid, Pulmonaria. Eigenlijk een (half)schaduwplant en ook nog een bodembedekker. Wat zon in het voorjaar is niet zo erg; voor je het weet is er genoeg schaduw van bomen en struiken. Pulmonaria dus. Een vaste plant die zich gemakkelijk uitbreidt en zich ook nog eens rijkelijk uitzaait. De naam ‘longkruid’ dankt de plant aan de treffende gelijkenis tussen de gevlekte bladeren en longen. Zoals bij het eerdergenoemde leverbloempje de vorm van het blad lijkt op die van de lever. En daar houdt het verband dan ook meteen op. Aandoeningen aan deze organen kunnen niet behandeld worden met deze planten, zoals in vroeger tijden werd gedacht. Van Pulmonaria zijn ongeveer vijftien soorten bekend en daaronder zijn er ook met effen groen blad, zoals Pulmonaria angustifolia, waartoe ook 'Blue Ensign' behoort. Met donkergroen blad en grote blauwe bloemen een topper. Pulmonaria rubra heeft ook effen blad, de bloempjes zijn steenrood: een opkikkertje in deze tijd van het jaar! Leuk tussen de sneeuwklokjes. Pulmonaria 'Sissinghurst White' maakt het rood-wit-blauw compleet, met zuiver witte bloempjes en ook nog eens wit gevlekt blad. De meeste soorten levert Pulmonaria officinalis, met gevlekt blad en de bekende blauwe en rose bloempjes. Het grootste probleem van deze planten is de meeldauw, die onvermijdelijk toeslaat. De oplossing is even effectief als eenvoudig: na de bloei de plant in zijn geheel bij de grond afknippen. Goed water (blijven) geven en er groeit nieuw blad voor de rest van de zomer én de winter!
Het is maar een handjevol en toch een veelbelovend begin van een nieuw tuinjaar - zo ontwaken we zachtjes uit onze winterslaap. Met chocolademelk van paaseitjes!
Maart 2005

donderdag 10 maart 2005

HET GOEDE DER AARDE

In míjn tuin …
... wordt flink gebruikt! Het staat er vol met grote eters en stevige drinkers: het goede der aarde wordt hier letterlijk genoten, met volle teugen. Ik loop er een beetje figuurlijk tussendoor en doe bescheiden mee, met een glas wijn. Want één glas 'alcoholisch' per dag per vrouw (per man natuurlijk weer twéé) schijnt op termijn goed te helpen tegen vergeetachtigheid en dementie. "Proost," zou ik zeggen en waar had ik het ook alweer over? O ja, de tuin! Daar gaat me toch een vracht voedsel en water in om. Uiteindelijk moet dat allemaal uit de grond komen, jaar in jaar uit. En wij maar snoeien en uitgebloeide bloemen en planten afknippen. Heel goed om daar een paar kruiwagens mest tegenaan te gooien. Maar het toverwoord is 'hergebruik'.


Laat geen spriet meer uit je tuin ontsnappen: alles moet gecomposteerd! O, als ik toch een lap van een tuin had met ergens in de verte drie dampende bulten: één van twee jaar geleden, klaar voor gebruik, één van vorig jaar, rijpend en één voor al het afval van dit jaar. In 'Gardener's World', vrijdagavond op BBC 2, kun je je aan zulke composthopen vergapen. Maar de gemiddelde tuinier, zoals ik, die er niet zijn halve tuin aan wil opofferen, moet zich behelpen met een groen plastic compostvat, zoveel mogelijk uit het zicht. Het regeltje in de gebruiksaanwijzing: " … een plaatsje in de zon is aan te bevelen" heb ik dus maar even overgeslagen. Het vat functioneert prima, in de laurier, maar tweehonderdveertig liter is toch beperkt voor een enthousiaste hergebruikster.

