Heggenmussen
Half
april: een goed moment om zomerbollen te planten, buiten in potten of al in de
volle grond. Mocht er nog een nachtvorstje langskomen, dan kunnen de bollen
daar onder de grond wel tegen. De potten kunnen tijdelijk naar binnen. Tot de
zomerbolletjes wordt ook ‘geluksklaver’ gerekend. Mijn rode klaver, Oxalis
triangularis, staat in een grote pot en die heb ik nu al twee winters buiten
laten staan. Per ongeluk. Pas als ik in het voorjaar iets nieuws in deze pot
wil planten, zie ik dat ie al bezet is! Maar de geluksklaver doet zijn naam eer
aan en loopt gewoon weer uit!
|
Oxalis, geluksklaver |
Dahlia’s
zijn níet zo gemakkelijk over het hoofd te zien. Zeker niet de ‘Dinner Plate’
dahlia’s, die verkozen zijn tot zomerbol van het jaar vanwege hun uitzonderlijk
grote en massieve bloemen: ter grootte van een dinerbord, met een doorsnede van
zomaar dertig centimeter! Want dat blijkt de trend te zijn voor deze zomer:
groot en uitbundig. Zo niet in Duitsland, waar dit jaar Epimedium is uitgeroepen
tot vaste plant van het jaar. Nederlandse naam: elfenbloem en dat is precies de
goede typering van deze planten met hun sierlijke bloemen en een maximale
hoogte van vijfenveertig centimeter. Epimedium bloeit in april en mei, behalve
de variëteit E. cantabrigiense, die van juli tot september bloeit. Ze hebben
trouwens een voorkeur voor schaduw. Alles bij elkaar het volkomen tegenovergestelde
van de bordgrote dahlia’s. Zelf ga ik toch voor de dahlia’s, die de hele zomer
bloeien, maar dan wel die van het vertrouwde formaat. Tenslotte is er voor elk
wat wils.
|
Dahlia Chat Noir |
|
Eh, oranje dahlia |
|
Dahlia Fascination |
Ook
de ‘ouderwetse’ gladiolen, Gladiolus ofwel zwaardlelie, brengen een vrolijke
noot in de tuin. Laat je niet afschrikken door die merkwaardige uitdrukking: de
dood of de gladiolen. Dat slaat vooral op sporters die een zeker risico nemen
bij het halen van de eindstreep. Een uitvloeisel daarvan zie je elk jaar in de Nijmeegse
vierdaagse, waar de wandelaars met gladiolen over de eindstreep komen. Die
hebben ze dan ook verdiend! Maar wij tuiniers hoeven niet de gladiator te
spelen en met het zwaard ten strijde te trekken om de Gladiolus binnen te
halen: ze zijn in minstens zoveel varianten en kleuren te koop als dahlia’s.
Zoek de mooiste uit en combineer ze met vaste planten, dahlia’s of andere
zomerbollen.
|
Abessijnse gladiool: óók heel mooi |
Lelies,
Lilium, zijn net als gladiolen bestand tegen wat vorst. Ze kunnen daardoor al
in maart buiten geplant worden. Maar in april komt het ook nog goed. Lelies
zijn er in talloze varianten en ook met meer of minder geur. Heel mooi is de
Madonnalelie, Lilium candidum, in zuiver wit. Voor de Koningsdag valt de keuze
natuurlijk op Lilium regale: koningslelie. Let maar eens op, op 26 april! Dit
is ook nog eens een trompetlelie met nota bene oranje stuifmeel. Hoe mooi wil
je het hebben!
Misschien
toch een keizerlijke bol? Plant dan Fritillaria imperialis: de keizerskroon.
Eigenlijk hoort deze Fritillaria niet thuis tussen de zomerbollen, want hij is
winterhard. Maar daar wordt het alleen maar gemakkelijker van. Naar verluid
houdt deze Fritillaria mollen op een afstand: de bloemen ruiken bepaald niet
lekker. Plant ze dus niet naast het terras.
Wie
het rijtje ‘koning, keizer, admiraal’ af wil maken, kan er nog een witte
vlambloem bij zetten: Phlox ‘White Admiral’. Een vaste plant, voor de grap.
|
Witte phlox, White Admiral? |
Een
‘zomerbol’ die we met blad en pot en al binnen overwinteren, is de Agapanthus
ofwel Afrikaanse lelie. Een klassieker. Eigenlijk is deze lelie geen bolgewas,
maar een kuipplant. Vroeger werd aangeraden om deze plant vooral krap te houden
en dus niet in een grotere pot te zetten. Dat leverde uiteindelijk een pot vol
witte wortels op en weinig bloei. Gelukkig is men van deze barbarij
teruggekomen: ook de Agapanthus verdient een ruime pot met goede potgrond en,
net als alle (pot)planten, op zijn tijd wat mest. En ga er niet vanuit dat ze
vorst kunnen verdragen; bij -5°C houdt het wel op. Er zijn verschillende
varianten in twee kleuren: wit en blauw.
|
Ook bij de bij in trek: Agapanthus |
En
omdat het niet altijd zo groot hoeft, zijn er knolbegonia’s, Begonia tuberosa
hybrida. In 1865 werden de oorspronkelijke soorten van de knolbegonia ontdekt
in het Andesgebergte in Bolivia en Peru. In België was Van Houtte een van de
belangrijkste veredelaars. Het kweken van de knolbegonia werd een specialiteit in
de omgeving van Gent. Zo’n vijfentwintig bedrijven produceren daar op jaarbasis
zo’n dertig miljoen begoniaknollen, waarvan de helft (!) naar Nederland
geëxporteerd wordt. Je hebt ze dus waarschijnlijk al.
Aan
de slag, met de zomer in de bol!
April 2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten