zondag 12 mei 2002

VORMSNOEI

Heggenmussen


In de eerste maanden van het jaar is er heel wat afgesnoeid: struiken, rozen en (fruit)bomen waren er wél aan toe. Hagen konden zonodig worden teruggezet. Kortom: het ruige snoeiwerk. In mei en juni wordt het tijd voor het fijnere knipwerk: vormsnoei. Het fijnste knipwerk en dus de kunstigste vormsnoei levert de kapper! Maar die heeft er voor geleerd, dus daar kunnen wij tuiniers ons niet mee meten. Hoeft ook niet: onze struikjes kijken niet in de spiegel en ze groeien gewoon braaf over eventuele misknipsels heen!
HISTORIE
Vormsnoei dateert al uit het begin van onze jaartelling. Welgestelde Romeinen hadden een slaaf in dienst, speciaal voor het knippen van kunstwerken in het groen: de topiarius. Maar met de ineenstorting van het Romeinse Rijk verdween ook de kunstsnoei.
In de 16e eeuw herleeft de belangstelling, eerst in Italië en Frankrijk en daarna ook verder naar het noorden. Met buxushaagjes worden aanvankelijk strakke geometrische patronen gemaakt. Pas later in de 17e eeuw werd de vormsnoei losser toegepast. Er kwamen parterres: prachtige 'borduurwerken' in buxus met accenten in de vorm van o.a. piramides in taxus.
Een schitterend voorbeeld hiervan is de tuin van Paleis Het Loo in Apeldoorn. Aan het eind van de 17e eeuw werd begonnen met de aanleg ervan en dankzij een zes jaar durende restauratie beschikken we sinds 1984 over een uniek monument: een 17e eeuwse tuin in volle glorie, een erfgoed uit vervlogen tijden. Want in de 18e eeuw veranderden de opvattingen in de tuinarchitectuur: de natuur moest terug in de tuin en zo maakten de formele tuinen plaats voor landschapstuinen. De 'kleine' tuiniers, met name de cottagers in Engeland, die er plezier in hadden, knipten natuurlijk vrolijk door.
Pas in de tweede helft van de 19e eeuw mág vormsnoei weer. In Boskoop worden massaal dierfiguren opgekweekt in buxus en taxus, waarvan er vele de oversteek naar Engeland maken. Daar was men niet kinderachtig als het om vormsnoei ging: levensgrote locomotieven, ruiters te paard en zeilschepen werden 'gehouwen' uit vooral taxus en buxus. Niet voor de eeuwigheid zoals beelden uit steen, maar tweehonderd jaar is haalbaar(!).
Schuin aflopende ligusterhaag
Het loont dus de moeite om met deze hobby te beginnen. Want dat wordt het vanzelf als je eenmaal aan het knippen slaat.
GESCHIKTE SOORTEN
Welke planten zijn geschikt voor vormsnoei? Voor grote stoere vormen kun je taxus, laurier en hulst nemen, maar ook beuk en liguster. Immers: hagen horen óók bij vormsnoei met hun strakke of juist golvende lijnen, bogen of kantelen. Wie haast heeft en tijd om vaak te knippen kiest voor liguster, een snelle groeier, in meer kleuren verkrijgbaar. De groene soort is in dit geval waarschijnlijk het mooist omdat de vorm dan alle aandacht krijgt, maar dat is ook een kwestie van smaak.
Taxus groeit niet zo snel, maar wel heel dicht en je kunt er zoveel mee omdat hij altijd weer uitloopt, zelfs al zou je hem tot de stam inknippen. Laurier groeit redelijk snel en is met zijn grote bladeren vooral geschikt voor grote bollen, vierkante of taps toelopende blokken. Ook met hulst zijn mooie resultaten te behalen, maar met zijn stekelige blad vraagt hij extra voorzorgsmaatregelen bij het knippen en bladruimen.
KLEINE SNOEIVORMEN

Vogels, al dan niet in wording

In de tijd die bovengenoemde struiken nodig hebben om uit te groeien kun je alvast beginnen met kleinere struikjes. Vergis je niet: een vierkant blok lijkt misschien simpel, maar vraagt een timmermansoog om het voor elkaar te krijgen. Òf een mal. Met een vierkant frame van vier latjes wordt het een stuk gemakkelijker. Bollen zijn goed te knippen. Neem vooral regelmatig afstand van je werk. Vakmensen die heel grote bolvormen moeten knippen lopen met een tennisbal op zak: als je die vanaf de goede afstand voor de te knippen struik houdt zie je precies waar er nog wat af moet! En natuurlijk altijd de zaak van meerdere kanten bekijken!
In pot, overal inzetbaar!
(Lonicera nitida)

Manden, vogels, fantasiefiguren geven wat meer vrijheid bij het knippen. Er zijn mallen van gaas te koop die je over het struikje heen zet: wat eruit groeit knip je af. Dat geeft een prima resultaat, maar met een beetje durf is het heel goed mogelijk je eigen creatie te knippen.
Buxus is dé plant als het gaat om wat kleinere figuren. Groenblijvend, mooi dicht en met twee maal per jaar knippen geen grote werkverschaffer. Zelf knip ik graag in lonicera nitida (Chinese kamperfoelie).
Bonte variant: 'Baggesen's Gold'. Ooit ben ik in een heel strenge winter een paar van deze snoeivormen kwijtgeraakt. Als je ze bij de grond afknipt lopen ze trouwens op de wortel weer uit. Want deze plant heeft een ongelofelijke groeikracht en dat maakt hem voor ongeduldige tuiniers wel heel aantrekkelijk. Er zijn weken waarin er dagelijks iets te knippen valt!
Tip tussendoor: plant je kunstwerk niet op een hoek en buiten je gezichtsveld want daar heeft het een ongezonde aantrekkingskracht op (sommige) loslopende honden en kinderen. Mijn arme kip-op-de-hoek wordt ongeveer één keer per jaar in elkaar getrapt en dan nog eens flink 'afgezeken' zodat er een kapot bruin struikje overblijft. Maar mijn kip en ik zijn koppig: wat gebroken en bruin is knip ik weg en met stokjes scherm ik hem af voor honden. Met extra mest en zorgvuldige snoeibeurten is hij meestal tegen kerstmis weer zover dat er een rood lintje om zijn nek kan. 'Luctor et emergo' en 'Je maintiendrai'! (Om het maar eens in goed Hollands samen te vatten).
Kippen in Lonicera nitida 'op de hoek'

Buxusblok met op de achtergrond een rondgeknipte spirea,
vóór een trapezium in laurier

PARTERRE
Ook leuk om mee te beginnen is een parterre: plant een buxushaag in een cirkel en vul deze met buxushaagjes in de vorm van je eigen voorletters. Zorg ervoor dat cirkel en letters elkaar hier en daar raken. De grond tussen de haagjes afdekken met grind of boomschors. Heel deftig! Ga maar eens kijken in de Prinsentuin aan de Turfsingel in Groningen. Behalve rozen en kruiden en bij goed weer een lekker kopje thee vind je daar ook twee parterres met de letters W (Willem Frederik, Stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe) en A (Albertine Agnes, zijn echtgenote).
VERZORGING
Wat alle snoeivormen gemeen hebben is behoefte aan extra mest gedurende het groeiseizoen. Taxus en buxus zijn ook liefhebbers van kalk en voor het op kleur houden van groenblijvers is een handje bloedmeel geen overbodige luxe. Beendermeel: altijd goed. Als je dit te ingewikkeld vindt heeft het tuincentrum wel een pak mest voor je, precies afgestemd op de struik waar het voor bedoeld is.
Als je afgeknipte takjes van buxus, lonicera nitida en liguster in de grond steekt heb je een goede kans dat deze stekjes gaan wortelen. Een eenvoudige manier om aan nieuwe planten te komen.
LITERATUUR
Wil je álles weten over dit onderwerp, lees dan 'Vormsnoei' van Ireen Schmid (Groen Boekerij), 'Stijlvolle snoeivormen' van Bert Huls (Van Reemst Uitgeverij bv), 'Behaaglijk tuinieren' van Jørn Copijn (Terra). Nu staat niets je meer in de weg om een enthousiaste topiarist te worden: veel plezier en succes!


Mei 2002

vrijdag 10 mei 2002

DE MEREL

In míjn tuin …



... gaat ook wel eens iets mis. En dat ligt dan niet aan het weer of zo, maar gewoon aan mij.
Links van het paadje stonden prachtige zwarte parkiettulpen en rechts ging ik zomerbollen planten. In mijn hurk nam ik de tulpen mee: ik zat er zo'n beetje bovenop en alle kopjes hingen naar de grond. Later kwamen ze wel weer overeind, maar allemaal met hetzelfde bochtje in de steel. Dus hurkers: altijd eerst achter je kijken!
In de kamperfoelie groeit clematis 'Mme. LeCoultre'. Een van mijn favoriete bezigheden in de tuin is knoppen tellen (vóórpret!). De clematis zat wel diep in de kamperfoelie - die laatste moest ik maar eens uitdunnen. Knip, knip: zat er ook een clematisstengel tussen en ik kon zo drie knoppen van mijn optelsommetje aftrekken.
In het langslopen aangetaste rozenblaadjes afplukken kostte mij laatst de mooiste rozenknop in de 'Zépherine Drouhin'.
Soms ben ikzelf de klos. Ik zit gehurkt op de stoep te wieden en achter mij passeert een fietser: "Hoi!" Moet ik links of rechts kijken om terug te groeten? Daar ontstaat de eerste verwarring in mijn evenwichtsorgaan. Snel draai ik mijn hoofd naar links, roep: "Hoi!" tegen de rug van de fietser en rol in één beweging achterover op de stoep, volledig uit balans. De fietser, die wél weet hoe in balans te blijven (vóór je kijken!) heeft het gelukkig niet gezien. Dat is dan nog íets.
Met het omzagen van een boom in de buurt was een merel haar nest met al één ei erin kwijtgeraakt. Ik weet nu waar 'je ei niet kwijt kunnen' vandaan komt - de arme merel was totaal van slag en probeerde uiteindelijk op een smal vogelhokje bij mij voor het raam een nest te bouwen. Maar alles viel er af. Om haar te helpen maakte ik een mandje vast op het hokje en ja hoor! na een paar dagen was het nest klaar! Wij zaten eerste rang. Mijn man schoof eventuele opstapjes voor katten opzij en van dag tot dag leefden wij mee met dit vogelgeluk. Tot er op een avond een kat verscheen. Op mijn armgezwaai reageerde hij niet, dus deed ik het raampje open, vlak naast het nest, en  riep: "Sshh!!" Daar ging de kat … maar ook de merel! Ik moet iets gedacht hebben van 'ik en de merel tegen de kat', maar het was natuurlijk ongelooflijk stom. Mijn man zei dat ook! Na twee uur was de merel nóg niet terug - de jongen moesten nu wel dood zijn. Mijn schuld. Ik sliep slecht. Om zes uur merkte ik dat mijn man al naar beneden was - om de dode jongen uit het nest te halen? Nee, hij zat op de bank en zei: "De merel is net even weg." Wat fantastisch: het leven ging gewoon door! Iets wat onherstelbaar leek was goed gekomen. In míjn tuin … was een wondertje gebeurd.

Mei 2002

donderdag 11 april 2002

HOLLAND BOLLAND

Heggenmussen


Holland, bolland en dat zie je! Vooral in april. Het rood, geel en blauw en wat daar nog tussenin zit schittert je uit alle tuinen tegemoet. Het is één en al vrolijkheid. De mooiste combinaties en de indrukwekkendste kleurvlakken vind je waarschijnlijk in de Keukenhof in Lisse. Maar zoals Groningen voor de meeste Nederlanders ver weg is, is de Keukenhof dat misschien wel voor ons. Kom, we gaan onze eigen 'Keukenhofjes' bekijken, want Groningers weten óók raad met bollen.

Acidanthera: Abessijnse gladiool
AAN DE WANDEL
Maak eens een wandelingetje door je eigen dorp en geniet van het fleurige bollengoed in de tuinen van je dorpsgenoten. Heb je ze allemaal al gezien bij het uitlaten van de hond? Neem dan eens een kijkje in een ander dorp. Met het 'Wandelzakboek Groningen' van Joke Sterk (uitg. Contextuur) in de hand is dat wel een heel leuke bezigheid.
Het leidt je in vijftig plaatsen, van Aduard tot Zuidhorn, langs bezienswaardigheden en beschrijft tal van wetenswaardigheden. Loppersum, Middelstum, Ten Boer en Westerwijtwerd staan er ook in. Echt heel leuk. En in deze tijd van het jaar komen daar de voorjaarsbloeiende bolgewassen in de tuinen van de inwoners als extraatje bij! Maar vijftig van die uitstapjes - dat red je niet in één maand, dus is het goed te weten dat er ook later in het seizoen nog bollen en knollen in bloei komen!
BOLLEN EN KNOLLEN
Een knol is niet hetzelfde als een bol, maar het ligt wel dicht bij elkaar. (Sta ik in een wolwinkel na te denken over een knotje of een bolletje wol, vraag ik prompt om een knolletje wol! Ik bedoel maar). Bollen en knollen worden dus meestal in één adem genoemd en hebben zo hun eigen categorie tussen eenjarigen, vaste planten enz.

Fritillaria meleagris, kievitsbloem
De voorjaarsbloeiers zijn bij de meeste mensen wel bekend, hoewel in sommige tuinen het assortiment nog wat uitgebreid zou kunnen worden. Bijvoorbeeld met leucojum (lenteklokje), fritillaria meleagris (kievitsbloem), ipheion (oude wijfjes), ornithogalum (vogelmelk) en anemonen. En let eens op botanisch bolgoed zoals corydalis bulbosa (holwortel), chionodoxa (sneeuwroem), scilla en botanische tulpjes: geschikt voor verwildering. Deze bolletjes kunnen gewoon in de grond blijven en hebben doorgaans ook wat smaller blad. Want dat schrikt nog wel eens af: de 'rommel' die achterblijft na de bloei.
Je mag het blad immers niet afknippen: dat heeft de bol nodig om volgend jaar weer te kunnen bloeien. Voor alliums geldt dat trouwens weer niet: zodra hun bloemen beginnen te kleuren mag je het blad afknippen. Andere bollen moet je dus een beetje strategisch aanplanten: in de buurt van grootbladige planten zoals hosta's die al snel het zicht op het afstervende bollenblad zullen wegnemen. De combinatie hosta-camassia is bijna klassiek. Het blad van narcissen kun je ook bijelkaar binden tot 'schoofjes'.
Uitgebloeide bloemen 'koppen', zodat geen zaad gevormd wordt ten koste van de bol. Zelf vind ik de zaaddozen van blauwe druifjes heel leuk, dus die laat ik staan. Tot op heden lopen bij mij de aantallen blauwe druifjes nog niet terug. Ook sommige alliums zijn met hun mooie bolvorm heel geschikt om te laten drogen na de bloei. Met goud of zilver bespoten, of een ander kleurtje, doen ze het leuk in een droogboeket.
Allium purple sensation

ZOMERBOLLEN
Droogboeket? Maar dan is het al herfst! Ho ho! eerst nog de zomer - met een keuze aan bollen en knollen om van te watertanden. En die kunnen allemaal deze maand nog geplant worden. In de volle grond (graag even voorbewerken en wat extra mest toevoegen) maar ook in potten, zodat ze overal 'inzetbaar' zijn wanneer er later in het seizoen open plekken vallen in de border. Kies dan voor zwarte plastic potten: die zie je niet tussen de planten.
Dahlia's zijn er in zóveel vormen en kleuren: daar moet gewoon iets bijzitten voor die ene plek in jouw tuin. Tot zomerbloembol van het jaar 2002 is uitgeroepen de donkerbladige pioenbloemige lila dahlia "Fascination". Zo'n titel krijg je niet zomaar - daar ga ik achteraan!
Dahlia 'Fascination'
Op het terras is altijd nog wel een plekje te vinden. Dat is ook een goede plek voor de Abessijnse gladiool (acidanthera). Lekker veel bij elkaar, want dat ruíkt toch lekker!!
Gladiolus communis
byzantinus
En wie de 'ouderwetse' gladiolen te gewaagd vindt moet 'gladiolus communis byzantinus' eens proberen: 60 cm. hoog, kleinbloemig, violetroze en redelijk vorstbestendig. Die hoeft dus niet opgespit te worden. Voor de zekerheid wel even een winterdek geven. Nerine bowdenii mag nu ook de grond in, lekker warm op het zuiden. De roze bloemen verschijnen in augustus. Deze nerine is goed winterhard, maar een afdeklaag kan geen kwaad. Komt de bol in de loop der jaren boven de grond uit, plant hem dan opnieuw 15 cm. diep.
Agapanthus (Afrikaanse lelie), blauw of wit, doet het ook goed in een pot. Ik zet ze in de winter met pot en al in de garage. Het verdorde blad haal ik weg en pas in maart, als ze weer uitlopen, krijgen ze water met een keer per week vloeibare mest. Eucomis bicolor (ananasplant) is een blikvanger voor het terras, maar hij kan ook in de volle grond. Een typisch knolgewas voor de zomer is ranunculus (ranonkel) in de kleuren geel, oranje, roze of rood.
UITSTAPJE
Mij dunkt dat dit een aardige opsomming is. Wie er maar niet genoeg van kan krijgen (ja, er is nog meer!) moet beslist naar de Kruidhof in Buitenpost waar op 30 april a.s. een tuinbeurs wordt gehouden met o.a. zomer- en herfstbollen èn orchideeën. De entree is die dag gratis. Deze botanische tuin is een echte aanrader. De Kruidhof is ingedeeld in stuk voor stuk interessante thematuinen, er is een informatiecentrum en gelegenheid voor een hapje en een drankje. De pomologen onder ons kunnen hun hart ophalen aan tal van oude rassen. Wat te denken van een appelras met de naam 'Zijden hempje'! 'Groninger Kroon' staat er ook. Er worden ook vaste planten verkocht die je niet overál aantreft. Wie weet waar je mee thuiskomt.

Herfstcrocus
HERFSTBOLLEN
Toch op zijn minst met een zakje herfstcrocussen. Als je die in juli plant bloeien ze in september/oktober. Zet ze tussen lage wintergroene bodembedekkers, want in herfstbuien kunnen ze wel een steuntje gebruiken. Colchicum of herfstijloos (of blote jochies) (u zegt het maar) zijn ook heel geschikt om nog even na te genieten van de zomer. Hou bij het uitzoeken van een goede plek wel rekening met het forse blad dat verschijnt van maart tot juni.
En als dan ergens in november de vorst toeslaat gaan we aan de droogboeketten met alliums, tot in januari sneeuwklokjes en winterakonieten een nieuw bollen- en knollenjaar inluiden. …Zo blijven we aan de wandel!


April 2002

woensdag 10 april 2002

FORSYTHIABOOMPJE MET TUINIJZERDRAADJE



In míjn tuin …

... is al lang geen ruimte meer voor nieuwe bomen. Er kan echt niets meer bij. Want 'boompje groot, plantertje dood', dat moet je niet te serieus nemen. Een berk kan heel snel en dan stáát er ook wat! Maar een klein boompje dan, zelf opgekweekt? Dát kan toch wel? Vooruit maar, 't is je hobby.
Links van de taxus stond een struik: acer ginnala (vuuresdoorn). Ik zocht de rechtste tak uit, bond die aan een stevige stok en snoeide de rest van de struik weg. De acer vond het best en liep mooi uit op zijn ene tak. De stam hield ik kaal en de top snoeide ik in een bolvorm, elk jaar iets groter. Wat leuk: je eigen bolboompje!
Inmiddels was het mij gelukt een stek van de forsythia te laten bewortelen. Nu moest hij gaan groeien. Het was een echte zwabbertak - die moet je stevig aanbinden. Dat deed ik dus, met van dat groene tuinijzerdraad. En dan is het een kwestie van wachten en geduld oefenen.
Daar was ik zó druk mee bezig dat ik de stek vergat. Toen ik hem na een jaar weer tegenkwam bleek mijn zwabbertje zowaar in omvang te zijn toegenomen - behalve op de plek van het venijnige ijzerdraadje! Dat was lelijk ingegroeid. Wat was ik toch een waardeloze tuinier. Voorzichtig haalde ik het ijzerdraad weg. Zou dat nog goed komen? Ík verdiende het niet, maar de stek natuurlijk wel. De forsythia bleek ijzersterk en het kwam goed.
Toen de stek mijn ooghoogte bereikt had knipte ik het topje eruit. Dat levert twee uitlopende takjes op. Als je die ook topt krijg je vier takjes. Blijven toppen dus. Al die jaren had de stek in een pot gestaan maar nu werd het toch tijd voor een vaste standplaats. Symmetrie brengt rust in de tuin - nou, dat kan de mijne wel gebruiken. Dus haalde ik de duimstok op en plantte de forsythia rechts van de taxus op precies dezelfde afstand als de acer ginnala links! Ondanks dit gepietepeuter is de symmetrie nog ver te zoeken. Het zal nog jaren duren voor mijn forsythiaboom zonder steun een bol kan dragen die die van de vuuresdoorn evenaart. Maar in het voorjaar bloeit hij al dat het een lieve lust is.
Laatst heb ik een foto gemaakt van mijn forsythiaboompje - zó mooi! en toen klapte de nieuwe voordeur - zó soepel! achter mij in het slot. Na enig nadenken vond ik een manier om weer binnen te komen. Nét op tijd, want mijn buurvrouw snelde mij te hulp … met een heus breekijzer!! 't Was goed bedoeld, zoals ooit een groen tuinijzerdraadje en achter mij hoorde ik een forsythiaboompje grinniken …

April 2002

maandag 11 maart 2002

EEN GOED BEGIN

Heggenmussen

Het is maart en handenwrijvend treden we naar buiten. Het mág weer: lekker met je tuin aan de gang! Er is een hoop te doen en het is heerlijk om al die buitenluchtjes weer op te snuiven en je te laten verrassen door wat er allemaal al bovenkomt. En dat is heel wat, na zo’n (qua temperatuur) zachte februarimaand. Ik kan het weten, want als ongeduldige tuinier ben ik tegen alle regels in natuurlijk al lang begonnen in mijn tuin. Allemaal gestolen uurtjes: dat is extra genieten! Je mag je natuurlijk best een beetje aanpassen aan de buitentemperatuur. Maar: niet piepen als er dan toch nog een staartje winter door je tuin trekt. ’t Is allemaal voor eigen risico.


Voor tuinbezoek is het nog wat vroeg in het jaar - in dit stadium willen we nog geen pottenkijkers! Dus laten we eerst even bijpraten. Veel winter hebben we niet gehad, maar de sneeuw viel wel aardig getimed, zo in de kerstvakantie. Dan komt je tuin, waarin alle stevige stengels mochten blijven staan, weer even tot leven. Vooral als er ook voor de vogels nog wat te halen is. Bij ons hekje staan twee klimsteunen voor de vaste lathyrus. Twee bruine regenpijpen (die kleur valt het minst op) zijn een eind de grond in getimmerd, zodat ze stevig staan en daaromheen is een rol gaas geplaatst. Simpel maar doeltreffend! In de winter kunnen deze palen prachtig versierd worden met pindaslingers, mezenbollen, appels aan een touwtje, in vet met vogelzaad gedoopte dennenappels, klimoptakken als ‘kerstgroen’ en bovenop een mandje vet met appel. Wij hebben ervan genoten, mét de vogels! Inmiddels is dat alles opgeruimd - voor de vogels is er weer genoeg natuurlijk voedsel voorhanden. En als ze straks jongen krijgen, mogen die zeker niet gevoerd worden met pinda’s. Meesjes groeien groot van luizen - wat ons ook goed uitkomt.
Jonge merels eten vooral wormen (steeds grotere!), hoewel ik al twee keer heb gezien dat een merel een salamander meenam naar haar nest. In vogelaarskringen (neef Gert) noemen ze dat “...een interessante waarneming”. Ik vond het vooral een nare waarneming. Het voeren van wormen lijkt minder erg. Misschien omdat er daar meer van zijn of omdat die geen pootjes hebben zoals salamanders ... en wij?!