Samen in de laurier!
Gelukkig doen meer mensen aan hergebruik en zo kwam ik in het bezit van een helgroene plastic regenton. Want dat is óók een manier om te 'recyclen': je afdanker aan iemand cadeau doen!  En helgroen of niet, deze ton hield het regenwater aanzienlijk beter vast dan mijn oude houten ton. Haastig voorzag ik het groene monster van een laagje zwarte verf, wat er al snel weer afbladderde: nu had ik een 'camouflageton'. Zelfs met een glas wijn in de hand niet leuk om op uit te kijken. Dan toch maar een nieuwe houten ton aangeschaft en daarmee kwam het krijgertje opnieuw beschikbaar voor hergebruik!
Ik zaagde de bodem eruit en stelde hem verdekt op, half in de laurierstruik, naast  het compostvat. Zodra dat vol is, schep ik zoveel mogelijk van de inhoud in de camouflageton: om rustig een jaar te 'rijpen' en in het compostvat is weer ruimte.
Want ik heb mijn tuin voor hergebruik!

Maart 2005

donderdag 10 februari 2005

HALERS EN BRENGERS

In míjn tuin …

... raak ik wel eens iets 'kwijt'. Papaverzaaddozen bijvoorbeeld. Van de ene op de andere dag zijn ze weg. Of dat polletje sneeuwklokjes, wat mij de winter door zou helpen. Maar dat vond ik een paar weken later terug, ondersteboven achter de heg. Na herplanting bloeien ze nog elk jaar. Ik mag dus eigenlijk niet mopperen.
Maar helemaal zeker weet je 't natuurlijk nooit. Toen ik in een onbewaakt ogenblik de sering omzaagde ("Mooi laten staan," had mijn man gezegd), kwam er bij zijn thuiskomst geen reactie en als ik het niet eerlijk had opgebiecht, wist mijn man het nu nóg niet. Toen hij zijn baard liet staan, omdat het mode was (een snor had hij al) en die later weer afschoor, omdat het kriebelde, vroeg een collega prompt: "Hé, heb je je snor laten staan?!" Waarmee ik maar wil zeggen, dat je van iets dat plotseling weg is, soms niet eens meer weet dat het er ooit was! Misschien wel des te beter.
Ineke Greve ('Met groene vingers en zwarte handen') zag vanuit haar keuken hoe een bezoekster tijdens een open-tuin-dag een plant in haar paraplu liet zakken(!), waarop zij boos naar buiten rende en zei: "Mevrouw, ik hoop voor u dat het niet gaat stortregenen!" Romke van de Kaa ('Buiten de perken') bekent met pijn in zijn maag hoe hij ooit in de botanische tuin van de VU een handvol bessen stal en even later van de vriendelijke hortulanus een stuk van de betreffende plant meekreeg "dat bijna niet te tillen was."
Wat eigenlijk ook niet mag, is het tegenovergestelde: zaadjes achterlaten in andermans tuin, zoals een bekende Engelse tuinierster deed, begin vorige eeuw. Ellen Willmott mocht bij tuinbezoekjes graag zaadjes rondstrooien van de 'eryngium giganteum', een blauwe distel. Bijnaam van deze eryngium: 'Miss Willmott's ghost'!

Goed druivenjaar!
In een goed druivenjaar gaf ik mijn buren ook wat trosjes. Een paar dagen later zag ik iets vreemds: tussen de blauwe druiven hing een tros met witte druiven.
Ik begreep er niets van: waren ze eerst wit en kleurden dan naar blauw? Hoe was dat met die andere druiven gegaan? Pas buiten, van dichtbij, zag ik de paperclip waarmee de tros was opgehangen! Grapje van de buurman. Toen ik wat weken later plotseling wortelloof ontdekte bij mijn snoeivormkippen, wist ik natuurlijk meteen wie die wortel daar in de grond gestopt had - mij fop je geen twee keer!
Maar de verbazing op het gezicht van de buurman was echt en fijntjes herinnerde hij mij aan de zaden in het winterse vogelvoer: ook vogels horen tot de halers en brengers die je verrassen in je tuin!

Februari 2005


maandag 10 januari 2005

BALLENJONGENS

In míjn tuin …
... valt in principe geen onvertogen woord, maar soms wel een bal en je schrikt ervan hoe snel onvertogen woorden dan kunnen volgen.

