woensdag 15 november 2006

SIGNALEN

HEGGENMUSSSEN
November is een ongezellige, saaie maand. Op zoek naar inspiratie voor een opwekkend artikel stuitte ik op het boek ‘De Victoriaanse Bloementuin’ van Jennifer Davies, coproducent van de gelijknamige televisieserie die begin jaren ’90 werd uitgezonden. Tuinbaas Harry Dodson laat o.a. aan de hand van eigen, vroege herinneringen zien, hoe het er in het Victoriaanse tijdperk aan toe ging in een Engelse bloementuin.
Het typisch Engels gebruik van mistletoe met kerstmis is ons welbekend: onder een maretak mag gekust worden. Die charmante traditie kennen wij niet. Wij zoenen links en rechts, te pas en te onpas, drie keer en bij elke gelegenheid. Tenzij de tegenpartij een button draagt: IK ZOEN JE NIET. Dat is duidelijke taal en daar houden wij van. (Te bestellen via Internet bij psycholoog Dolph Kohnstamm).
In de negentiende eeuw gaf men zijn signalen iets subtieler af tijdens bals, partijen en andere ontmoetingen. Op de allereerste bladzijde van het boek wordt dan ook omstandig de ‘taal en poëzie der bloemen’ uit de doeken gedaan. Dat is nog niet eenvoudig. Niet alleen heeft de bloem zelf betekenis, ook de manier waarop zij wordt aangeboden of gedragen is van cruciaal belang. Mét blad is zeer positief, maar een kale stengel, zonder blad, geeft de boodschap helaas een negatieve lading. Verder kan een bloem naar links nijgen (dat betekent: ‘ik’), of naar rechts en dan gaat het om ‘gij’. Dan kun je ook nog een bloem aan de rechterhand aanbieden (positief), of aan de linkerhand (negatief). Woorden zijn zo overbodig.


Beetje geel: beetje afnemende liefde!
Verschillende betekenissen worden toegekend aan de manier waarop een bloem gedragen wordt: in het haar, op de borst of op het hart. Die van een bloem in het haar (‘voorzichtigheid’) lijkt mij overigens voorbehouden aan vrouwen. Zelfs de knoop in het lint om een bloem kan iets aan de boodschap toevoegen.
19-EEUWSE ROMANTIEK
De betekenis van de bloem in kwestie is vaak zeer negentiende-eeuws. Oranjebloesem, gedragen door de bruid, betekende: ‘uw zuiverheid evenaart uw lieftalligheid’. Zoiets zouden wij nooit zeggen. En pas op als je rozen meeneemt voor je geliefde. Van een bos gele rozen zou ze wel eens kunnen schrikken: die staan voor ‘afnemende liefde’. Als je die in je linkerhand geduwd krijgt, weet je hoe laat het is! Een gemengd boeket van rode en witte rozen duidt op ‘eenheid’- die zou ik dan voor de zekerheid toch graag in mijn rechterhand krijgen. De hondsroos is voor maîtresses: ‘aangename maar pijnlijke liefde’! Lijsttrekkers op verkiezingsbijeenkomsten doen er goed aan een rode chrysant te dragen (‘ik bemin’) naast een witte (‘waarheid’). Geurgeraniums zijn helemaal uit: ‘ik bespreek u voor de volgende dans’. Dat is nu écht onbespreekbaar geworden! En stel je voor, je bent tot over je oren verliefd en krijgt in het vroege voorjaar van je geliefde een jonquillenarcis aangeboden: ‘ik smacht naar uw genegenheid’. Dan wil je niets liever dan laten weten: ‘ik deel uw gevoelens’. Maar daar heb je een margriet voor nodig en die bloeit pas in juni. De sneeuwklokjes voor ‘troost en hoop’ zijn al weg.