Echte Groninger klei!
Het verbaast mij altijd weer hoeveel wormen er in onze vette klei zitten: dat ze er doorhéén komen! Een goed teken overigens: het duidt op een actief bodemleven en dat is heel belangrijk, omdat daarmee een waardevolle kringloop in stand gehouden kan worden. Klei is heel vruchtbaar, maar toch wordt er wat afgeklaagd over ons Groningse grondje. Nieuw huis? Het eerste wat we doen is een laag teelaarde laten aanrukken, anders kunnen we geen tuin aanleggen! Die teelaarde zal in de loop der jaren in de ondergrond verdwijnen door schoffelen, harken, verplanten. Zeg maar: het actieve bodemleven van de tuinier. Ik ken iemand die in één jaar al haar planten alle hoeken van de tuin laat zien: een bodemactiviste! (Het gaat trouwens erg goed met haar tuin).
Maar we kunnen ook de structuur van onze klei verbeteren met compost, mest en afgevallen blad. Voor zover je dit niet zelf door de bovenlaag werkt, wordt dat gedaan door ‘bodemdiertjes’: wormen, slakken, pissebedden, oorwurmen. Zo’n bovenlaag oogt uiteraard niet erg netjes en de meningen lopen daarover dan ook uiteen.
Er zijn ‘nette’ tuiniers die ieder jaar weer zakken tuingrond aanslepen om na een gedegen voorjaarsopruiming hun planten extra mooi te laten uitkomen boven een laagje zwarte grond. Ik moet zeggen: het heeft wat. Het geeft zo’n ‘frisse start’-gevoel, alles overzichtelijk en op orde. Je kunt zien dat hier gewerkt is. Vorig jaar heb ik het ook zo aangepakt in het voorjaar. Hup, wég met die ouwe rommel, in de compostbak. De ‘klare’ compost onder uit de bak werd netjes door de bovenlaag gewerkt, dat wel. Ik had het mijzelf die winter voor een keer gemakkelijk gemaakt met korrelmest, dus daar had ik ook verder geen omkijken naar. Beendermeel rondgestrooid, dat is zo’n beetje overal goed voor. Een laagje zwarte grond erover: het zag er keurig uit. Ik was een tevreden tuinier en die tevredenheid nam alleen maar toe: mijn tuin is nog nooit zo mooi geweest.
... nog beter dan konijnen ...
Er was eigenlijk maar één probleem: slakken. Na koffiedik, biervallen, eierschalen en dumpen in het plantsoen koos ik nu voor het milieuvriendelijke Escar-Go van Ecostyle. Dat helpt echt, maar slakken doen het nog beter dan konijnen: ze vermeerderen zich gigantisch en om dat voor te blijven, moet je wel zeer regelmatig de tuin door met je Escar-Go. Daar kwam ik niet aan toe en zo zaten we toch weer tegen gerafelde hosta’s aan te kijken. Tijd voor iets nieuws, tijd voor een andere mening!
In Groei&Bloei, nummer 11/12, 2001, las ik behalve een artikel over René Odé in Den Andel (een belevenis, zijn tuin!) ook een artikel van Lucy Kurstjens-Oosterhoff, biologe en gepromoveerd op onderzoek naar: slakken! Zij heeft al vijftien jaar en met succes een totaal andere benadering van het slakkenprobleem. Zo in de trant van: if you can’t beat them, join them! (Als je ze niet kunt verslaan, sluit je dan bij hen aan).
Uit haar onderzoek bleek dat slakken bij voorkeur halfverteerd blad eten, veel liever dan ons jonge groen! Dan ligt de oplossing voor de hand: zorg voor voldoende verterend blad tussen je planten, wat door slakken (en andere bodemdiertjes) omgezet zal worden in humus. Samen met de ter plekke fijngeknipte oude bloemstengels vormt het blad in het voorjaar een strooilaag, die onkruid onderdrukt en ook nog eens vocht vasthoudt. (Jawel, het wordt nog wel droog dit jaar). Niet meer schoffelen, spitten en harken, maar het bodemleven laten werken. Gelukkig heb ik in de herfst nog wat zakken volgepropt met blad; dat moest bladaarde worden. Nu kan ik het mooi tussen de planten verdelen; ik begin gewoon een slakkenrestaurant. ’t Is heel erg wennen, als je eigenlijk op de nette toer wilt, maar ik ga het toch uitproberen. Want met een beetje geduld zijn blad en snippers binnenkort niet meer te zien onder alle uitdijende planten. Ik laat horen of het werkt!
Wie zo’n slakvriendelijk experiment (nog) niet aandurft, tuiniert gewoon door op zijn eigen manier - ik had tenslotte vorig jaar ook een mooie tuin. Wat de hosta’s betreft: ‘Sum and Substance’ en ‘Halcyon’ zijn slakbestendige soorten. En wil je zwarte grond zien tussen je planten, leg er dan eerst nog een laagje compost onder: daar wordt onze Groningse klei beslist toegankelijker van!
Compost kun je kopen, maar waarom zou je het niet zelf maken? Het is ook niet moeilijk om zelf een compostbak in elkaar te zetten, van hout of gaas.
Enne ... natuurlijk is het leuk als een ander ook ziet dat jouw tuin toch eigenlijk wel de mooiste is(!), maar dat je er zelf zo over denkt is het allerbelangrijkst! Tuinier zoals jij het mooi vindt en leve de variatie!