Een zomeravond: we drinken buiten koffie en op straat, onzichtbaar achter de hoge heg, trappen een stel opgeschoten jongens tegen een bal, zo hard ze kunnen. En reken maar dat er kracht zit in die benen van negentien! Ik word daar altijd onrustig van: hoe lang gaat het goed? Als de bal even later de oprit opknalt loop ik erheen en arriveer tegelijk met een van de voetballers. "Doen jullie het een beetje rustig aan?" vraag ik. "Ja hoor!" antwoordt hij goedmoedig. Ik loop weer terug naar mijn koffie, maar dan hoor ik ineens vanaf de straat een nijdig: "Begint dat wijf nóu al te zeiken!" In mijn hoofd gaat een knopje om en mijn hele lijf draait mee. Ik been terug naar de straat: "Wát zeg je?!" "Wie denk je wel dat je bent! Dit is de openbare weg!" blaft een van de knullen mij toe. Ik voel hoe ik rood aanloop, terwijl ik toch echt witheet ben. "Wie denk je wel dat jíj bent!" bries ik terug. "Dit is míjn tuin en daar blijf je úit!" Een volgende opmerking wacht ik niet af: nog maar eens terug naar de koffie. Kennelijk heb ik hun avond verpest; ze stuiteren nog wat na met de bal en verdwijnen dan. Ik stuiter ook nog wat na, op mijn stoel - de adrenaline moet zijn tijd hebben.

Nee, dan die knulletjes van een jaar of zeven, die net bij de bel kunnen: "Mevrouw, mijn bal ligt bij u in de tuin." Het gaat om een tennisbal en hij moet dáár ergens liggen. Zulke ballen zoek ik graag zelf voor ze op: niets gevaarlijker dan zo'n kleine Krajicek met een maaiend tennisracket in je tuin! Soms probeer ik ze uit te leggen waarom wij tuiniers zo bang zijn voor ballen in de tuin: als die ene speciale bloem knakt, moeten we  een heel jaar wachten tot er wéér een komt. Maar aan hun ogen zie ik wel dat er voor planten nog geen ruimte is in hun belevingswereld. Voorlopig moeten ze hun tomeloze energie kwijt en daarbij zijn ballen onontbeerlijk. "Ah! Daar ligt ie! Alsjeblieft!" "Dankuwel, mevrouw!" en op een drafje verdwijnt het ballenjongetje de tuin uit, vol goede voornemens om de bal er niet meer in te slaan!
En ik bedenk nog maar eens hoe het zal zijn, als ik écht oud ben en dement en er onder Balkenende 7 nog steeds geen fatsoenlijke euthanasiewet tot stand gekomen is. Wat zal ik dan afhankelijk zijn van deze knulletjes, wanneer 'Alzheimer' mij bij hen laat aanbellen: "Meneer, mijn bal ligt bij u in de tuin …"

Januari 2005

vrijdag 10 december 2004

LASEROOGJES


In míjn tuin …
'DREAMFLIGHTS'!
... zou het allemaal stukken beter kunnen. Vooral ook omdat ik weet waar het aan ligt. Ik mis de absolute Toewijding en daarnaast ben ik van nature een lui mens. Bovendien ben ik al járen met pensioen, lees: huisvrouw, terwijl mijn man nog wél werkt, dag in dag uit, en die heeft 's ochtends vroeg dus voorrang in de badkamer. Ik slinger mijn badjas om en daal af in de keuken om sinaasappeltjes uit te persen, tomaten te wassen en thee te zetten. En ik maak zijn lunchpakketje klaar. Mijn man leest ondertussen de krant en attendeert mij op alles waar hij het hartgrondig mee eens is én alles wat zijn verontwaardiging opwekt - dat moet ik dus straks allemaal lezen, om op één lijn te blijven!
Na het ontbijt neemt hij afscheid van mij met een kus, wat ík heel genoeglijk vind en waardoor híj vijf jaar langer blijft leven (heb ik laatst gelezen). Ik zou sowieso al langer leven, als vrouw, dus dat komt goed uit. Nadat mijn man op zijn eigen onnavolgbare wijze via de oprit is vertrokken, ligt de dag vóór mij. En na alle ontbijtbesognes begint dit luie mens dan graag met koffie en de krant. Die wordt niet voor niets volgeschreven!
Bij het tweede kopje koffie is het tijd voor overpeinzingen - zeg maar het herkauwen van de krant en daarna volgt een virtuele wandeling door de tuin.
De badkamer is ver uit mijn gedachten; ik heb nog helemaal geen zin in douchen en wat moet ik nú weer aan. Ik zit lekker zo. Door het glas geniet ik van de tuin, mijn ogen gaan alle planten af. En registreren alles wat ik ermee zou moeten doen.
Díe moet een stukje opschuiven, dáár moet een tak vanaf en och gut, is die nu alweer omgewaaid! Mijn ogen scheren langs de heg: daar moet ook nodig een stukje af, en boren zich in de berkenboom: er mist nog steeds een haakje voor het vogelhokje! Al kijkend ben ik al lekker opgeschoten in de tuin, maar ik zit nog steeds in mijn badjas, ontoonbaar voor de buitenwereld en in de tuin blijft alles bij het oude.
Voor mij zouden ze laser-oogjes moeten uitvinden. Dan zou ik zo vanuit mijn luie stoel, over de krant heen, de tuin kunnen 'doen'. Gewoon even heel strak kijken naar die uitgebloeide bloem, een prikkel afgeven vanuit het centrale zenuwstelsel (dat hebben luie mensen ook) en tsjak! daar valt de bloem! Mission accomplished! Opdracht voltooid!
Wat een ónzin! en ik druip af naar de badkamer: douchen en dan snel in de tuinkleren voor een live-bezoek aan mijn 'virtuele' tuin!

December 2004

woensdag 10 november 2004

GELIKT


In míjn tuin …
... staan ook planten die je niet zomaar overal tegenkomt. Snobisme of ordinaire hebzucht?! Bij kwekers met voorbeeldtuinen krijg ik gelikte combinaties met bijzondere planten voorgeschoteld. In potjes staan die bijzondere planten klaar om ook in míjn tuin geplant te worden en de hebzucht slaat toe.
Aconitum Lamarckii,
niet alledaags
Maar de omstandigheden thuis zijn heel anders; de planten slaan maar moeizaam aan en in mijn tuinboeken komen deze exclusievelingen niet voor. Goede raad is duur! Letterlijk, want deze planten worden alleen beschreven in gloednieuwe boeken. Gelukkig heeft mijn verjaardag ook boekenbonnen opgeleverd en vol verwachting stap ik naar binnen bij Scholtens Wristers in Groningen. De winkel is geheel vernieuwd, maar ik heb er nauwelijks oog voor: achteraan moet ik zijn, bij de afdeling tuinboeken. Altijd weer leuk om de inkijkexemplaren door te bladeren. Maar laat ik nu even gericht zoeken naar een boek waar mijn zorgenkindjes in staan. Ja! daar ligt het: 'Droomplanten' van Piet Oudolf en Henk Gerritsen. Wat een prachtig boek! Maar het is wél het laatste exemplaar en zo te zien flink ingekeken! Ik loop met het boek naar een verkoopster: "Is dit echt de laatste?" "Als er niet méér liggen …" Ik aarzel. Het boek kost € 24,95. Omgerekend is dat, eh, meer dan ƒ 50,-! "Komen er nog nieuwe?" vraag ik. "Ik informeer even," zegt de verkoopster en loopt met het  boek naar een collega. "Ze zijn besteld, maar u mag deze met 10% korting hebben." Ik probeer 10% om te rekenen in guldens. Maar daar wordt het boek ook niet nieuwer van.
Ondertussen heeft de verkoopster het boek omgedraaid. Ze wijst op de 'doorligplekjes' op de achterkant. "U bedoelt dit zeker, hè? Maar dat kan er zó af, hoor!" En voor ik weet wat er gebeurt, geeft ze een ferme lik aan haar vinger en begint, met spuug!, over de vlekjes te wrijven! Ze likt nog eens, wrijft, likt, wrijft … "Ziet u wel, je wrijft het zó weg!" Met de zoom van haar trui poetst ze het boek nog even na en steekt het me toe: "10% korting!" "Eh, ja," zeg ik, onthutst, terwijl ik het boek voorzichtig aanpak. "Ik, eh, ik denk er nog even over na," en leg het gauw terug waar ik het gevonden heb. Ben ík nou gek? Ik haast mij de winkel uit - voorlopig maar even geen 'Droomplanten'!
Maar als ik een paar weken later weer in de buurt ben, ga ik toch even kijken. De verkoopster van likmevestje zie ik niet, maar wél een stapel nieuwe 'Droomplanten'. Hoera! Een ongelikt boek zal mij helpen, op weg naar een gelikte tuin!

November 2004