Een rode tulp (‘liefdesverklaring’) kan uitkomst bieden, misschien nog voorafgegaan door een krokus (‘vreugde’). Krijg je géén pioenen (‘woede’) of een bosje lathyrus (‘vertrek’), maar driekleurige viooltjes (‘u bent in mijn gedachten’), dan komt het waarschijnlijk in de loop van de zomer wel goed en kunnen er in september, als alternatief verlovingskaartje, phloxen rondgestuurd worden: ‘onze zielen zijn verenigd’. Nu is het zaak om lavendel, hoe heerlijk geurend ook, buiten de deur te houden (‘wantrouwen’) tot in het voorjaar de bluebells weer bloeien, ‘standvastigheid’. Eindelijk komt de oranjebloesem in zicht!
ALTIJD POSITIEF
Hoe romantisch allemaal en hoe omslachtig, afgezet tegen de sms-jes van tegenwoordig, in een verre van bloemrijke taal. Moeten we erom treuren, dat bloemen ons niets meer zeggen? Nee hoor. Nog steeds is er sprake van een bloementaal, alleen is die veel algemener geworden. Tegenwoordig hebben alle bloemen eenzelfde betekenis, voor wie je ze ook koopt, en die is altijd positief.
Op de Bloemenveiling van Aalsmeer spreken de getallen. Elke dag worden daar maar liefst 22 miljoen bloemen en planten verkocht. Omzet per dag 6,6 miljoen Euro. In dit grootste handelsgebouw ter wereld (!) passeren elke dag zo’n driehonderd verschillende soorten bloemen, die op hun beurt weer in honderden variëteiten kunnen voorkomen. Maar liefst vierhonderd verschillende rozen om uit te kiezen en zelfs meer dan vijfhonderd chrysanten, om maar eens twee van de driehonderd soorten te noemen.
Met zo’n aanbod aan bloemen hoeft november dus helemaal niet ongezellig en saai te zijn. Laat de tuin even voor wat hij is (met rust!) en trakteer jezelf op een fleurig boeket van de bloemist. Een mooi signaal in november!
November 2006

vrijdag 10 november 2006

OP WARE GROOTTE


In míjn tuin …
… leven behalve veel planten ook veel dieren: vogels, muizen, salamanders, kikkers, katten, enzovoorts. En alles op ware grootte: de verhoudingen kloppen. Misschien val ikzelf een beetje uit de toon, met mijn eenmetertweeënzeventigeneenhalf en een iets meer dan bijpassende diameter. Hoewel, ik kan nog door het hekje. Niets aan de hand; de verhoudingen zijn uitstekend, in mijn tuin met planten en dieren.
Hoe anders vond ik dat in de dierentuin, met áán- maar ook áfgepaste gebiedjes.
Toen ik er een dag na ons bezoek aan terugdacht, herinnerde ik mij trouwens in de eerste plaats de onafgebroken stroom van mensen: voorbij de souvenirwinkel, langs de toiletten, door het restaurant, tussen de kinderboerderij en de bisons door naar de slingerapen en dan omhoog, om de elanden van bovenaf te zien; om de hoek naar beneden richting neushoorns en giraffen, gewoon met de stroom meedrijven naar de nijlpaarden, even uitblazen bij de olifanten en in het langslopen de kangoeroes kieken (zodat ze thuis rustig bekeken kunnen worden), waarna we gezamenlijk stoven in de vlindertuin en tenslotte massaal naar de haaien gaan. Maar dan is inmiddels de uitgang in zicht. Voor óns, de voyeurs. De dieren blijven achter, in hun nagebootste biotopen.
Want dat moet gezegd: alles is uit de kast gehaald om het de dieren naar de zin te maken. Voorzover ik dat als leek kan zien, vertonen zij dan ook natuurlijk gedrag. Op een hoop zand staan stokstaartjes op de uitkijk alsof het de woestijn zelf is. Volwassen olifanten beschermen een jong - ja, waartégen eigenlijk? - en apen vlooien elkaar ongegeneerd waar je bij staat. Geen dier lijkt zich bewust van de drommen nieuwsgierigen, de flitsende camera’s, de jengelende kinderen. Hoe ver rijkt hun gezichtsvermogen, hun bewustzijn? Wat weten ze van wat ze missen? Ach, wat weten wíj van wat we missen? En wat niet weet, dat deert toch ook niet?! De verzorging hier stijgt in ieder geval ver uit boven de verzorging op veel andere plaatsen in onze samenleving.
Zo draaien mijn gedachten in een kringetje rond. Ben ik vóór of ben ik tégen een verzameling dieren van over de hele wereld op zo’n heel klein stukje Nederland?
Misschien moet ik nog eens terug, op een miezerige doordeweeksedag, ergens in de winter. Om zonder afleiding van zoveel soortgenoten onder de indruk te komen van al die bijzondere dieren, die ik in ieder geval nóóit zal zien in mijn-tuin-op-ware-grootte!

November 2006