Maart 2002

zondag 10 maart 2002

KALE SCHUTTING


In míjn tuin …

... moest even iets rechtgezet worden: de schutting was omgewaaid. Die schutting is jaren geleden door een aannemer geplaatst en hij stond dan ook als een huis. Maar nu waren er toch twee palen doorgerot, op grondniveau, en met windkracht tien was er geen houden meer aan. Het middenstuk helde vervaarlijk over, topzwaar van klimop, kamperfoelie, clematissen en klimhortensia. Je kunt wat kwijt tegen zo'n schutting! Gelukkig hadden wij nog wat houtwerk om de boel tijdelijk overeind te houden. Eerst aan onze kant, maar toen later de wind draaide snel met het steunhout naar de kant van de buren!

Kale schutting?
In de storm toog ik ijlings aan de slag met mijn snoeischaar: de klimop moest eraan geloven. Volgens mij zijn er twee dingen waar zelfs een stoïcijns mens een tikje agressief van wordt: een autostuur in je handen en een snoeischaar! Ik wel tenminste. Als je eenmaal aan het knippen bent, kun je niet meer stoppen. 'Triggerhappy' noemt Romke van de Kaa dat in zijn boek 'Buiten de perken'. Ik weet er alles van. De biobak was in één keer vol plus nog een stuk of wat vuilniszakken.

Dan naar het tuincentrum voor palen en paalhouders. Een verfje erover, dacht ik, anders steekt het zo af. Nu níet zeker: bij die oude schutting! Wanneer doe je het goed?!
Enfin, het is zaterdagmorgen, tien uur en mooi weer(!): man en buurman komen in actie om de gehavende schutting weer in het gareel te krijgen. Ik zei nog: "O! mijn persicaria!" en "Probeer nou …", maar dit soort werk en plantjes, dat gaat natuurlijk niet samen - dat snap je toch ook wel. Dus toen de mannen weer weg waren kon ik aan een tweede snoeironde beginnen. "Hou jíj nog wat over?" klonk het van de andere kant: mijn buurvrouw, met háár snoeischaar!
Wat een geluk dat het april is: de tuin-explosie-maand, waarin alles aan een groeispurt begint. Struiken en bomen én gesnoeide klimop schieten in het blad, planten rijzen op uit de grond. Die kale schutting? Daar zijn we zó weer overheen!

Maart 2002

maandag 21 januari 2002

-1- Dertig columns verzameld in een boekje!


In mei 2005 is het boekje 'In mijn tuin ...' verschenen met daarin de eerste dertig columns, die ik schreef voor de regionale krant BuurContact. Het zijn belevenissen in de tuin, maar ook andere (gerelateerde!) onderwerpen komen aan bod. Ik heb het boekje zelf geïllustreerd met tekeningen en daarvan zal ik sommige ook op dit blog plaatsen. Want voor de volledigheid krijgen ook deze eerste columns een plaatsje op mijn blog.
Het boekje is nog steeds te koop. Belangstellenden kunnen het bij mij bestellen via een reactie op dit bericht.