Heggenmussen
Op
3 september jl. verscheen in de Volkskrant naast het sombere wereldnieuws een
opgewekt artikel over de natuur in Nederland: die leeft op. In de afgelopen
twintig jaar is het aantal bedreigde planten- en diersoorten afgenomen en sinds
2005 verkeren minder soorten in de problemen. Door natuurspecialisten van het Centraal
Bureau voor de Statistiek werd onderzoek gedaan naar planten, broedvogels,
zoogdieren, reptielen, amfibieën, dagvlinders en libellen. Volgens het CBS
hangt de opleving samen met de maatregelen die in de afgelopen decennia
getroffen zijn op het gebied van natuur- en milieubescherming. Helaas blijven
dagvlinders en amfibieën achter in de resultaten.
|
Maar onder een pot, in de zaagsneden in de berkenstronk, overleven behalve pissebedden ook een klein padje en een salamander. Klik de foto aan voor een vergroting! |
In
het agrarisch gebied, ongeveer 65% van ons land, zijn veel vlindersoorten zo
goed als verdwenen en het zal een grote inspannning vergen om daar verbetering
in aan te brengen. Vooral ook omdat deze achteruitgang met name te wijten is
aan stikstofuitstoot vanuit het verkeer en de landbouw. Bloemrijke akkerranden
kunnen helpen en een diverse bermbegroeiing. Maar misschien kunnen ook wij
tuiniers een steentje bijdragen door vlinders naar onze tuinen te lokken.
Vlinders
en rupsen horen bij elkaar als de kip en het ei. Vlinders in de tuin wil
iedereen wel, maar rupsen: die zijn net zo erg als slakken. Helaas, zonder
rupsen geen vlinders. En net als bij de kip en het ei kun je je ook bij de
vlinder en de rups afvragen wie er het eerst was. Ik zou zeggen: laten we met
de rupsen beginnen, want die verpoppen zich tot vlinders.
|
Dit is de rups van de perzikkruiduil, Melanchra persicariae. Hij eet hier het blad van de schildpadbloem, Chelone obliqua |
Rupsen
komen voort uit door vrouwtjesvlinders gelegde eitjes op precies die planten
die door de jonge rups gegeten worden. Misschien heeft ze dat wel onthouden uit
haar eigen rupsentijd. Rupsen zijn grote eters en die zien we dus liever niet in
de tuin, vooral niet de soorten die álles lekker vinden. Maar gelukkig zijn
sommige ook kieskeurig en zo kun je zelf een beetje bepalen wie er straks in je
tuin zullen rondfladderen.
|
Cirsium rivulare, veder- of beekdistel |
Een
distel levert aan het eind van de rit een Distelvlinder, kamperfoelie misschien
een Kleine ijsvogelvlinder, de pinksterbloem Oranjetipjes, de sleedoorn het Groot
geaderd witje of zelfs een Koningspage, de vuilboom een frisse Citroenvlinder
en wilde peen spant de kroon met de Koninginnepage! Meer diversiteit met
slechts één soort beplanting vind je bij de brandnetel.
|
Kamperfoelie |
Brandnetels
zijn in trek bij de rupsen van (onder andere!) de Dagpauwoog, Kleine vos,
Gehakkelde aurelia, Vanessa atalanta en het Landkaartje. Dat is een mooie
verzameling en zeer de moeite waard om een brandnetelhoek voor in te richten.
Maar hoe kom je aan brandnetels? Soms verschijnt er spontaan een exemplaar,
maar die kan na een paar jaar ook zomaar weer verdwijnen. De plant is te
vermeerderen uit wortelstokken, maar je kunt ook brandnetelzaden bestellen. Op
Internet zijn verschillende leveranciers te vinden en de brandnetels kunnen
half maart gezaaid worden. Brandnetel, Urtica dioica, is een meerjarige plant
voor vochtige, voedselhoudende grond. Behalve rupsen zijn gek genoeg ook
slakken liefhebbers van de harige blaadjes. En wijzelf kunnen de jonge toppen
van de brandnetel in de keuken verwerken tot smakelijke en gezonde happen,
zoals brandnetelstamppot, brandnetelsoep of een brandnetelquiche. Doe dit wel
vóór de plant gaat bloeien; na de bloei gaat de smaak achteruit en is het eten
van grote hoeveelheden brandnetelblad mogelijk schadelijk voor de gezondheid.
|
De vuilboom, Rhamnus frangula, heeft zijn naam niet
mee, maar is een geweldige boom voor insecten... |
|
... en ook de Citroenvlinder, Gonepteryx rhamni, hier op klimop |
Rupsen hoeven zich hier niets van aan te
trekken: die eten door tot ze letterlijk uit hun vel barsten en dat herhalen ze
dan nog vier keer. Dat moet genoeg zijn en de rups zoekt een veilige plek om te
verpoppen. Een pop hangt tussen de planten of blijft gewoon op de grond liggen,
tot er na twee tot drie weken of soms zelfs maanden, een prachtige vlinder
tevoorschijn komt. Maar vlinders nemen geen genoegen met een bosje brandnetels,
dus moeten we in dit stadium zorgen voor gekwalificeerde vlinderplanten.
|
Beemdkroon, Knautia |
|
Phlox |
|
Kaardebol, Dipsacus fulonum |
|
Sedum spectabile en herfstasters: mooie combinatie |
Dagvlinders zijn in het bijzonder gevoelig
voor de kleur rood, maar als je een Buddleja, vlinderstruik, in de tuin hebt,
zal die waarschijnlijk toch de meeste vlinders aantrekken. Voor de kleine tuin
zijn er kleine vlinderstruiken, zoals de Buddleja davidii ‘Free Petite’ en
‘Blue Heaven’ die beide niet hoger worden dan 70 cm. Verder houden de kleine fladderaars
van bloeiende braamstruiken, Knautia (beemdkroon), Hesperis (damastbloem), lavendel
natuurlijk, Eupatorium (lever- of koninginnekruid), Tagetes (afrikaantjes),
Cirsium rivulare ‘Atropurpureum’ (vederdistel en ook nog paarsrood), Centaurea
(korenbloemen), Epilobium (wilgeroosje), Phloxen (de blauwpaarse in mijn tuin
geurt, terwijl de roze exemplaren dat niet doen), Origanum (wilde marjolein),
Asters, voor de laatkomers, Verbena (ijzerhard), Dianthus (anjers),
Leucanthemum vulgare (margrieten), Sedum spectabile (vetkruid), Lonicera
(kamperfoelie), Cheiranthus (muurbloem), Dipsacus (kaardebol) en nog veel meer.
|
Ook de rups van de Gehakkelde Aurelia, Polygonia c-album, leeft op de brandnetel, maar ook wel op hazelaar, iep en |
|
hop! |
September
is een mooie maand voor nieuwe aanplant. Maak een keuze uit de lijst van
vlinderplanten, probeer voor een hoekje achteraf wat brandnetels te bemachtigen
(handschoenen aan!) en dan zullen we de natuurspecialisten van het CBS eens wat
laten zien bij hun volgende onderzoek - ergens in 2023! En o ja, ik heb een
prachtig klein padje in mijn tuin: alvast een opstekertje voor de amfibieën!
September 2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten